De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Rudolf Geel
| |
Eerste bedrijf
(Het clublokaal van een tennisvereniging. Links loopt een enigszins schuin geplaatste wand, met ramen en een deur, die zich in de buurt van de toneelrand bevindt. Rechts een wand met twee deuren die toegang geven tot de dames- en herenkleedkamer. Scènes in de herenkleedkamer moeten zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Achter in het clublokaal is een bar. Achter deze bar een kast met flessen, dozen met tennisballen. koeken enzovoort. De wanddelen die vrij zijn, hangen vol met affiches. Twee van die affiches lopen zeer in het oog. ‘Veteranentoernooi Winterswijk’ en ‘Groot Jeugdtoernooi Winterswijk’. Verder staan er in de ruimte nog een paar tafeltjes en stoeltjes. Asbakken op de tafeltjes en vaasjes bloemen. Dit decor geldt voor het eerste en het derde bedrijf. Het tweede bedrijf speelt ongeveer vijfendertig jaar eerder dan de twee overige. Dit betekent onder meer dat er andere affiches hangen. Als het stuk begint onweert het. Niemand bevindt zich op het toneel. Dan verschijnt de kantinehoudster Anna achter de bar en begint koffie te maken in een koffiemachine. Water gutst langs de ramen. Het onweer neemt nog toe. Lichtflitsen. De deur wordt opengestoten. Henri en Johan, beiden ongeveer zestig jaar oud, komen binnen, Henri draagt een lange tennispantalon, Johan een modieuze korte. Daarbij draagt Henri een lang blauw wollen vest. Johan heeft een tennisjek aan. Beiden dragen twee rackets met zich mee, met hetzelfde merk op de hoezen. Als ze binnen zijn, bespat door de regen, lopen ze ieder naar een tafeltje, leggen hun rackets erop en wrijven hun bril (Henri) dan wel hun haar droog. Hierna loopt Johan de herenkleedkamer binnen en keert meteen hierop terug met een handdoek. Hij veegt zijn gezicht droog. Gooit dan de handdoek naar Henri. Deze heeft inmiddels een racket uit de hoes gehaald en begint de snaren droog te wrijven met zijn zakdoek, zeer precieus.)
johan:
(Zich droog wrijvend)
Verdomme zeg, als ze nog es wat weten!
henri:
(Wijst op zijn racket. Tikt op de besnaring. Drukt erop met zijn vingers)
Moet je dat nou eens zien!
johan:
(In de weer met zijn handdoek)
Ik had in de sauna kunnen zitten!
henri:
(Nieuwsgierig. Met zijn bril in de hand)
In de sauna?
johan:
(Zonder acht te slaan op Henri's vraag)
Het regenen wordt harder met de jaren. Lijkt het.
henri:
Potverdomme nou!
(Anna, die bij het binnenkomen van de heren is verdwenen, keert terug achter de bar. Zij draait aan de knoppen van de koffieketel. Henri en Johan slaan geen acht op haar.)
johan:
Toch moet ik zeggen dat ik die partij had willen voltooien.
(Stilte)
Onaangenaam gevoel dat iets onafgemaakt blijft liggen. Kan daar ook niet tegen op kantoor.
henri:
(Na korte stilte)
Een slechte tijd voor doorzettingsvermogen.
johan:
Je denkt soms dat ze kunnen klokkijken om te zien of het toevallig al half zes is.
henri:
(Pakt Johans zakdoek en wrijft daarmee over zijn broek. Onverschillig:)
Lamzakken. Hebben hun portemonnee op de plaats van hun hart. | |
[pagina 150]
| |
(Kijkt uit het raam. Nu geïnteresseerd:)
Verrek, kijk daar nou eens!
johan:
(Komt aanlopen. Kijkt)
Ik zie niks.
henri:
(Wijst)
Baan zeven! Kijk, kijk!
johan:
(Buigt zich voorover. Tuurt)
Mijn god. Mijn god!
henri:
Dat is toch niet mogelijk!
johan:
De banen staan blank. Hé Henri, die ouwe is gek geworden!
henri:
Of die gek is.
johan:
(Peinzend)
Daarnet was ie er toch niet.
henri:
(Opnieuw uit het raam kijkend)
Moet je dat nou zien!
johan:
We moeten hem gaan halen. Die vat longontsteking. Die gaat daar onherroepelijk dood!
henri:
Moet je kijken, hij oefent zijn service!
johan:
Maar de ballen moeten doodslaan. In die plassen.
henri:
(Wendt zich af van het raam)
Ik heb nooit geweten dat ie gek werd.
johan:
(Blijft kijken)
Aderverkalking.
henri:
Maar je kunt die man daar toch niet zo maar...
johan:
(Hem onderbrekend)
Henri! Hij zwaait! Hij zwaait naar ons!
henri:
(Zonder opnieuw te kijken)
Die is helemaal gek.
(Hij gaat zitten)
(Achter de bar rinkelt Anna met vaatwerk, Houdt dan twee kopjes één voor één onder de kraan van het koffieapparaat. Dat laatste kunnen de toeschouwers natuurlijk niet zien. Zij zien hoe twee dampende koppen koffie door Anna op de bar worden gezet. Johan keert terug van het raam. Gaat op een stoelleuning zitten.)
johan:
Zie hem nog voor de eerste keer spelen. Wat een openbaring. Was toen geloof ik tien. Kwam hier aan het handje van mijn broertje. Denk dat ie toen twintig was. Sterk aan het net.
henri:
Ze pakten hem ook zelden aan de baseline.
johan:
(Schamper)
En opeens pakten ze hem overal.
(Hij staat op en loopt naar de bar. Daar staan de koppen dampende koffie.)
johan:
Hé hé, kijk toch eens! Dat is toch fantastisch. Als vanouds!
(Hij brengt de koppen koffie naar hun tafeltje. Henri steekt zijn beide armen in de lucht en slaat boven zijn hoofd zijn handen in elkaar. Roept:)
henri:
Anna!
johan:
't Is alweer een tijd geleden. Dat we niet meer konden spelen door de regen.
henri:
Ik herinner het me niet precies.
johan:
O ja, het klaarde toen fantastisch op! Je zag een regenboog. Windstil daarna.
henri:
Altijd een beetje unheimisch, zo'n windstille dag.
johan:
In je herinnering waait het ook nooit.
(Meteen daarop:)
Anna!
(Anna kijkt op vanachter de bar. Johan wenkt haar. Zij komt achter de bar vandaan en loopt naar Henri en Johan toe. Op Johans zwijgende uitnodiging kijkt zij ongeïnteresseerd naar buiten.)
johan:
Anna. Zie jij daar ook meneer Van Prinsen Gaasbeek spelen?
anna:
(Kijkt nu beter. Dan, verwonderd:)
De oude meneer Prinsen Gaasbeek?
johan:
(Geïrriteerd)
De alleroudste meneer Prinsen Gaasbeek.
anna:
Wat doet die in dat noodweer?
henri:
Dat vragen wij ons ook af, Anna.
johan:
Dank je wel Anna. Voortreffelijke koffie.
henri:
Zoals altijd!
johan:
Ik vraag me af wat die ouwe daar doet.
henri:
Misschien wil ie zichzelf vernietigen.
johan:
Dan weet ik wel een betere manier voor hem!
henri:
(Met minachting)
Alsof ie nog moet trainen voor het een of andere toernooi.
johan:
Nou ja, als ie krepeert dan hebben wij hem nog als tennisclown gezien.
henri:
Het verstand slinkt met de jaren. Soms.
johan:
(Bedachtzaam)
Ik kwam er nog wel eens. Toen ze daar in de rotzooi zaten.
henri:
In de rotzooi zaten ze!
johan:
Dacht dat ie er prijs op stelde.
(Stilte)
Hard als graniet! Zonder een greintje mededogen. Schelden, tieren! Je had die ouwe moeten zien. In zijn gek welde trots.
(Stilte)
Op zichzelf was dat heel boeiend. Uit psychologisch oogpunt.
henri:
Dat vond ie zelf zeker ook?
johan:
Ik dacht wel eens dat ie me weg zat te kijken.
(Stilte)
En toch speelden we vroeger een aardig partijtje. Leerde nogal iets van hem.
henri:
Hoe snel was je niet zóveel beter!
johan:
Hij was sterk.
henri:
Ach sodemieter op.
johan:
Sterk aan het net. | |
[pagina 151]
| |
henri:
Ik heb hem weg zien slaan als een rotte tomaat. Heb het hem trouwens verteld. Op een keer.
johan:
Het lijkt wel of jij jaloers op hem bent!
henri:
Ik ben verdomme, godverdomme niet jaloers!
johan:
Dat ie daar speelt en jij hierbinnen zit te kleumen!
henri:
Jezus nee!
johan:
Waarom gun je hem zijn reuma niet?
henri:
(Minachtend)
Reuma.
(Stilte)
Toen jij jong was dacht je niet aan reuma.
johan:
Toen jij jong was had je nog geen last van jaloezie!
henri:
Omdat ik niet in de regen loop?
johan:
Omdat je bang bent voor de consequenties.
henri:
Godverdomme Johan. Voor een buitje regen?
johan:
Voor een ouwe kerel.
henri:
(Schouderophalend. Berustend)
Het was altijd al een rare donder.
johan:
(Op zijn horloge kijkend)
Ze zouden toch om half vier komen?
henri:
(Knikt)
Het is hier tamelijk benauwd.
johan:
Ze zouden eens op tijd zijn. Kwart voor vier.
henri:
(Kijkt weer naar buiten)
Die ballen moeten toch kletsnat zijn!
johan:
Als lood.
henri:
Ik zie ook niet dat ie met ballen speelt.
johan:
Je denkt toch niet dat ie de een of andere pantomime....
henri:
(Zich naar Johan omkerend)
Waarom niet?
johan:
Misschien is ie dood!
henri:
(Geïrriteerd)
Hij rent heen en weer langs de baseline.
johan:
(Schouderophalend)
Ze bewegen soms nog even.
henri:
Haal je niets in je hoofd.
johan:
Hij zal er wel zijn redenen voor hebben!
henri:
(Loopt weg van het raam)
Ze zeggen wel: de sterkste generatie is de generatie die geweest is.
johan:
Ik moet er toch niet aan denken dat ik op een dag net zo mijn kop zal verliezen!
henri:
Alsjeblieft.
(Kijkt nu ook op zijn horloge)
We moesten hier maar wachten op de vrouwtjes.
johan:
Jezus, als je eens dit soort understatements achterwege liet!
(Hij loopt opnieuw naar het raam. Bukt zich even. Tuurt. Gaat weer rechtop staan. Tevreden:)
Aha. Weggespoeld. Eindelijk!
henri:
(Vol haat)
De ouwe aansteller.
(De deur gaat open. Willem van Prinsen Gaasbeek, een gedistingeerde, zij het nu verregende oudere heer, komt vief binnen. Een regenjas hangt los over zijn schouders. Hij kijkt om zich heen, zonder acht te slaan op Henri en Johan. Hij legt de regenjas af. Wij hebben reeds vernomen dat hij beduidend ouder is dan Johan en Henri. Dit is evenwel nauwelijks te zien. Hij maakt een zeer fitte indruk. Nadat hij een hand door zijn natte haar heeft gehaald en die heeft afgeslagen, valt zijn aandacht pas op Henri en Johan.)
prinsen:
Jongetjes!
johan:
Wat ben je nat man.
henri:
Jij speelde daar toevallig toch niet in de regen?
prinsen:
(Opgewekt)
Oefende mijn service.
henri:
Die heb je nou toch meer dan tachtig...
prinsen:
(Hem onderbrekend)
Je weet nooit wanneer oefening kunst baart.
(Hij lacht)
henri:
Je bent toch niet ziek?
prinsen:
Beter dan ooit!
henri:
Uiteindelijk is het natuurlijk jouw zaak.
johan:
We zien er alleen het nut niet van in.
prinsen:
(Op prettige toon)
Ik geef toe... Ik geef toe, je ziet geen pest tegen die regenvlagen in.
(Henri en Johan kijken elkaar veelbetekenend aan.)
prinsen:
(Vervolgt)
Een kwestie van blind spelen.
johan:
Als een blind paard.
prinsen:
(Met lichte minachting)
Papkinderen.
henri:
Dat moet jij vooral zeggen!
prinsen:
(Verstrakt. Doet een stap in Henri's richting. Op dreigende toon)
Wat bedoel je daarmee?
henri:
Nou ja. Ik wil je niet beledigen.
prinsen:
Ik hoop niet dat je mijn...
(Aarzelt. Kijkt Henri kwaad aan)
johan:
(Prinsen Gaasbeek aanvullend)
Zoon, Willem, zoon. Bedoelde ie niet.
prinsen:
(Op bijtende toon tegen Henri)
Weet je waarom ik in de regen speel?
henri:
Omdat er in de regen niet te spelen valt.
prinsen:
(Op dezelfde toon als daarnet)
Maar ik | |
[pagina 152]
| |
speel er. Je stond toch te kijken?!
johan:
(Komt naar de twee kemphanen toe. Legt vaderlijk zijn arm om Prinsen Gaasbeeks schouders)
Speel jij nou maar lekker in de regen. Kijk eens even, wat een lekker fris buitje!
prinsen:
Denk je dat ik simpel ben?
johan:
O nee!
prinsen:
Omdat ik de kans grijp die een stortbui biedt?
henri:
(Zeer geïrriteerd)
Wat voor kans?
prinsen:
Als moeilijkheidsfactor bij de service.
(Hij wijst in de richting van het affiche waarop staat ‘Veteranentoernooi Winterswijk’, waarnaast het tweede affiche hangt met de tekst: ‘Groot jeugdtoernooi Winterswijk’)
Jullie gaan toch ook naar Winterswijk?
johan:
Verdomme zeg. Dat is vijftien jaar geleden dat ik jou op een toernooi zag.
prinsen:
Zeventien!
henri:
Mag ik even horen wat er bij jou losgeslagen is?
prinsen:
Mijn verloofde.
johan:
(Perplex)
Je verloofde?
prinsen:
Doet mee aan het jeugdtoernooi.
(Wijst nog eens)
Tot eenentwintig.
johan:
Je ziet alles toch nog wel heel helder?
henri:
Misschien moet ie wat anders in de regen hangen.
johan:
(Wuift Henri's opmerking weg. Zegt met nadruk tegen Prinsen Gaasbeek:)
Luister nou eens: een verloofde?
prinsen:
Een verloofde.
johan:
Mijn heer!
prinsen:
Je kunt het tij niet keren. Zou ik ook niet willen.
henri:
Eenentwintig. Alsof je een emmer leeggooit.
johan:
Een beerput.
henri:
(Bijna over zijn woorden struikelend)
En nou moet ie van die meid gaan oefenen in weer en wind. Waarom wacht ze niet even tot jullie getrouwd zijn?
prinsen:
Het is niet zozeer een kwestie van moeten.
johan:
(Zakelijk)
Secretaresse?
prinsen:
Iets in die richting.
henri:
Mijn god.
prinsen:
(Pakt zijn regenjas en racket. Gaat in de richting van de herenkleedkamerdeur)
Ik maak me geen illusies. Geen tijd voor!
henri:
Maar je gaat toch niet met de eerste de beste, weet ik wat, hals over kop...
johan:
Misschien wil ze nog wel een kind!
prinsen:
(Verstrakkend)
Wat zijn jullie fijngevoelig.
(Stilte)
De jaloezie druipt uit je ogen.
(Stilte. Roept dan:)
Weet je hoelang dat geleden is toen jullie vijfentwintig waren en we jullie uitzonden naar Wimbledon!?
(Hij gaat de kleedkamer in)
henri:
Mijn god jongen. We worden oud.
johan:
Toen ik over dat kind begon betrok ie het weer op zijn zoon.
henri:
En dat was toch ook vijftien, zestien jaar...
johan:
Sindsdien zag je hem niet meer op de toernooien.
henri:
Zo'n lekker jong diertje. Verdomme. Heeft het toch mooi voor elkaar.
johan:
Misschien draagt ze een bril.
henri:
Die van ons hebben er twee.
johan:
En misschien heeft ze geen bril. Waarom zou ze? Hè? Zie hem nog met z'n vrouw lopen, vroeger. Mooie lange benen. Zag je natuurlijk niet veel van. Maar hij wel. Dat is duidelijk. Deed toen al precies waarin ie zin had. Liet haar limonade halen. Ik had een krat vol achter haar aan willen slepen. Ze zag zo tegen hem op. Terwijl ie toch maar af en toe in vorm was. Zo was het toch?! Af en toe onverslaanbaar en dan weer een dweil. Terwijl je toch een constant minimumpeil moet zien...
henri:
Lul niet.
johan:
Het zit hem nog steeds dwars. Van zijn zoon.
(Stilte)
Ik bedoelde dat niet.
henri:
Och vergeet het!
(Henri loopt naar het tafeltje waarop zijn racket ligt. Hij gaat zitten en haalt het uit de hoes. Begint de posities van de snaren te controleren. Hier en daar stelt hij er een bij. Daarna pakt hij zijn tweede racket en controleert de spanning van de snaren. Vergelijkt beide rackets op dat punt.)
johan:
Geeft een vertrouwd gevoel.
henri:
(Nadenkend)
Straks moeten we hem nog verslaan. Zie je hem zielig in de regen. Moet ie ongeoefend meedoen met de veteranen. Voor een meid. Of van wege de aderverkalking. Geef je hem een zacht balletje vlak achter het net. Wat een hindernisfactor! Spettert het zweet in zijn ogen. Kunnen ze hem opvegen.
johan:
Dacht je dat? | |
[pagina 153]
| |
henri:
Het gekke is: ik weet het niet.
johan:
Je moet hard zijn. Laat hem maar voelen wat het is...
henri:
Wat het is...
(Zachter:)
Winterswijk.
johan:
Het is geen Wimbledon! Hij komt niet in de krant. Nou ja, als ie krepeert. In het buurtblad.
henri:
Het is gek dat ik jou zoveel jaren niet gehoord heb over Wimbledon!
johan:
(Alsof hij een kinderlijke neiging onthult)
Ik droom er wel eens van. Dat we er spelen.
henri:
Heb je me nooit verteld.
johan:
Het kan me niet meer schelen. Wimbledon. Ik houd niet van profs.
henri:
Aardbeien met slagroom!
(Stilte, dan op rustiger toon)
Het waren altijd profs.
johan:
(Enthousiast)
Hé! Nu je het zegt. Aardbeien! De kostschoolmeisjes met hun petjes. En maar gillen! Alsof je ze zelf zat te knijpen!
(Stilte)
Maak je er toch niet mee, in Winterswijk.
henri:
Ze zouden ons uitlachen. Als we opeens jong werden.
johan:
(Gelaten)
Ach nee.
(Dan, agressief)
Wat een onzin! Wij zouden dan toch ook ...
(Aarzelt. Dan, zachter)
... zijn meegegroeid.
(Stilte. Opnieuw agressief)
Daar kun je toch gewoon van uitgaan!
(Stilte. Wacht op antwoord van Henri, dat uitblijft)
Waarom zeg je niks?
henri:
Omdat je lult.
johan:
Neem, neem nou alleen de conditie. Het is toch in deze tijd belachelijk dat een topman vlak voor een wedstrijd aardbeien met slagroom zit te vreten vanwege de couleur locale!
henri:
Het gaat om de mentaliteit.
johan:
Oho! Precies! Het soort van hardheid dat je op moet brengen. Zoals wij...
henri:
(Bits)
Zoals wij niks!
johan:
(Zachter)
Maar ik herinner me toch... dat weet ik heel zeker ... hoe hard wij konden zijn. Als slachters. O god, ik weet nog best hoe ze jou Killer noemden en mij, mij noemden ze Mes. Herinner je nog? Hallo Mes! Wat was ik daar trots op. En jij liep naast je schoenen. Killer en Mes aan het flaneren langs de banen van het dames-enkel.
henri:
Ze zouden je nou eerder vergelijken met een ragoutbroodje.
johan:
(Geschokt)
Dat meen je toch niet!
henri:
O nee.
johan:
Maar van dat Mes Henri, dat was waar!
henri:
Het wàs waar.
johan:
Onbelangrijk.
henri:
Het was aardig. Maar erg onbelangrijk.
johan:
En we waren ook geen echte killers. En om mij nou uitgerekend te vergelijken met een mes!
(Wacht even. Glimlacht)
Andere tijden!
henri:
Het regende er bijna altijd. Wimbledon.
johan:
(Enthousiast)
En hoe gek werd jij niet van de kostschoolmeisjes. Daar werd jij zo gek van; die rokjes en blazers. Die petjes! En je zeurde er maar over wat voor ondergoed die meiden droegen, en ze zaten maar te gillen en in hun broek te piesen, en daaraan dacht jij toen we tegen Hymes en Marquez moesten spelen!
(Lacht)
henri:
Eigenlijk haatte ik ze, die rotmeiden.
johan:
En toch zagen ze eruit of ze de moeders zouden worden van alles wat beschaafd is, Henri.
(Stilte)
En daar stond jij tegen een bal te rammen alsof je de een of andere continentale barbaar... In een short.
henri:
Ik voel me oud als je dat zegt.
johan:
Vergelijk dat eens met dat toernooi in... Assen. Herinner jij je Assen?
henri:
(Enthousiast)
Of ik me Assen herinner!
johan:
Met die boerenlul!
henri:
We maakten hem in!
johan:
Je kunt het nog steeds maken met een lobje. Daar hebben ze in het noorden nog nooit van gehoord.
henri:
(Minachtend)
Top-spin. Ze kunnen het niet eens uitspreken.
johan:
En je zei tegen dat meisje in die mixed. Het motregende. Je zei ...
(Hij glimlacht breed)
... Ik speel niet graag met natte ballen!
(Ze lachen beiden iets te uitbundig)
henri:
Een doerak die meid.
johan:
Vertel mij wat.
henri:
Ik had haar midden op de tennisbaan, waar we toen natuurlijk niet waren, maar recht onder de maan, god wat romantisch! Ik had haar zo haar tennisbroek van haar truttige kont moeten scheuren. Ik meen het!
(Tijdens deze verklaring is hij half van zijn stoel gekomen. Gaat weer zitten)
johan:
(Zijn tennisbroek ophijsend)
In werkelijkheid droegen ze daar op die dansvloer ook geen tennisbroek, maar van die minuscule dingetjes.
henri:
Die vond je niet terug tussen hun billen. | |
[pagina 154]
| |
johan:
(Terwijl hij naar het raam loopt. Meer tegen zichzelf dan tegen Henri)
En toch bleef je ernaar zoeken.
henri:
(Vanaf zijn zitplaats)
Het blijft donker.
johan:
(Kijkt naar buiten)
Het klaart op.
henri:
(Moedeloos)
Ik zou niet graag spelen op zo'n natte baan.
johan:
(Ook op moedeloze toon)
Met natte ballen.
(Stilte. Dan, zachter)
Dat weet ik toch.
henri:
De pest voor je slag.
johan:
(Iets geïnteresseerder)
Je verliest je maatgevoel.
henri:
Het keert zich allemaal tegen jezelf.
johan:
O ja.
(Kijkt op zijn horloge)
Ze moeten hier nu toch zo aankomen!
henri:
Misschien zitten ze ergens tegenaan.
johan:
Dat optimisme, Henri...
henri:
(Met een gebaar van zijn hoofd in de richting van de herenkleedkamer)
Hij neemt er z'n gemak van.
johan:
Wat een geluk.
henri:
Ik was hem alweer vergeten.
johan:
(Henri bij zijn schouder grijpend)
Dat lieg je!
henri:
Het kan me niet schelen.
johan:
(Schreeuwt)
O ja!
henri:
Het is aardig om erover na te denken.
johan:
Je liegt!
henri:
O nee, Johan.
johan:
Verdomme, verdomme! Waarom geef je het niet toe?!
henri:
Omdat er niets valt toe te geven.
johan:
Je zou hem een poot willen uitdraaien. Omdat je toevallig goed bent in het uitdraaien van poten!
henri:
Ik weet niet waar je het over hebt.
johan:
Hij zou je vader kunnen zijn!
henri:
Mijn vader is een afgekloven bot.
johan:
(Schreeuwt)
Je vader Henri, die is dood!
(De deur wordt geopend. Bobbie en Nora, de vrouwen van respectievelijk Henri en Johan, komen binnen. Zij zijn dames van onbestemde leeftijd. Allebei zijn zij duur gekleed.)
johan:
(Zijn handen uitstekend in Nora's richting)
Niet meer dan een half uur te laat!
(Nora schrijdt naar hem toe en keert hem haar wang toe, die Johan vluchtig kust.)
bobbie:
We dachten al: die zullen wel nat zijn die twee.
henri:
Verdomd als het niet waar is.
johan:
Wat een verrassing dat jullie ons toch komen halen.
(Bobbie doet een paar stappen in Henri's richting. Als zij vlak bij hem is gekomen, zegt hij vanuit zijn stoel:)
henri:
Trek me eens overeind.
bobbie:
(Streng maar niet onwelwillend)
Je hebt zeker verloren?
johan:
O maar hij was in topvorm! Tot de regen kwam.
bobbie:
(Tegen Henri)
Bofte jij even.
nora:
Nou, jullie zijn hier ook de enigen!
johan:
(Opgewekt)
Wij kunnen het niet laten!
bobbie:
(Tegen Henri)
Heb je echt verloren?
(Zij glimlacht)
henri:
(Onwillig)
O nee.
nora:
(Alsof ze een vondst presenteert)
Waarom kunnen jullie niet gelijkspel spelen?
johan:
We spélen altijd gelijkspel.
nora:
Jullie worden nog eens bezienswaardigheden.
(Stilte)
Nou ja, net als vroeger.
bobbie:
Als het welkomscomité voor ze uitliep.
nora:
Als je niet beter wist zou je niets liever willen dan de vrouw zijn van een kampioen.
henri:
We zagen die ouwe Prinsen Gaasbeek.
johan:
Doet mee aan het toernooi in Winterswijk.
bobbie:
Winterswijk, mij niet gezien.
nora:
Ik krijg het ijskoud als ik die naam hoor.
johan:
Meisjes! Het is toch gezellig!
nora:
(Walgend)
Gezellig.
bobbie:
Misschien was het laatste avondmaal ook wel gezellig.
johan:
Er komen toch nog een paar buitenlanders. Duitsers, een stuk of wat Belgen.
bobbie:
(Luistert niet)
Het is hier broeierig. Krijg je altijd met dat onweer. In de auto was het ook zo, hè Nora?
nora:
M'n meisje zweette zo. Stonk door het hele huis heen.
(Tegen Johan)
We moesten maar buiten de deur eten.
bobbie:
Je kunt bij ons terecht. Mijn meisje stinkt niet.
henri:
Die ouwe tenniste net toen de bui op z'n ergst was.
nora:
(Niet geïnteresseerd)
Nou, waarom niet?
johan:
(Tegen Nora)
Weet jij wat voor effect dat geeft, met natte ballen?
(Nora kijkt haar man sprakeloos aan. Draait dan langzaam haar hoofd in de richting van
| |
[pagina 155]
| |
Bobbie)
nora:
Denk je dat je genoeg in huis hebt liefje?
(De deur van de herenkleedkamer gaat open en Van Prinsen Gaasbeek komt naar buiten. Hij is gekleed in een zeer keurig pak, met vest. Bloem in het knoopsgat. Zijn tennistas heeft hij in de hand. Hij loopt de kantine in en blijft verrast staan. Laat zijn tas op de grond vallen. Spreidt zijn armen.)
prinsen:
Hé! Nora! Nora, Bobbie!
(Loopt snel naar hen toe en steekt zijn beide handen naar hen uit)
henri:
(Tegen Johan)
Wat een enthousiasme.
nora:
(Enthousiast)
Nou, nou, nou! Wat zie jij er geweldig uit Willem!
prinsen:
Dat is de liefde.
(Steekt schalks zijn vinger op)
Die verraderlijke vlinder.
henri:
(Tegen Johan)
Verraderlijke vlinder.
bobbie:
Willem! Jij gaat toch niet zeggen...
prinsen:
Zeg jij het dan maar!
nora:
Wat een heerlijke verrassing! En, kennen wij haar?
prinsen:
(Besmuikt lachend)
Haar?
bobbie:
(Alsof je haar geen praatjes hoeft te verkopen)
Willem!
nora:
Je gaat toch niet zeggen dat die gekke moderne fratsen jou ook...
prinsen:
(Opgewekt)
Jullie kennen haar niet.
johan:
Ze is trouwens pas zestien. Zit nog op school. Slecht in taal, maar rekenen als de beste!
bobbie:
(Opnieuw lachend. Giechelend bijna.)
Willem, zestien...
(Beide dames hebben nu alleen maar aandacht voor Van Prinsen Gaasbeek)
prinsen:
Als ik jou zie Bobbie, dan denk ik: meisjes blijven meisjes.
henri:
(Tegen Johan)
Moest eens komen kijken als ze in het bad zit.
nora:
Hoe oud is ze Willem?
prinsen:
Eenentwintig.
(Stilte)
Bijna.
bobbie:
(Enthousiast)
Wat leuk voor je!
prinsen:
(Haar hand grijpend)
Meen je dat nou, Bobbie?
bobbie:
Maar natuurlijk! Op de een of andere manier heb ik altijd gevonden dat dat bij je past.
(Stilte)
Zoals het bij Henri bijvoorbeeld niet past!
nora:
Nou ik zie Johan ook nog niet... Is tegenwoordig zo vergeetachtig. Laatst was er een jonge medewerker op visite. Heette Paul. Johan zei de hele avond Pieter tegen hem.
johan:
(Tegen Henri)
En hij durfde me niet te verbeteren.
bobbie:
O Willem wat schattig! Gaat ze in het wit?
henri:
(Tegen Johan)
Naar de begrafenis.
prinsen:
Misschien is het wat provocerend, wit. Maar ja, dan denk ik dat het toch een beetje in m'n lijn ligt.
henri:
(Komt naar voren)
Ik moet nog even langs kantoor.
bobbie:
Ik hoor Henri's vertreksein.
prinsen:
Ik stuur jullie een kaartje!
bobbie:
O, we komen allemaal naar de receptie, hè Henri?
henri:
(Bits)
Om wie aan te moedigen?
Zonder op of om te kijken loopt hij naar de herenkleedkamer en verdwijnt door de deur. Johan komt achter hem aan. De deur laten zij open.)
nora:
(Tegen Van Prinsen Gaasbeek)
Ik hoop haar gauw eens te ontmoeten Willem. Het moet een bijzonder meisje zijn.
bobbie:
(Met haar wijsvinger schuddend)
Ik ben benieuwd in welk opzicht!
(Op dat moment komen Henri en Johan weer uit de kleedkamer. Ze hebben zich niet verkleed. Zij hebben uitsluitend hun tennistassen opgehaald en een regenjas losjes over hun schouders gedrapeerd. Zij verwaardigen Van Prinsen Gaasbeek met geen blik en geven ook niet hun echtgenotes een sein dat ze meteen wensen door te lopen.)
bobbie:
(Streng)
Wat is dàt? Moeten jullie kouvatten?
henri:
(Geïrriteerd)
Schiet op met je kouvatten.
(Hierop verlaat hij het clubhuis door de buitendeur, gevolgd door Johan, die Van Prinsen Gaasbeek groet met een korte hoofdknik. Nora en Bobbie maken tegen de achterblijvende een gebaar dat zoveel wil zeggen als: die zijn gek, die twee. Nora steekt haar hand op. Bobbie kust Van Prinsen Gaasbeek vluchtig op de wang. Daarna gaan zij hun echtgenoten achterna. Van Prinsen Gaasbeek loopt naar de bar. Klingelt aan een belletje dat daar staat tot Anna verschijnt. Zij begint, na een gebaar van Van Prinsen Gaasbeek, koffie in te schenken.)
prinses:
Slecht voor het hart!
(Stilte)
Denk je trouwens Anna dat het echt wat uitmaakt?
(Draait zich om. Kijkt naar buiten)
Kom es hier | |
[pagina 156]
| |
Anna.
(Wenkt haar)
Moet je kijken hoe ze lopen. Hadden vroeger heel wat minder ruimte nodig met z'n vieren!
(Lacht)
anna:
Je kunt de tijd niet terugzetten meneer.
prinsen:
Zou jij de tijd willen terugzetten Anna?
anna:
Ik herinner mij te veel meneer.
(Loopt terug naar haar plaats achter de bar)
prinsen:
(Naar buiten kijkend)
Anna, herinner jij je nog hoe we ze uitstuurden naar Wimbledon?
anna:
Als de dag van gisteren meneer.
prinsen:
Het was zomer en warm. We brachten ze weg naar de trein. Overstelpten ze met onze
(Korte stilte)
... jaloezie. En toch kon ik ze wel aan mijn hart drukken en in hun oren schreeuwen: verdomme jongens, we gokken toch niet op de verkeerden! Je laat ons toch niet zitten in de kou met onze aspiraties en hoogmoed en onze ... we wilden ze tot kampioenen schreeuwen en ronddragen op onze schouders zodat ze ook van ons waren Anna! Want wij vertrouwden er toch op!
anna:
O ja meneer.
prinsen:
Ik zie het nog voor me. De locomotief die op stoom kwam. De meisjes met bloemen. Henri en Johan met hun rackets uit het raampje. Adieu! En toen begon de trein te rijden. En wij bleven achter bij de radio.
(Stilte)
Met onze zenuwen, alsof het om leven of dood ging.
(Stilte)
Omdat we erbij hoorden. Op die vierkante centimeter aarde.
(Stilte)
Ze waren sterk als beren in die dagen. O, ze waren echte kampioenen!
anna:
We hielden allemaal van ze meneer.
prinsen:
Zo goed als toen Anna, zo goed werden ze nooit meer.
(Stilte. Dan enigszins agressief)
Waarom namen ze nooit afscheid? Lieten zich toespreken. Trokken ze zich niet terug vol... grandeur. Waarom lopen ze nog steeds toernooien af, in de provincie?
anna:
Ze trainen hier haast elke dag meneer.
prinsen:
Misschien speel ik nog wel tegen ze in Winterswijk.
(Stilte, Dan, vol afschuw)
Winterswijk.
(Stilte)
Alsof je de hel laat overborrelen.
(Stilte)
Rochelende ouwe mensen. Duur okselzweet met de goedkoopste sherry. En de herinneringen die zo pijnlijk zijn en hopeloos.
(Stilte)
Met naast de deur een jeugdtoernooi. Vreedzame ouwe dag Anna. Een balletje slaan aan de rand van het graf en als je gewonnen hebt je eigen lijkrede mogen houden met een beker waarop het enige waaraan ze liever niet herinnerd worden: het jaartal. En als ze dat goedkope relikwie in hun kamertje in het bejaardenhuis om en om draaien Anna, dan verandert het toch automatisch in een zandloper. En het is zo stil dat je de larven in de doodskisten tekeer hoort gaan.
(Stilte)
Of geloof je dat het anders is? Denk je Anna dat de vrolijke seizoenen weerom komen?
anna:
Die zijn zo lang geleden meneer Prinsen Gaasbeek.
prinsen:
Precies Anna. De vrolijke seizoenen. Ik weet al niet meer hoe ver die achter ons liggen. Soms denk ik zelfs dat ze er nooit geweest zijn. Dat het allemaal inbeelding is. Deze hele vertoning. Allemaal verzinsels om onszelf in slaap te sussen en alle nederlagen met een laag racketspray te overdekken. Of zoiets. Wat een façade. Ik bedoel Anna: misschien was het niet waar, op dat station. Stormde het, en dat in juni. Hadden we het koud en kwamen we alleen voor de vorm, omdat we lid waren van dezelfde club en ik Johan ooit getraind had.
(Stilte)
Waren ze wel zo geweldig Anna? Of waren het twee boerenhufters die hier onverslaanbaar waren en ontdekten dat dit land niet meer betekent dan een rochel van de schepper in een heelal vol echte kampioenen.
(Stilte)
Maar ze waren echt geweldig. Is het niet Anna? En we hielden van ze, omdat ze toch ook op ons afstraalden.
(Stilte)
Wat een surrogaat. Maar was er ooit iets anders Anna?
anna:
(Geeft geen antwoord. Staart hem aan.)
prinsen:
Ik geloof nooit dat we het droog krijgen vandaag. Anna. (Pakt haar hand.)
(Donkerslag)
| |
Tweede bedrijf
(Zelfde lokatie als in het eerste bedrijf. De tijd is teruggedraaid tot ergens in de dertiger jaren. Henri, Johan, Bobbie en Nora zijn dan ook veel jonger. De entourage dient aangepast te worden aan de stijl van de dertiger jaren. Dit kan bij voorbeeld via in de ruimte geplaatste of gehangen attributen. Er hangen vanzelfsprekend ook andere affiches dan in het eerste bedrijf. De tennismode stamt eveneens uit de jaren dertig. Ook Anna is natuurlijk teruggegaan in de tijd.
| |
[pagina 157]
| |
Als het bedrijf begint komen Bobbie en Nora binnen door de buitendeur, gevolgd door Henri en Johan. Alle vier dragen zij gewone kleren. De mannen hebben een tennistas bij zich, de dames handtassen, rackets onder de arm. Henri gedraagt zich zeer geagiteerd.)
henri:
(Woedend)
Hymes en Marquez, Hymes en Marquez, hoe vaak moet ik dat nou nog horen!
johan:
Tot je dood jongen. Tot je dood!
henri:
O verdomme.
(Gaat zitten)
johan:
Hé kom nou, ga je verkleden!
henri:
Ik heb besloten om me niet te verkleden.
bobbie:
Soms denk ik wel eens dat ik met een gek verloofd ben.
(Hierna, schamper)
Heen en weer rijden naar een tennisbaan.
nora:
Om te genieten van het uitzicht.
bobbie:
Ik ben nog niet eens wàkker.
(Gaat ook zitten)
johan:
Als we ruzie maken komen we natuurlijk helemaal niet op de baan.
nora:
Ik begrijp trouwens niet waarom jullie vandaag behoefte hebben aan een tennisbaan.
bobbie:
Een misdadiger keert altijd terug naar de plaats van zijn misdaad.
henri:
(Sjagrijnig)
God zal me liefhebben.
johan:
(Zijn handen ten hemel werpend)
Wat maakt één stomme wedstrijd uit!
nora:
(Tegen Bobbie)
Och moet je dat horen.
bobbie:
(Zeer schamper)
Eén stomme wedstrijd.
nora:
Als je niet oppast zullen ze de uitslag op je grafzerk schrijven, van die stomme wedstrijd.
johan:
Ben je dat van plan?
nora:
Ik zal jou niet vertellen wat ik allemaal van plan ben.
henri:
(Staat op)
Nou ja, als het zo zit.
bobbie:
Het zit zo, begrijp je dat dan niet? Of denk je dat er niets gebeurd is?
johan:
Het is nog steeds zomer.
bobbie:
(Stampt met haar voet op de grond)
Waarom ga je niet in vol ornaat naar het station? Misschien staat de harmonie er wel om je te verwelkomen. Weten die veel! En misschien kun je de burgemeester bellen dat je in de eerste ronde van de baan geslagen bent.
nora:
Burgemeesters lezen kranten liefje.
bobbie:
Ik schaamde me weet je. Ik schaamde me verschrikkelijk. Na al die opwinding. De verhalen! Wij zullen de wereld wel eens laten zien dat Nederland zijn woordje meespreekt in het tennis. Z'n woordje meespreekt...
nora:
Meebrabbelt.
bobbie:
‘En wat denken jullie van de loting?’ ‘Nou de loting is bijzonder gunstig. Twee oudere spelers; goed, goed, hoorden ooit bij de besten. Maar de tijd sloopt alle wonderkinderen, en als het de tijd niet is dan wel de drank!’
nora:
En de vrouwtjes. Meneer had het over de vrouwtjes!
(Met een hoofdknik in Johans richting)
henri:
Ik had maagpijn.
nora:
O ja, van de slagroom met aardbeien.
bobbie:
Van het gegil van z'n fans die het in hun broek deden van het lachen toen ie van een ouwe kerel slaag kreeg. Als een schooljongen.
henri:
Die ou we kerels zaten vol trucs Bobbie!
bobbie:
Toen ik op straat kwam, en ze hadden bij ons daar in de buurt allemaal naar de radio geluisterd, toen kwamen de mensen niet uit hun huizen maar verscholen zich omdat ze mij niet durfden zeggen wat ze dachten: dat ik met een praatjesmaker verloofd ben.
johan:
Het was toch maar één stomme wedstrijd! Verdomme.
nora:
O ja, maar jullie speelden wel op Wimbledon.
henri:
Ik kan niet spelen tegen smerige, getructe paljassen.
johan:
Iedere bal die Henri sloeg ketste af op een kegel.
nora:
(Schouderophalend)
En dan ging ie uit.
bobbie:
Ik heb er niet van kunnen slapen dat ik dit belangrijk vind. Dat ik er niet om lach. Maar ik begreep opeens dat het niet om te lachen is wanneer degenen die je vertrouwt door de mand vallen.
nora:
Terwijl we ze allemaal omhoog hebben gepraat.
bobbie:
(Tegen Henri)
Dat begrijp je toch wel?!
nora:
Er stonden zoveel mensen bij de trein. En hoeveel zaten er niet aan de radio?
bobbie:
Ik moet er niet aan denken dat de koningin geluisterd heeft.
nora:
Misschien dacht ze wel: wat heb ik toch een talentvolle onderdanen. Tennissen zich door het leven alsof het geen inspanning kost.
bobbie:
En wat heeft ze gedacht toen ze de dag erna van een lakei vernam hoe de eerste de beste vieze Mexicaan, samen met een ouwe jood, ja laten we maar zeggen waar het op staat!, jullie | |
[pagina 158]
| |
als beginnelingen, bevend als rietjes...
henri:
Iedereen heeft zijn off-day!
nora:
Zei de man die van de Eiffeltoren sprong.
henri:
(Woedend)
Jezus! Jezus!
(Gaat in richting van de buitendeur)
nora:
Neem een retour Henri.
bobbie:
Waar wou je naartoe?
henri:
(Zich omdraaiend. Bits)
Waar wou je me hebben?
bobbie:
(Loopt naar hem toe. Pakt hem bij zijn jas. Zegt met veel nadruk)
Ik wou je hier hebben Henri. Je denkt toch niet dat ik hier zo maar sta? Alsof ik voor de aardigheid... Henri!
(Zij staan onbeweeglijk tegenover elkaar. Zij heft haar hand op en aait Henri even over zijn wang. Donkerslag)
(De kleedkamer voor de heren. Henri trekt laks zijn kleren uit. Johan verkleedt zich eveneens, met wat meer animo.)
henri:
Ik weet wel zeker dat ik niet voor Knokke inschrijf.
johan:
Jawel. Jij schrijft je in voor Knokke.
henri:
Ik voel me net een dweil.
(Stilte)
We waren natuurlijk ook dweilen.
johan:
Of we dweilen waren!
henri:
Ik had ze wel in hun gezicht kunnen zeiken!
johan:
Nou zeken ze jou in je gezicht.
henri:
Verdomme.
johan:
Zoiets overkomt je!
henri:
(Hem nabouwend)
Zoiets overkomt je.
johan:
Slik het in!
henri:
Heb je gezien hoe hij ons uitlachte, die ouwe zuiplap met z'n Spaanse-pepersmoel?
(Stilte)
Ik begrijp eigenlijk niet goed waarom jij 's avonds met die kerels wou dineren.
johan:
Waarom niet?
henri:
Ik kon ze wel vergiftigen.
johan:
Maar dat wisten ze toch! De haat droop uit je ogen. Daar was geen Spaanse vlieg bij nodig. En intussen
(grinnikt)
intussen smaakten hun druiven steeds zuurder, omdat ze wisten, wie wist dat trouwens niet!, dat ze de volgende dag zelf in de pan gehakt zouden worden.
(Stilte)
Stel je eens voor dat je oud bent.
henri:
Dat hoef ik mij niet voor te stellen.
johan:
O ja, stel het je maar voor. Vlak voor het allemaal voorgoed zal afbreken. Vlak voor het afdanken.
(Stilte)
Onder een bepaald aspect voel ik me zelfs vereerd dat ik ze heb mogen helpen bij het in stand houden van hun zelfrespect.
henri:
(Fel)
Je liegt het!
johan:
Nou ja, ik had ze ook willen opvreten.
nenri:
Afmaken, fijnstampen, onder het gravel werken.
johan:
En daarna uitlachen. Verdomd Henri. Ik had die chinchilla-neuker met genoegen in z'n blote kont over het Centre Court gejaagd.
henri:
Ik haatte mezelf toen we zaten te praten en ik tot de ontdekking kwam dat ik ze aardig vond. Niet meer. Niet overdreven geschikt. Je weet verdomme dat het oplichters zijn als ze je spel prijzen en dat ze je de volgende keer even hard zullen pakken. Als ze de kans krijgen.
johan:
Die krijgen ze niet meer!
henri:
En wij dan? Denk jij dat wij ooit nog beter kunnen? Dacht jij ook niet dat we het daar wel even zouden maken? Met onze boerenkoolvolleys en onze service die ze desnoods keren met hun pink?
johan:
Wie keert jouw service met zijn pink?
henri:
(Fel)
Wie denk je allemaal?!
johan:
Moet je eens horen ouwe jongen. Ik begrijp best dat jij momenteel de neiging hebt om jezelf te kleineren. Heel goed! Weg met die opgeklopte grootheidswaan! Maar het heeft natuurlijk allemaal te maken met de manier waarop ze jou leerden tegen de dingen aan te zien.
henri:
Wie leerde mij wàt?
johan:
O, ik kan me heel goed voorstellen hoe dat in zijn werk ging. Als je op zondag uit de kerk kwam wees je vader je op de mensen die iets gepresteerd hadden. Van die exquise voorbeelden! En op goed protestantse manier hoorde je hoe hard die klootzakken gewerkt hadden en welke offers ze nog steeds moesten brengen.
henri:
Ik luisterde maar zelden naar pa.
johan:
Als er iemand doodging herdachten ze hem en ze zeiden hoeveel hart ie voelde voor de zaak. En die betaalde dus hun bloemen. Als ze toevallig niet voortijdig doodgingen dan bracht het pensioen een horloge. Als je maar wist hoe laat het was.
henri:
Ik herinner het me niet.
johan:
Ik weet hoe het geweest is. De waarheid! Recht door zee! Mijn Jezus, wat een achterbaksheid. Of niet Henri?
henri:
Ik ben het vergeten! | |
[pagina 159]
| |
johan:
Het was toevallig geen vetpot. Je kunt het beter vergeten. Hoe vaak werd er gelachen Henri? Ze gooiden je omhoog en nu je zelf op je kont valt staan ze er natuurlijk niet om je op te vangen.
henri:
(Toegevend)
Ze waren niet erg trots op me. Ik kan me herinneren... Laat maar zitten.
johan:
Er stond: Henri Duwaer, de nieuwe ontdekking!
henri:
Zo is het gebleven.
johan:
En zo blijft het. Tot de schimmel op je racket staat.
(Donkerslag)
(Als het licht weer opgaat komen Bobbie en Nora in tenniskleding uit de deur van de dameskleedkamer)
bobbie:
En weet je wat ie deed toen ie me afhaalde, vanmorgen? Hij maakte een buiging!
nora:
Ze moeten natuurlijk iets doen, liefje.
bobbie:
Het ergste vond ik het nog om het dienstmeisje. Plaste bijna in haar broek van het lachen. Ik sta boven aan de trap en kijk naar beneden... De idioot!
nora:
Het zijn kinderen, liefje. Wij moeten altijd met kinderen omgaan.
bobbie:
(Doet Henri na)
Ik speel de sterren van de hemel, zie ie, op het perron.
nora:
Alleen jammer dat ie ze probeerde te raken.
bobbie:
Ik droom er wel eens van dat ik iemand als Henri gewoon achter de rug heb en dat ik het niet erg vind.
(Stilte)
En dan word ik wakker.
nora:
En heb je hem nog helemaal voor je.
bobbie:
Toen ik hem tegenkwam... Het was zo'n warme dag en ik had juist les dus ik was daar alleen en ik maakte er niets van en opeens zit hij daar op een stoeltje en kijkt naar me.
nora:
En meteen raakte je alles.
bobbie:
Het was zo'n dromerige jongen.
nora:
Wat een verademing.
bobbie:
Hij keek naar me en bleef maar op dat stoeltje zitten. Ik werd er zo warm van. Het was zo'n ... jongetje. Wachtte geduldig tot de trainer met mij klaar was.
(Stilte)
Hij zat in het eerste.
nora:
Ze zitten altijd in het eerste.
bobbie:
Hij kwam naar me toe en vroeg of ik iets wilde gebruiken.
(Stilte)
Gebruiken.
(Dan, harder)
Hij vond m'n slag zo mooi.
nora:
(Cynisch)
Je slag of de manier waarop je het spel begrijpt.
bobbie:
Hij was zo... merkwaardig. Zat daar maar en praatte over tennis.
(Spreekt dit laatste woord uit met walging)
nora:
Lieve heer.
bobbie:
We dronken limonade. Slaat ie opeens naar een wesp.
(Imiteert dit gebaar)
Op de rand van mijn glas.
nora:
Uiteindelijk komt de wesp op jouw neus zitten.
bobbie:
M'n hele jurk onder het bloed van Henri's hand.
nora:
En nu heb je medelijden met hem.
bobbie:
(Verontwaardigd)
O nee!
(Stilte)
O nee. Ik kan hem wel villen.
nora:
Vergeet het toch Bobbie!
bobbie:
O Nora. Wat doet het ertoe of je kan tennissen. Maar als je het doet en als je zo nodig in het buitenland wilt spelen, waarom zorg je dan niet dat je wint en dat zij die achterblijven trots op je kunnen zijn, en de kranten hun beledigingen voor zich houden. Want daar zijn ze toch alleen op uit, op het kleineren van een ander!
nora:
Omdat ze zelf zo klein zijn, Bobbie.
bobbie:
Weet je Nora, hij zegt, hij zegt terwijl we over heel gewone dingen praten, zegt ie: zo'n bal Bobbie, die op het net blijft balanceren en er dan toch overheen rolt, dat is toch precies of God zelf op het net zit en het ding een duwtje geeft.
nora:
Ik zie God al zitten.
bobbie:
Als ie dat zegt maakt ie me treurig. Ik weet niet waarom ik dan zou willen huilen. Ik zou er met hem over willen praten. Maar hoe moet ik beginnen?
nora:
Dat is toch geen probleem!
bobbie:
O ja, dat is wel een probleem. Hij ging zo in zichzelf op. Concentreerde zich.
(Stilte)
Hij concentreerde zich soms zo dat je dacht dat je in slaap gevallen was.
(Stilte)
En dat in een volle kamer. Met mensen die dat niet begrijpen. En die maarniet begrijpen dat je van hem houdt. Op de een of andere manier.
(Stilte)
Ik zou hem soms wel willen wurgen! En daarna
(Stilte: dan, zachter)
zou ik hem altijd in mijn armen houden, terwijl ik ouder werd en ouder, en hij niet.
nora:
Hij werd pap onder je handen Bobbie.
bobbie:
(Vol afschuw; schreeuwend)
Gadverdamme! Verdamme!
(Direct hierop gaat de deur open van de heren- | |
[pagina 160]
| |
kleedkamer. Henri en Johan komen binnen, Johan voorop. Johan uiterst jolig:)
johan:
Trainen, trainen, trainen meisjes! En straks in Knokke verslaan we een heel leger Mexicanen!
(Donkerslag)
(Als het licht weer aangaat wordt de buitendeur opengestoten. Henri en Willem van Prinsen Gaasbeek, eveneens zo'n vijfendertig jaar jonger, gekleed in tennistenue van ouderwetse en vrij slordige snit, komen binnen. Zij ondersteunen Bobbie. Deze leunt zwaar op hun schouders en houdt haar linkerbeen opgetrokken. Met het rechter hinkt ze zo goed en zo kwaad als dat lukt.)
prinsen:
(Terwijl ze Bobbie voorzichtig naar een stoel geleiden)
Anna! Je bent onovertroffen in het leggen van compressen!
(Ze laten Bobbie voorzichtig op een stoel neer en Henri schuift een tweede bij, waarop hij haar gekwetste been tilt.)
prinsen:
Als ik je niet zo goed kende zou ik denken dat het echt was.
bobbie:
(Vinnig)
Misschien kun je het van me overnemen.
(Henri knielt bij Bobbie neer en schuift haar rok omhoog tot boven haar knie. Bobbie duwt hem weg en fatsoeneert haar rok, daarbij naar Willem van Prinsen Gaasbeek kijkend, die geïnteresseerd toekijkt.)
bobbie:
(Vinnig, tegen Henri)
Je denkt toch niet dat we alleen zijn!
henri:
O nee!
bobbie:
(Zachter)
Als we alleen zijn zal ik je eens waarschuwen.
prinsen:
(Lachend)
Misschien zal ik mij een ogenblik verwijderen.
bobbie:
(Schamper)
Waar wou je naar tóe?!
(Op dit ogenblik komt Anna achter de bar vandaan met een verband en een bakje met water. Zij loopt naar Bobbie toe, knielt neer en begint het verband in het bakje te soppen.)
anna:
De tweede keer al dit seizoen juffrouw Bobbie.
bobbie:
Dat kost me opnieuw vier weken.
prinsen:
(Tegen Henri, die is gaan staan)
Het was een teleurstelling, mag ik aannemen?
henri:
Het was een afgang.
prinsen:
We hadden ons er nogal wat van voorgesteld. Troffen al half en half voorbereidingen voor een cadeau.
henri:
Maak het over aan een weeshuis.
prinsen:
Je deed wat je kon.
(Stilte)
Meestal kun je meer.
henri:
(Geïrriteerd)
Jezus, begin jij ook al.
prinsen:
Het is moeilijk te erkennen dat je coryfeeën ook maar mensen zijn en dat ze geen poot aan de grond krijgen, al hoop je dat ze de vergane glorie simpel aan de kant schuiven, zoals het hoort.
henri:
(Schouderophalend)
Zoals het hoort.
prinsen:
Ik las ergens in een krant Henri, dat jullie eervol verloren. Heb ik lang over nagedacht. Wat is eervol? En smadelijk, bestaat dat wel?
(Stilte)
O, je had gewoon je dag niet.
henri:
(Schreeuwt)
Het was de beste dag die ik ooit had!
bobbie:
(Terwijl Anna haar omzwachtelt)
Schreeuw niet zo Henri.
henri:
(Tegen Van Prinsen Gaasbeek; dreigend)
Het was de beste dag die ik ooit had. Ik was sterk als een beer. Had nog nooit zo snel gelopen. Haalde de onmogelijkste ballen. Maar dat lees je niet in de kranten! Verdomme.
prinsen:
Als een dweil ging je over de baan Henri.
henri:
Vergeleken bij hun ja!
prinsen:
En niet alleen als een dweil. Maar als een ouwe afgedankte dweil.
(Stilte)
Nou ja, het kan niet altijd zomer zijn.
bobbie:
Au! Je knelt mijn been af Anna!
anna:
Even op uw tanden bijten!
prinsen:
(Tegen Henri)
Ik heb kerels gekend. Talentloos. Niks. Maar hard! Als graniet! Kreeg je geen bal langs.
henri:
Jij niet nee.
prinsen:
En jij Henri?
(Henri wuift achteloos die vraag weg. Van Prinsen Gaasbeek loopt tot vlakbij hem en grijpt hem bij zijn shirt.)
prinsen:
Ik had me meer van jullie voorgesteld kerel. Ik had gedacht dat jullie hard konden zijn. O, niet het soort hardheid tegen tegenstanders die nóg geen bal kunnen raken. Geen kunst om dat soort jongens met 6-0, 6-0 van de baan af te vegen. Maar werkelijke tegenstand. Slimme, uitgekookte ouwe mannen die je van het kastje naar de muur sturen, terwijl ze schaterend hun eigen botten voelen kraken van de ouderdom!
(Hij laat Henri los. Op dat moment gaat de
| |
[pagina 161]
| |
deur open en betreden Johan en Nora de kantine van het clubhuis. Johan heeft zijn arm om Nora's schouders. Hij wendt zich tot Bobbie en zegt op vrolijke toon:)
johan:
Nou ik heb wraak voor je genomen liefje. Sloeg haar van de baan alsof ze een vróuw was!
(Drukt Nora nog eens tegen zich aan. Kijkt om zich heen. Ontwaart Henri en Van Prinsen Gaasbeek)
johan:
Wat staan jullie daar in innige omstrengeling?
henri:
We hebben woorden over een paar dweilen.
johan:
Interessant.
(Stilte)
En wie mogen dat wel zijn?
prinsen:
Ik zei tegen Henri dat iedereen zijn slechte dag kan hebben.
johan:
Maar sommigen hebben hem nooit.
nora:
Wat is het toch heerlijk om de waarheid eens te horen!
anna:
(Opstaand met haar trommel)
U moet in beweging blijven juffrouw Bobbie.
(Bobbie probeert op te staan. Van Prinsen Gaasbeek komt onmiddellijk naar haar toe om te helpen.)
johan:
Zie hoe de galante ridder toeslaat.
nora:
Niet iedereen komt van het platteland, liefje.
henri:
(Tegen Johan, terwijl Bobbie voorzichtig stapjes verzet, daarbij geholpen door Willem van Prinsen Gaasbeek en bekeken door Nora)
Probeerde te vertellen dat we niet hard zijn.
johan:
Alsof ze me voor niks Killer noemen.
henri:
(Loopt naar het raam. Kijkt even naar buiten)
Gravel. Zie toch liever grasbanen.
(Stilte)
Moet je kijken hoe de lucht eruitziet.
johan:
We zullen vandaag toch niet meer spelen.
(Het licht wordt nu vooral op Henri en Johan gericht. De anderen vallen weg.)
henri:
Toch kan ik het niet hebben dat ie me uitscheldt. Alsof ie god zelf is.
henri:
Die zal je niet uitschelden.
henri:
Het is erg om vogelvrij te zijn. Het is erg om te verliezen. Het is niet erg om zichtbaar op je kont te vallen. Alsof je gebrek aan talent in een bananeschil veranderd is.
johan:
Wie spreekt over gebrek aan talent? Ik heb er meer zien vallen. En de volgende dag krabbelden ze op en sloegen de sterren van de hemel. Verdomme. Je kunt je leven toch niet in de sloot gooien omdat de een of andere klootzak je uitlacht.
(Stilte; dan, hard)
Ik zou geen eisen stellen aan mijn kinderen en praten over het soort hardheid waar de honden tegen janken!
henri:
Ik ben soms bang dat ik het verschil niet meer weet tussen hardheid en hardheid.
johan:
Heb jij ooit je tegenstander naar de hel gewenst?
henri:
(Koel)
Alleen naar de hel?
johan:
Je moet toch bidden dat ie zich verstuikt, het aan zijn hart krijgt, scheel wordt, jeuk krijgt aan zijn anus of een bal tegen zijn kloten krijgt.
(Stilte)
Dat is toch mentaliteit!
henri:
Ik moet er niet aan denken dat ik oud word en een lullig balletje niet meer kan maken.
johan:
(Ergens achter zich wijzend, waar zich de anderen bevinden)
Probeert nu of z'n zoon het langer uit zal houden dan hijzelf. Geloof dat het kind zes is.
henri:
Moet je die bomen zien tekeergaan.
johan:
Ik hield van verregende banen. Als kind liep ik er met ons dienstmeisje. Ze zei: morgen is het hier vol mensen!
henri:
De beloften van een goed seizoen.
johan:
Het is toch net of dat allemaal voorbij is. Wat een onzin.
(Stilte)
Ik hoop dat het in Knokke koud is. Vlakbij zee.
henri:
Hymes kan niet tegen de kou, weet je dat? En je moet Marquez zien als de zon achter een wolk verdwijnt. Krijgt ie meteen stijve spieren!
johan:
Heeft ie daar tocht voor nodig?
henri:
Toen die vader stierf van Hymes... Het was herfst en opeens kwam er een hoosbui, alle auto's liepen vast.
(Stilte)
Heb me rotgelachen toen ie het vertelde.
johan:
Moet je Marquez over zijn vrouw horen. Alsof ie het over de een of andere hoer had. Ik lag blauw!
henri:
Misschien is het beesten weer in Knokke.
(Het licht gaat weer aan in de gehele ruimte)
bobbie:
(Tegen Henri)
Je belangstelling is overweldigend!
henri:
Je hebt toch een uitstekende vervanger. Willem weet alles van kneusjes!
prinsen:
Het is merkwaardig dat je dat zegt jongen. Vroeger ging het anders. Toen je naar me stond te kijken. Ik denk dat je dat zo langzamerhand bent vergeten. | |
[pagina 162]
| |
henri:
Ik vergeet niets.
prinsen:
Er komt een dag dat je niet anders wilt dan de zeef zijn voor je eigen herinneringen.
johan:
Wat wil jij je niet herinneren?
prinsen:
Wie weet wat ik over twintig jaar het liefst met de mantel der liefde bedekt laat!
johan:
Doe eens een voorstel.
prinsen:
(Komt dichterbij)
Wat zou je zeggen van het goede leven? Als je geen vuist meer kunt maken. Als de snelle jonge jongens je uitlachen. Als ze tegen je zeggen: hij heeft ooit nog eens op Wimbledon gespééld. Eens. Eenmaal. Weet je nog wel? Maar ze weten het niet meer. En je zult er nooit meer aantreden om hun ongelijk te bewijzen. Je bent een oude afgetrapte bal en ze rapen je niet uit een hoek op. Maar door een gluiperige speling van het lot rol je jezelf nog wat voort en tegen iedereen die het wil horen zeg je: ik ben de bekende...
(Hard)
De bekende wie?! Besef je dat?! Ik ben de bekende wie! De onbekende soldaat is op zo'n moment nog een beroemdheid vergeleken bij jou. Ik ben de bekende jonge held die zich door ouwe mannen van de baan liet rammen en de hoon in ontvangst nam van elke jonge hond die maar een greintje talent had. En op mij gokten ze. Versjacherden hun eigen onbenul aan mij!
(Stilte)
Weten jullie eigenlijk wie jullie zijn?! Jullie kunnen nog een eeuw doorgaan, maar jullie hebben je kansen gehàd! Jullie zijn voorgoed voorbij! En al stop je je bagage vol met motteballen, er blijft straks geen flinter over van je veelbelovendheid.
(Stilte)
Het is verdomme met mij net zo gegaan. Er was niemand die het mij kwam zeggen. En je moet niet denken dat je nog een kans krijgt, niet als je te weinig hardheid hebt om werkelijk groot spel te spelen, kruimelaars.
(Stilte)
Misschien herinneren wij ons elkaar wel niet meer over twintig jaar. Jullie zijn mij al vergeten.
(Stilte)
Weet je dat ik kampioen geweest ben?
(Zich tot Johan richtend)
Weet je dat ik jou nog tennissen geleerd heb klootzak?!
(Hierna draait hij zich spoorslags om en loopt de deur uit, naar buiten.)
johan:
Ik ga me aankleden, geloof ik.
(Donkerslag)
(Als het licht weer aangaat bevindt zich alleen Bobbie op het toneel, in dezelfde houding als waarin zij oorspronkelijk werd neergezet, dus met een stoel onder haar gekwetste been. Een jasje is losjes om haar schouders gedrapeerd.)
bobbie:
(Schreeuwt)
Henri!
(Stilte. Dan, nog luider)
Henri!
(Henri komt, in tennistenue, op zijn sokken, uit de kleedkamer)
bobbie:
(Begint meteen tegen hem uit te varen)
Waarom schiet je niet een beetje op? Zie je niet dat ik de koude koorts krijg?!
henri:
Wàt voor koorts?
bobbie:
Denk je dat m'n enkel niet steeds meer gaat pijn doen en dat ik zit te klappertanden, terwijl jullie gezellig onder de douche gaan?
henri:
Bobbie! Je bent toch wel goed?
bobbie:
Spreek me niet tegen, waarom schiet je niet op? Waarom heb je niets verzonnen om me hier snel weg te krijgen? Waarom moet je zo nodig uitrusten en kletspraatjes verkopen? Omdat ik toch niet kan weglopen. Omdat je eindelijk een keertje zeker van me bent. Omdat ik hulpbehoevend ben en hoofdpijn heb!
henri:
Je hebt je hóófd toch niet verzwikt!
bobbie:
Commentaar leveren is zo gemakkelijk. Denken dat je precies weet wat er met iemand aan de hand is. Wat weet jij over mijn hoofd? Kan het jou ooit wat schelen of ik alleen zit en pijn lijd?
henri:
Jezus Bobbie, je zit hier nog geen minuut. Ik heb me nog niet eens uitgekleed!
bobbie:
Het interesseert me niet of jij je wel of niet uitkleedt.
(Stilte)
Weet ik wat je van plan bent?
henri:
Ik ben niks van plan!
bobbie:
Waarom hielp je me niet toen ik probeerde te lopen. Waarom liet je dat over aan een ander?
(Stilte)
Aan een ànder. Die je nog beledigt ook, alsof je een kind bent.
(Stilte)
Hoor je wat ik zeg?!
henri:
Maar Bobbie, ik kon zou gauw niet aan komen rennen of hij stond al naast je!
bobbie:
Hij was er al voordat jij eraan dàcht.
henri:
Wat maakt het in godsnaam uit wie je helpt!
bobbie:
Voor de een of andere... dansmeid zou dat misschien niets uitmaken.
henri:
Ik heb nooit aan je gedacht als dansmeid.
bobbie:
Jij had het veel te druk met aan jezelf te denken.
henri:
(Gaat zitten)
Wat wil je precies Bobbie? | |
[pagina 163]
| |
bobbie:
Je hoeft niet te denken dat je indruk op mij maakt Henri. Misschien denk je dat je zelf zo goed bent en dat ik meteen voor je val als je me hulpeloos aankijkt.
henri:
Ik kijk je helemaal niet hulpeloos aan!
bobbie:
Weet je wel zeker dat je onweerstaanbaar bent Henri! De sterren die je altijd van de hemel dacht te spelen vallen nu toch op je eigen hoofd!
henri:
Ik weet het Bobbie! Ik weet het!
bobbie:
Wat betekent het Henri, als je bij me komt en de een of andere halfgare buiging maakt en het dienstmeisje staat zich een ongeluk te lachen, maar ergens dacht ze altijd, vóór je naar Wimbledon ging Henri: o hij is een soort artiest, laat hem maar gek doen, hij kan zich meten met de besten van de wereld.
(Stilte)
O Henri, ik vind het helemaal niet erg als je gewoon bent. Als je maar een beetje tijd voor me vrijmaakt. Dan ben je maar geen geweldenaar. Wat maakt het uit!
henri:
(Legt zijn hand tegen haar wang)
Je bent helemaal koud.
bobbie:
Dat is de koude koorts.
henri:
We zullen er direct mee naar een dokter gaan. Waarom zeg je dat niet eerder Bobbie?
bobbie:
Ik ga niet in een wachtkamer zitten met die pijn.
henri:
Dan laten we de dokter bij je thuis komen.
(Stilte)
Als het dienstmeisje hem kan ontvangen zonder lachstuipen.
bobbie:
(Bits)
Niet iedereen is een komiek.
henri:
(Kijkt haar aan. Besluit niet verder te gaan met ruziën)
Wat dat binnenkomen betreft Bobbie. Misschien is het wel goed als ik dat zeg. Ik houd ervan om bij je aan te bellen. Ik voel me behaaglijk als ik binnenstap. In dat enorme huis! Te groot Bobbie! Buiten proporties. Drie mensen in dat kavalje!
(Stilte)
Maar ondanks al die ruimte heeft het iets vertrouwds voor me. Zo rustgevend. Ik kom de hal binnen en laat mijn racket op de punt van mijn schoen draaien en ik voel mij fantastisch.
(Stilte)
Dat is misschien heel komisch.
bobbie:
Het is minder komisch als ik denk dat ik moet leven met iemand die de hele dag zijn racket op de punt van zijn schoen laat ronddraaien.
(Stilte)
Weet je wat ik van een man denk Henri? Dat ie nog iets anders aan zijn hoofd moet hebben dan een tennisracket.
henri:
Wat, bijvoorbeeld?
bobbie:
Dat ie eraan denkt of ik me veilig voel. Bij hem. En niet alleen omgekeerd. Terwijl hij zich omgeeft met grootspraak. En waarvoor? Toch niet om het ouder worden te ontkomen. Je gaat het toch niet nog een keer op Wimbledon proberen? Tussen de echte kampioenen?
(Stilte)
Henri. Waarom geef je niet gewoon toe dat je op een dag je racket niet eens meer kan òptillen. En dat je volgend jaar alweer driehonderdvijfenzestig dagen eerder bij een dikke ou we man bent.
henri:
Dan ben jij een dik oud wijf!
bobbie:
Ik kan er niets aan doen dat ik je voor me zie! Met een hangbuik! Ondanks dat je altijd aan het trainen bent! En over je gewicht zeurt. Ik kan er toch ook niks aan doen dat je daar steeds op attent bent, als een...
henri:
Een wat?
bobbie:
Zo'n man Henri die met zijn vriend onder de douche gaat en intussen zijn verloofde laat kreperen van de pijn.
henri:
Wat een smerige insinuatie! Wat een vieze, vuile, gemene...
bobbie:
Het valt me nog mee dat je kwaad wordt.
(Stilte)
O Henri, hoe ver zijn we weggezakt! Waarom kijken we elkaar niet recht in de ogen omdat we de waarheid willen weten.
henri:
De waarheid heeft zoveel gezichten.
bobbie:
Een week geleden stapte je nog op een trein en speelden ze trompet voor je. En je wuifde naar de wereld die achter je lag.
(Stilte)
Ik voelde me treurig, ik zag je internationaal beroemd worden en van me wegraken, zoals dat altijd gaat.
(Stilte)
En nu ben je gewoon terug alsof je nooit weg was. Maar je was al weg. Je bent teruggestuurd. En we herinneren ons allebei hoe hoopvol alles eruitzag. En nu moeten we opnieuw beginnen, maar nooit meer zo vrolijk als toen.
(Stilte)
Ik kijk naar ons Henri. En denk eraan dat we maar zullen doormodderen.
henri:
Ik kan er niet tegen als je de dingen zwart-wit voorstelt.
bobbie:
De dingen zijn niet rood en vurig Henri.
henri:
Alsof ik terug zou kijken op een carrière zonder een herinnering aan het plezier, de opwinding, het gevoel dat je iets aan je leven toevoegt.
bobbie:
Je bent zo naïef Henri. Als je niet oppast zit je aan zo'n leven vast. En dan zul je altijd terug moeten naar Wimbledon om tegen je eigen | |
[pagina 164]
| |
schaduw te vechten. In de hoop dat je hem eens verslaat en alle hoop en ambitie van hem terugwint. Want dat hebben die twee ouwe kerels je mooi afgenomen.
henri:
Die twee kerels betekenen niets!
bobbie:
Die twee kerels Henri, die wonnen zoveel kampioenschappen en nog proberen ze de tijd te bedriegen en dan, uitgerekend, vinden ze jullie. En ze spitten jullie onder.
(Stilte)
Als je weer bovenkomt is de wereld een stuk grauwer geworden, want dan heb je geleerd dat er een grens is, die je niet wou zien.
henri:
Wàt wou ik niet zien Bobbie?
bobbie:
Een dikke buik. Een dikke buik en valse trucs. Daar kun jij niets aan doen. Het is de waarheid. En als het voor jou meezit dan word ik net zo hard een bridgende ouwe kletsmaniak van wie de keurigheid aan alle kanten uit haar korset barst. Misschien is dat net aan de andere kant van die grens Henri. Als het meezit! Wat een heerlijke toekomst; ik kan er bijna niet op wachten;
henri:
(Geschokt)
Bobbie!
bobbie:
(Treurig)
Het is de waarheid. In een kamer volgestouwd met tweederangs herinneringen. Je kleinkinderen ijs voeren uit een bokaal van een provinciaal tennistoernooi in 1930. Over zoveel jaar. Wat is er over twintig jaar van ons over als wij ons nu al voor schut laten zetten en ons ondanks alles lekker voelen als ons tennisracket op de punt van onze schoen kan draaien. Henri! Misschien geloven wij wel dat wij ons leven zelf hebben ingericht. Terwijl we kijken naar jouw stoere slanke foto boven ons bed waar we uitgroeien.
henri:
Bobbie! Wees een beetje redelijk!
bobbie:
Je moest eens weten hoe redelijk ik ben.
henri:
Je overdrijft zo verschrikkelijk Bobbie!
bobbie:
Overdreef ik maar Henri. Was dat maar waar.
(Stilte)
Ik vind je zo belegen. Ik had gedacht dat alles anders zou gaan. Het kan me allemaal niets schelen, Wimbledon en al die onzin. Maar het heeft met zoveel andere dingen te maken. Die oogkleppen bijvoorbeeld die je 's morgens opzet als je je tennistas inpakt. Het niet tegen je verlies kunnen. Het overtroefd worden en weten dat alles onherroepelijk is wat je kwijtraakt.
(Stilte)
En dan denk je: we zouden toch eigenlijk weer eens echt ouderwets plezier moeten maken. Niet zo verbeten. Zonder horloge. Achter elkaar aan rennen door het gras. En niet om je spieren denken in de nattigheid.
(Stilte)
Niet denken aan prestaties.
(Stilte)
Dat hebben ze je aangeleerd, om je bestorven te gedragen. Als een haas die ze als verrassing voor kerst in de garage hebben gehangen, zodat je hem niet kan missen als je rozig van de wind je auto binnen rijdt. Besef je dat?
henri:
(Geïrriteerd)
Wat moet ik antwoorden Bobbie! J e denkt toch niet dat ik één zinnig ding als antwoord weet!
bobbie:
Je lijkt zo ontzettend op mijn vader Henri.
(Stilte. Dan, luid)
Ik wil niet met mijn vader in één bed liggen!
(Bobbie staat snel op en gaat naar Henri toe. Ze heeft nu kennelijk geen last meer van haar enkel. Henri vangt haar op.)
henri:
Hé! Je loopt!
(Bobbie legt haar hoofd tegen Henri's borst. Slaat haar armen om hem heen.)
bobbie:
God Henri, vergeet het maar.
henri:
Dat zal niet eenvoudig worden Bobbie.
bobbie:
(Zich losrukkend. Fel)
Ik wil ook dat je het onthoudt!
(Donkerslag)
| |
Derde bedrijf
(Dit speelt zich af een dag na het eerste bedrijf. Henri en Johan bevinden zich in de kantine van het clubhuis. Ze dragen beiden een lange witte tennispantalon en een dikke trui. Johan heeft een handdoek losjes om zijn hals gedrapeerd. Ze zitten aan een tafeltje, op hun gemak, en drinken sherry.)
johan:
Heb je verteld over mijn secretaresse?
henri:
(Niet geïnteresseerd)
Veronderstel 't.
johan:
Nieuw meisje. Prima opleiding. Schoevers, alles. Lang haar; aardig toetje.
henri:
Zie het voor me.
johan:
Korte rokjes.
(Stilte)
Vatten ze tenminste gauw kou. Kunnen ze d'r moeder laten bellen dat ze ziek zijn.
henri:
Ongesteld.
johan:
Zie ik aan hun gezicht!
henri:
De verrassing is er allang af.
johan:
En toch. Die heeft iets. Ontwapenend. Ik bedoel feitelijk dat ze mij ontwapent. Of de oude vos zijn zwaard doet voelen.
henri:
Maar hij krijgt het niet meer in haar schede. | |
[pagina 165]
| |
johan:
(Op verhalende toon)
Enfin, ze neemt dus plaats voor het bureau. Benen over elkaar.
(Doet dit opzichtig voor)
henri:
Is het de bedoeling dat ik daar...
(Maakt een handgebaar in de richting van Johans over elkaar geslagen benen)
johan:
(Zonder op Henri te letten. Mijmerend, in de lucht kijkend)
En het is zomer. Zo'n zeldzaam schitterende dag. Je denkt aan water, roeien. Vroeger, zonder buitenboordmotoren.
(Stilte. Herneemt zich daarna)
En ik vang dus even zo'n glimp op van het een of andere goedkope broekje uit de Hema, felle kleuren...
henri:
Ik wist niet dat Nora broekjes bij de Hema kocht.
(Johan kijkt Henri vuil aan)
henri:
Ik vroeg me even af hoe je dat van die broekjes wist.
johan:
(Zwijgt nog even. Besluit dan verder te gaan)
Enfin, ik glimlach eens naar haar en opeens denkt ze, dat zie ik, ik zie dat ze dat denkt...
henri:
(Geïrriteerd)
Wàt dan?
johan:
(Constaterend)
Vieze ouwe man.
henri:
(Ontsteld)
O nee!
johan:
(Op analyserende toon)
Het schokte mij.
henri:
Wil ik aannemen!
johan:
(Pakt zijn glas, houdt het omhoog, kijkt erin)
Er zijn er, die zijn tuk op ouwe... ouderen, met geld, Mercedes. En waarom zou je naar een bovenhuis verlangen?! Maar dat meisje, dat hield daar niet van. En ik maakte nog een grapje, iets van: misschien zou ik je wel verslaan als wij eens een partijtje gingen tennissen met een gezellig etentje na.
(Stilte)
Ze korfbalt.
henri:
(Alsof dat vanzelf spreekt)
O ja!
johan:
En toch moest ik er steeds...
(Zet zijn glas met een klap neer op tafel)
Mijn god, Henri.
henri:
Het is niks.
johan:
Ik neem aan dat het niks is.
henri:
Een opwelling. Het jaargetij.
johan:
Het is herfst.
henri:
Of het herfst is!
johan:
En zo'n unheimisch saaie avond gisteren. Jonge medewerker...
henri:
Met z'n vrouwtje.
johan:
Leuk, verdomd leuk vrouwtje. Met zo'n split opzij.
henri:
(Sophisticated)
Opzij?
johan:
Vroeg trouwens om opslag. In plaats van d'r man.
henri:
(Met haat in z'n stem)
Ze moeten altijd. Van hun vrouwtjes.
johan:
Ik denk dat zo'n jongen liever de godganse dag op z'n kont zou gaan zitten!
henri:
Tot z'n dood.
johan:
Je ziet er zoveel zo.
henri:
(Staat op. Pakt beider glazen. Loopt naar de bar. Belt)
Heb jij er wel eens aan gedacht wat je te wachten staat, Johan. Over de grens?
johan:
(Luchtig. Niet bijster geïnteresseerd)
O ja. O ja.
henri:
Nog tennis, aan de overkant?
johan:
Meer dan genoeg.
henri:
Méén je dat nou?
(Anna verschijnt en vult de glazen. Henri leunt tegen de bar en kijkt naar Johan. Herhaalt:)
henri:
Meen je dat echt?
johan:
Ik meen het.
henri:
Hoe weet je dat dan?
johan:
(Resoluut)
Hoe weet je dat soort dingen?!
henri:
Ik kan me niet bedenken hoe je dat soort dingen komt te weten.
johan:
Je komt ze niet te weten. Want je weet ze. Dat zit in je. Dat soort weten.
(Stilte. Henri pakt de glazen en gaat naar Johan toe. Deze vervolgt:)
Het is natuurlijk een geruststelling. Dat je je niet druk hoeft te maken om prognoses.
(Stilte)
Herinner jij je nog hoe wij een wedje maakten, vroeger?
henri:
Oho!
(Lachend)
Nou, nou, nou!
(Stilte)
Wat voor tennisbanen zijn er in de hemel?
johan:
Wie spreekt er over hemel?!
henri:
Ik weet dat het hebberig staat.
johan:
Verdomme Henri. Het is gewoon om, om... degradatie verzoeken als je zo maar aanneemt dat je in een hémel komt te tennissen.
henri:
Ik wil toch wel aannemen dat er elders na de dood maar verdomd weinig gespeeld wordt!
johan:
Of juist niks anders!
(Kijkt Henri onderzoekend aan)
Wat is er toch met jou aan de hand man? Misschien stel je je voor dat er een soort hemel bestaat waarop ze dus schitterend geschoren banen hebben uitgezet. Maar dan kun je je net zo goed voorstellen dat ze elders... elders, je weet wel, dat ze daar alleen op gravel spelen. In jouw... hel. Op gravel. Op gravel verloor jij je belangrijke partijen.
henri:
Wacht nou even! Als we nou ook eens niet vergeten dat jij voor grasbanen te langzaam | |
[pagina 166]
| |
was, en wij spelen daar... tegen elkaar, of desnoods in een dubbel samen, dan krijg je uiteindelijk een situatie met een baan die aan één kant gravel is en aan de andere gras, of die bij iedere slag overgaat van gras in gravel.
(Stilte)
Jezus.
johan:
Gods banen zijn ondoorgrondelijk.
henri:
In de, eh, hel, in alle eerbiedigheid, zou ik als straf voor jou steeds van je moeten winnen.
johan:
Als mijn hel jouw hemel is, beste jongen.
henri:
(Staat op, trekt zijn trui uit: puft)
Misschien suggestie.
johan:
(Zijn hoofd schuddend)
Warm of niet warm!
henri:
(Knoopt bovenste knoopje van zijn tennisshirt open)
Ik stik zowat.
johan:
Dat is één ding dat zeker is.
henri:
Ik zal het toch niet opeens aan mijn hart hebben?
johan:
Een getraind lichaam!
henri:
Zegt niks.
johan:
Hier is het anders niet benauwd.
henri:
Niet benauwd?!
johan:
Gewoon aangenaam warm.
henri:
(Geïrriteerd)
En benauwd verdomme.
johan:
(Gaat ook staan)
Niet benáuwd!
(Trekt ook zijn trui uit)
henri:
Mijn grootvader. Werd bijna honderd. Piste als beloning in de kolenbak.
johan:
Moet je 'm niet in de w.c. zetten.
henri:
Moest er hard om lachen. Betrap me erop dat ik er de laatste tijd aan terugdenk.
johan:
Kolenbakken. Weet je dat die al antiek zijn?
henri:
(Peinzend)
Ik kan hem niet eens meer voor de geest halen.
johan:
Zwart. Met twee handvaten.
henri:
Hij gaf ons soms een kwartje. En we dachten dat we rijk waren.
johan:
De mijne stierf berooid. Vergooide al z'n centen aan een wijf dat gokte.
(Stilte)
In één klap z'n hele vermogen. In Knokke.
henri:
Een aardig casino.
johan:
O ja.
henri:
(Loopt naar het raam. Kijkt naar buiten)
Ik betrap me erop dat ik zit uit te kijken naar die ouwe Prinsen Gaasbeek.
johan:
Dat was gisteren Henri.
henri:
Maar ik heb er niet van kunnen slapen.
johan:
Van die ouwe?
henri:
Het idee dat we hem vroeger ‘ouwe’ zouden noemen.
johan:
Beter dan dat ie het ons noemt!
henri:
Ondanks alles was ie niet het type dat zich door een meid de regen in laat sturen.
johan:
Wie weet wat er is dolgedraaid. Die zoon achterna.
henri:
Die jongen had trouwens talent voor rozen. Z'n hele achtermuur ermee bedekt. Was z'n lust en z'n leven. Nou ja, daar vergis je je in.
johan:
Soms gaan de gekste dingen samen.
henri:
(Met nadruk)
Spaarde een half jaar al z'n slaappillen.
johan:
Het idee!
henri:
Op een dag gaat je op reis, naar z'n zuster in Assen.
johan:
Ik moet opeens weer denken aan dat toernooi daar in Assen.
henri:
Langzaam drijft alles boven, als een beerput.
johan:
Wat een organisatie!
henri:
Toch is het gek dat je de Belterweide, of Beulakerweide uitkiest om je pillen op te vreten.
johan:
Honderddrieëntachtig pillen.
henri:
Honderdvierentachtig. Het was een schrikkeljaar.
johan:
(Zijn hoofd schuddend)
Hoe krijg je ze weg.
henri:
Ze vonden zo'n kartonnetje van Sunkist naast hem.
(Stilte)
Perfect voorbereide actie.
johan:
Geen wonder dat die ouwe gek werd.
henri:
Die ouwe werd toen helemaal niet gek. Die zei dat z'n zoon een lafaard was. En een nietsnut. En hij vertelde iedereen hoe hij de slampamper, slampamper zei ie, uithing op kantoor. Die naaide meiden op zijn bureau. Bovenop de bestelorders.
johan:
Die konden ze daarna zeker wel als uitgevoerd beschouwen?
henri:
Als zo'n warme kont eroverheen geschoven had. Met dat soort details zeurde die ouwe iedereen z'n kop gek. Terwijl ze allemaal wisten dat ie zelf de een of andere blauwe hoer had zitten om z'n prakje op te vangen in d'r kokosnoot.
johan:
En die rozen doen het nog steeds?
henri:
Ze zijn prachtig! Ik ken de vrouw van die jongen. Zeg op een dag tegen haar: je moet zo'n struik op zijn graf planten. Viel in verkeerde aarde. | |
[pagina 167]
| |
johan:
Pijnlijke herinneringen.
henri:
Fijne vrouw. Nogal lang. Prachtige benen. Verdomd flink, met die drie kinderen.
johan:
En een vriend?
henri:
Die neemt geen vriend! Die heeft genoeg liederlijks in de familie.
johan:
Vraag me toch af hoe die ouwe dat flikt. Tennissen, hoeren, nou weer een jong grietje!
henri:
God bewaar me.
johan:
(Nadenkend)
En zo'n eind van huis.
henri:
Wat bedoel je?
johan:
Die jongen! Zo'n eind van zijn huis.
henri:
Terwijl die ouwe...
(Draait zich om)
Tènnist!
johan:
Maar toen die jongen van 'm maar niet verder kwam bij gebrek aan talent en ambitie, liet ie meteen de kop hangen. Terwijl ie daarvoor niet van de baan te slaan was, rondliep als een soort goudhaantje met dat kind achter hem aan.
(Stilte)
Ik weet niet wat ie allemaal van 'm verwachtte. Die jongen had toen al meer lol in de meiden.
henri:
Je kunt ze toch niet maken, kampioenen.
johan:
Stel dat je wist hoe je ze moest verwekken!
henri:
Ik zie m'n ouwe heer al voor het bed staan.
johan:
Met z'n racket in z'n handen.
henri:
(Peinzend)
Ze vonden 'm pas na een week. Ook geen lekkere gewaarwording.
johan:
Hij deed het toch verdomd goed, in zaken.
henri:
En als de vrouwtjes eenmaal lucht van je gekregen hebben staan ze in de rij!
(Op dat moment wordt de buitendeur geopend. Twee meisjes komen binnen. Zij worden gespeeld door dezelfde actrices die Bobbie en Nora speelden, dat wil zeggen dat Bobbie nu Molly heet en Nora Jacinta.Ga naar voetnoot* Molly en Jacinta mogen niet op Bobbie en Nora lijken: de toeschouwer wordt bij voorkeur alleen door hun stemmen herinnerd aan Bobbie en Nora. Jacinta draagt onder haar tennisjurkje een rood slipje; Molly heeft een kanten slipje. De jurkjes van de meisjes, die ongeveer even oud zijn als Bobbie en Nora in het tweede bedrijf, zijn flink gedecolleteerd. Bij het binnenkomen dragen beiden een vest. Molly heeft het helemaal aan, bij Jacinta hangt het losjes over de schouders. Beiden hebben een racket bij zich. Molly heeft een doos met tennisballen in haar hand. Zij lopen direct door naar de bar, zonder Henri en Johan te groeten. Dezen kijken hen uitgebreid na. De meisjes gedragen zich bijzonder geagiteerd.
Molly knalt de doos met ballen op de bar en roept hard:)
molly:
Hallo! Hallo!
(Klingelt luid en woedend)
jacinta:
Oóehoe! Mevrouw!
(Zij wachten, over de bar geleund. Henri is in Johans richting gelopen en blijft dan staan, terwijl hij naar de meisjes kijkt. Molly belt nog eens nadrukkelijk. Martha zoekt in haar tasje.)
jacinta:
Geef me eens jouw lippenstift.
molly:
(Met hoofdgebaar in richting deur dameskleedkamer)
Haal het maar.
jacinta:
Hè nee!
johan:
(Tegen Henri)
Altijd een fleurig gezicht.
henri:
Dat zou ik zeggen!
johan:
En dat in de herfst!
henri:
In dit weer jaag je alleen honden nog naar buiten.
johan:
Misschien zijn zij de begeleidsters van de honden.
(Op dat moment arriveert Anna achter de bar, nadat de meisjes nog eens gebeld hebben. Molly blaast meteen hoog van de toren. Ze pakt een tennisbal uit de doos, houdt die omhoog en zegt op hoge toon:)
molly:
Dit lijken wel sinaasappels mevrouw!
johan:
(Tegen Henri. Besmuikt genietend)
Sinaasappels.
(Hij lacht geluidloos. Henri kijkt in de richting van de bar, waar de meisjes geen moeite doen hun billen te verbergen)
molly:
(Zich omdraaiend naar Johan en Henri)
Zeg meneer is dat de gewoonte als je hier pas lid bent, dat ze je met overrijp fruit laten spelen?
henri:
(Verwondering veinzend)
Overrijp fruit?
johan:
U speelt hier natuurlijk pas. Uw gezicht komt me ook... Ja, u bent hier helemaal nieuw!
molly:
Wat voor ballen geven ze u eigenlijk?
(Molly loopt naar het tafeltje bij Johan en Henri toe en pakt een bal uit de doos die daar staat. Ze stuitert ermee.)
molly:
Nou deze zijn ook niet veel.
johan:
Mag ik die van u eens even zien?
(Jacinta komt met haar doos naar het tafeltje.
| |
[pagina 168]
| |
Ze houdt hem geopend, tamelijk onverschillig, alsof ze Johan een trommeltje met koekjes voorhoudt. Johan pakt er een bal uit en knijpt.)
johan:
Dit is werkelijk te gek!
henri:
(Pakt ook een bal die hij op dezelfde manier gepresenteerd krijgt)
Het is nog beledigend ook, voor een sinaasappel, om dit... vod ermee te vergelijken!
jacinta:
(Bits)
Hoe bedoelt u?
henri:
Ik bedoel: dit is het allerberoerdste materiaal dat ik ooit...
johan:
(Alsof hem een licht opgaat)
Uhu! In Rüdesheim!
henri:
In Rüdesheim...
johan:
De ballen die smolten gewoon.
(De meisjes reageren niet op deze geheimtaal)
johan:
(Aarzelend)
Het is erg goed, vind ik, dat wij, doordat we hier toevallig zijn, op de hoogte raken van de problemen van de nieuwe leden.
henri:
Steengoed!
molly:
U zit zeker in het bestuur?
johan:
(Lachend)
O nee!
henri:
Bijna goed!
molly:
(Verstoord)
Dan heeft u niks te maken met de nieuwe leden.
henri:
Wij hebben er alles mee te maken.
jacinta:
U houdt geloof ik van een raadseltje.
(Ze gaat op de rand van het tafeltje zitten)
molly:
Heeft u die club soms opgericht?
henri:
Juffrouw, weet u hoelang in Nederland al lawntennis gespeeld wordt?
molly:
Als u die club heeft opgericht vast al een hele tijd.
johan:
Wat een charmant antwoord.
henri:
Wij zijn ereleden. Niets meer. Niets minder.
jacinta:
Nou dan kunt u toch voor nieuwe ballen zorgen!
molly:
Ze spelen zelf met afdankertjes.
johan:
Mag ik u eens iets zeggen? Als oudere ervaren speler. Er bestaan zoveel misverstanden betreffende het materiaal. Het gaat er niet alleen om of een bal nieuw is, het is ook van belang hoe je hem raakt.
molly:
(Zwaar aangezet)
Verdomd! Daar had ik nog nooit aan gedacht.
henri:
Ik twijfel er niet aan of u zult een stevig partijtje kunnen meespelen. Ik zie dat onmiddellijk aan uw... bouw!
molly:
(Draait zich eens rond)
Ach, aan mijn bouw?
johan:
(Glimlachend, vaderlijk)
Misschien zou u zelfs een partij voor ons zijn.
molly:
(Cynisch, hard)
Hoe bedoelt u?
johan:
Ik bedoel dat ik altijd belangstelling heb voor een paar spannende sets.
jacinta:
Het is altijd spannend met een vreemde heer.
molly:
U blaast nogal hoog van de toren.
johan:
(Terwijl hij zich in de houding zet)
Als wij ons eens aan u voorstelden. Mijn naam is Van Rijn.
henri:
(Breed glimlachend)
En dan ben ik, natuurlijk, Duwaer.
molly:
Is dat natuurlijk?
jacinta:
Bent u het een of andere...
johan:
(Haar onderbrekend. Glimlachend)
Koningskoppel, lieve juffrouw.
henri:
Van Rijn en Duwaer, of in het buitenland, Duwaer en Van Rijn.
(Glimlacht breed)
johan:
(Maakt quasi-afwerend gebaar)
Het is zolang geleden.
henri:
Je vergeet het wel eens.
johan:
Vergane glorie! De tijd staat niet stil.
henri:
En hij komt nooit weerom. Zeggen ze. En zo is het.
(Zich hernemend. Vrolijk)
Voor je het weet zitten we hier treurig bij elkaar!
molly:
Daar zou ik niet op rekenen!
johan:
We kunnen toch wel iets gebruiken! Een sherry?
(Kijkt de dames beurtelings aan. Zij reageren nauwelijks, ook niet afwijzend)
Anna! Vier sherry vier!
(Lacht uitbundig)
henri:
(Tegen de meisjes)
Uw moeders, die kennen ons nog wel.
molly:
Mijn moeder heeft nog foto's van de grootste idioot die ooit een beetje bekend werd. Met van die opgevulde schouders.
henri:
Vroeger leek het bij ons allemaal of het ons in de schouder was geschoten.
johan:
En bij sommigen is het er blijven zitten.
(Anna komt de sherry's serveren)
henri:
Ik zou me kunnen voorstellen dat de dames met een paar door ons persoonlijk uitgezochte en gekeurde wedstrijdballen...
jacinta:
(Verveeld)
Een partijtje.
henri:
(Buigt zich met gratie opzij naar Molly)
Ik zal heel graag met u dubbelen.
molly:
(Onverschillig)
Ik kan het u niet uit uw hoofd praten.
henri:
Zeker niet! Wis en waarachtig niet!
molly:
(Gaat staan)
Als u denkt dat u...
henri:
Ik denk het niet, ik weet het! | |
[pagina 169]
| |
johan:
(Tegen Jacinta)
Ik mag je misschien wel tutoyeren. Hoewel ik niet weet hoe je heet.
jacinta:
Noem me dan maar Jacinta.
(Johan en Jacinta pakken hun rackets en gaan naar de deur. Molly neemt eveneens haar spullen maar wacht nog even op Henri, die zich naar de bar begeeft, waar Anna hem opwacht.)
henri:
Anna! Eén doos Hollandse Nieuwe!
(Anna zet zonder een spier op haar gezicht te vertrekken een doos ballen voor Henri neer, die ze van een stapel uit de kast achter haar pakt.)
henri:
(Tegen Molly, terwijl hij naar haar toeloopt)
Voor de echte spelers staat altijd een doos wedstrijdmateriaal klaar.
(Wijst op de doos met ballen die nog op het tafeltje staat)
Maken er soms niet eens gebruik van.
(Lacht hardop)
molly:
Laat maar eens kijken wat je kan!
henri:
Vertrouwen, vertrouwen.
molly:
Ik heet Molly.
(Henri biedt haar zijn vrije arm aan. Zegt:)
henri:
Hoe charmant.
(Henri opent de deur waardoor Johan en Martha al zijn verdwenen. Terwijl hij haar laat voorgaan, hoort het publiek hem nog zeggen:)
henri:
Die naam van jou herinnert mij...
(De deur valt achter hem dicht. Donkerslag)
(Als het licht weer aangaat, komen Henri, Johan, Molly en Jacinta na het tennissen weer binnen. Eerst Molly. Ze betreedt kwaad de kantine en smijt haar tennisrackel op een tafeltje. Meteen daarop komen de anderen. Jacinta loopt naar Molly toe en raakt haar even aan. Molly draait zich woedend naar haar toe en roept:)
molly:
Je moet niet steeds op mijn lichaam richten trut!
jacinta:
(Vergoelijkend)
Dat deed ik toch niet expres.
molly:
(Tegen Henri en Johan)
Slaat drie keer een bal op mijn borsten.
(Tegen Jacinta)
Je denkt toch niet dat ze van rubber zijn hè?!
henri:
(Schalks)
Nou, laten we hopen van niet.
molly:
Wou je ze even zien? Wou je de blauwe plekken zien?!
henri:
Als je erop staat.
(Molly keert zich van Henri af en trekt haar tennisshirt omlaag. Ze heeft er geen b.h. onder. Ze bekijkt haar gekwetste linkerborst.)
molly:
Moet je dat nou toch eens zien!
jacinta:
(Vluchtig kijkend)
Je denkt toch niet dat ik dat expres gedaan heb!
molly:
Dat soort dingen overkomt mij te vaak weet je.
jacinta:
Ik kan niet eens zo goed mikken!
johan:
(In een poging de zaak een andere wending te geven)
Het was anders een prachtige partij! Zo heb ik me ze altijd voorgesteld.
henri:
(Tegen Jacinta)
Vroeger was ie niet zo vrolijk als ie verloren had.
johan:
Als je ouder wordt keert iedere lichamelijke inspanning terug tot zijn werkelijke proporties. Wat dat betreft kan ik het aanraden om ouder te worden.
(Veegt met een handdoek zijn gezicht droog)
jacinta:
(Tegen Henri. Niet bewonderend, maar koel)
Je was tamelijk goed.
henri:
O ja, ik had vleugels!
jacinta:
Soms zàg ik de ballen niet eens.
johan:
Hoho. Soms keek je er ook niet naar!
henri:
(Opgewekt)
Ik wou trouwens toch wel even vaststellen dat die ballen weer niet optimaal waren hoor.
johan:
Nee zeker niet!
molly:
Voor haar waren ze nog lang niet hard genoeg.
jacinta:
Je denkt toch niet dat ik met opzet op je tieten richt!
molly:
Omdat je de show wilt stelen sekreet.
jacinta:
Nou, nou, nou! De show stelen! Je eigen borsten wipten zeker puur toevallig bijna uit je jurk.
molly:
Moet je eens kijken wat er bij jou uitwipte!
jacinta:
(Doet automatisch een greep onder haar rokje, waar ze haar broekje in het kruis op z'n plaats brengt)
Wat dan?
molly:
Vraag dat maar aan die meneer.
jacinta:
(Tegen Henri)
Wat zag u dan?
henri:
(In verlegenheid)
Eh, nou...
(Haalt zijn schouders op)
molly:
Zie je wel!
jacinta:
Hé hé! Wacht nou even. Die meneer is niet gewend zo rechtstreeks over die dingen te praten.
henri:
Ik moet toch werkelijk zeggen dat mij niets is opgevallen. Ik, ik herinner me niets onfatsoenlijks.
johan:
Jezus.
jacinta:
(Tegen Henri)
Ik geloof je.
(Tegen Molly)
Je liegt, stuk sekreet.
johan:
Wat een woorden. Wat een woorden!
jacinta:
Ik word zo ziek van die leugens! | |
[pagina 170]
| |
henri:
Ik kan je verzekeren, er is althans mij niets onbetamelijks opgevallen, terwijl wij speelden. Trouwens, ik moest zo mijn best doen om je bij te houden dat ik het waarschijnlijk niet eens had gemerkt als je, nou ja, zonder kleren, gelijk Eva, over de baan was gegaan.
molly:
Zeg maar liever gedweild.
jacinta:
Wat een zelfkennis! Trut.
johan:
Dames, dametjes! De muren in dit clubhuis verschieten.
jacinta:
Jullie zijn hier zeker niet veel gewend.
(Zij draait haar rug naar Johan toe en trekt van achteren haar rokje even op.)
molly:
(Tegen Henri)
Moet je kijken, ze trekt een rooie broek aan om de aandacht op haar kont te vestigen.
henri:
(Geschokt)
Nou, nou, nou.
molly:
Als je d'r een tientje naast legt trekt ze hem nog uit ook.
johan:
Nou, nou, voor een tientje.
jacinta:
Laat je portemonnee gerust zitten.
johan:
O, ik was niet van plan...
henri:
Dames, dametjes, laat ik een voorstel doen!
molly:
Zij luistert toch alleen als het een smerig voorstel is.
henri:
Ik wou voorstellen dat wij iets... tot ons nemen.
jacinta:
Jij zeker geven en ik nemen.
henri:
Anna! Sherry!
(Tegen de meisjes)
Jullie willen toch nog wel een sherry?
(Anna pakt een fles van een plank achter haar in de kast en begint te schenken.)
molly:
Wat een serviel tiep.
(Tegen Henri)
Die heb je mooi in je zak vader.
henri:
(Glimlachend)
Misschien is het wel omgekeerd.
(Anna komt aanlopen met een blad en serveert de glazen.)
molly:
Ik dacht trouwens dat kampioenen zoals jullie van de drank afbleven.
johan:
Dat was vroeger.
henri:
En vlak voor een toernooi, nog altijd.
jacinta:
Erna werd er natuurlijk feest gevierd, vroeger.
johan:
Nou en of!
jacinta:
En zwierven er meiden om jullie heen?
johan:
(Enigszins van zijn stuk)
Meiden?
molly:
Jongedames, weet je wel. Die het wel eens met een kampioen wilden proberen.
johan:
(Zich hernemend als bon-vivant)
Nou ja, er zijn natuurlijk altijd fans. Dat, dat is toch nog altijd zo? Maar wij hadden verloofdes, in die dagen. Heel gezellig hoor!
molly:
Maar het bed in, dat was er niet bij.
johan:
Nou ja, andere tijden...
jacinta:
Lag het niet gewoon aan jullie?
johan:
O nee!
molly:
Weet je dat zeker?
johan:
Dat weet ik verdorie zeker! Het is toch niet zo dat... dat iedereen... Nou ja, wij hadden wel wat anders aan ons hoofd!
molly:
Jij wel.
johan:
Hoe bedoel je dat?
molly:
Ik had die verloofde van jou wel eens willen spreken. Kom nou! Je raakt toch wel eens uitgekeken op een tennisbroek! Je wilt toch wel eens over wat anders praten dan over drop-volleys, of hoe heten die dingen!
henri:
Drop-volleys, m'n specialiteit.
molly:
Dacht je dat het die meid ook maar iets interesseerde? Hoe lang heeft zo'n verloving nou nog helemaal geduurd schat?
henri:
We zijn ermee getrouwd.
jacinta:
(Hartgrondig)
Wat een ellende.
johan:
Onze verloofdes kwamen niets tekort!
henri:
Ik herinner me nog hoeveel pret we hadden aan het eind van een toernooi. Als de ballenjongens hun laatste handtekening binnen hadden.
johan:
En de mixed doubles in intiemere omgeving werden voortgezet.
molly:
Vertel mij daar eens alles van!
johan:
(Koket)
Het ligt eraan wat je wilt weten.
molly:
Nou ja! Ik wil wel eens weten hoe jullie het nou deden in die dagen. Sprongen jullie meteen op elkaar af, of, weet ik veel, werden jullie voortdurend verliefd of zoiets?
johan:
Reken maar!
molly:
Weet je wel hoe wij het doen, vandaag de dag?
johan:
Ik mag toch vermoeden dat het niet zoveel verschilt.
henri:
Het zit allemaal nog op dezelfde plaats, wat?
jacinta:
(Neerbuigend)
Dacht je dat?
johan:
Ik weet het zelfs zeker.
jacinta:
Ik wou dat we ophielden met dit soort geouwehoer.
henri:
O ja, dat vind ik ook. | |
[pagina 171]
| |
molly:
Vind jij dat ook? Jij praat het meest!
henri:
(Ernstig)
Weet je dat zeker?
molly:
Je zou jezelf eens moeten horen.
henri:
Ik ben het me niet bewust!
molly:
Dan wordt het tijd dat je de hele dag een bandapparaat achter je neerzet. Kun je jezelf 's avonds horen.
henri:
(Lichtelijk in verwarring)
Maar liefje, luister eens! Ik zal toch zelf nog wel weten...
(Kijkt hulpzoekend naar Johan)
johan:
(Afgemeten)
Het is me niet zo opgevallen.
jacinta:
Er komt een leeftijd weet je, dan gaan mensen dingen zeggen die ze niet bedoelen. En ze herinneren het zich niet.
johan:
Zo ver is het nog niet met Henri!
henri:
(Zich hernemend)
Mijn grootvader, die had daar inderdaad last van. Hield hele gesprekken zonder dat ie wist dat ie ze voerde. En wij zaten eerbiedig aan tafel en luisterden. Het was net een soort orakel. En een onzin!
johan:
Tragisch genoeg.
jacinta:
Was het niet gewoon vervelend?
henri:
Ook wel. Ook wel.
jacinta:
Het is toch een aanfluiting man, als iemand zijn hele leven normaal heeft kunnen praten en opeens slaat de stop door. Of het niks is!
johan:
Het is niet niks. Het is afschuwelijk. Het staat ons allemaal te wachten. Misschien moeten we er niet over praten. Ik bedoel: er is niets aan de hand.
(Molly staat op en loopt naar de muur tussen de twee kleedkamerdeuren. Zij leest aandachtig het aanplakbiljet dat daar hangt en waarop onder meer staat in vette letters: veternentoernooi winterswijk)
molly:
Je zal daar toch naar Winterswijk moeten.
henri:
O maar dat is heel gezellig. Een heel gezellig toernooi. Gaan wij ieder jaar heen. Ontmoeten er oude bekenden.
jacinta:
En tennissen ho maar.
henri:
In de krant komen we toch niet meer.
jacinta:
Misschien als je na afloop stomdronken tegen een boom rijdt.
henri:
(Knikkend)
Er is heel wat te drinken!
molly:
(Komt naar Henri toe. Gaat op zijn schoot zitten)
Als ik nou eens met je meeging. Zouden al die ouwe kampioenen dan niet een beetje jaloers zijn?
henri:
Ze komen meestal met hun vrouw.
jacinta:
Dus die zijn al voorzien!
johan:
Onze echtgenotes gaan ook wel eens mee. Stel je voor!
jacinta:
(Hem meteen aanvullend)
Dat ze niet meegingen.
henri:
Er zijn zoveel toernooien. Soms blijven ze thuis.
molly:
Dan kunnen wij toch mee?
jacinta:
Je wou niet naar Winterswijk!
molly:
Bemoei je er niet mee.
henri:
Het punt is, ik weet niet zeker of ik dit jaar kàn... Winterswijk.
jacinta:
Je kleinkind jarig?
henri:
M'n zwager.
jacinta:
(Hartgrondig)
Jezus.
molly:
(Flemend tegen Henri)
Als ik je nou eens uitnodigde. Als ik tegen je zei: Henri, lieverd, laat mij een beetje van je spelkennis profiteren. Ik wil je tennis-mainteneetje zijn.
henri:
(Verblufd)
O liefje!
molly:
Je wilt toch wel een beetje van mij profiteren. Met mij rondlopen en iedereen de ogen uitsteken!
johan:
(Lachend)
Ik zie het voor me. Al die ouwe wijven!
molly:
(Tegen Henri)
Oudere mannen hebben mij gefascineerd.
jacinta:
(Jolig. Haar glas omhoog houdend)
Glas leeg!
johan:
Anna!
molly:
Ik droomde zo vaak van een oudere man die zich over mij heen boog en met de ervaring van zijn leven in mijn oor fluisterde: kom bij mij. Ik zal je een huis laten bouwen... God Henri, je hunkert wel eens naar volwassen liefde.
henri:
O ja; o ja. Ik begrijp het.
molly:
Belegen kaas is pittiger dan jonge.
henri:
(Tegen Molly)
Vroeger liefje, m'n ouders leefden nog. Het was zomer. Vader nam ons mee uit roeien. Strooien hoed op. Mouwen opgerold en maar aan de riemen trekken. En ik... ik luierde achterin de boot en ik was nog jonger dan jij nu en dacht aan meisjes zoals jij en ik zag mijn leven voor me, vrolijk en opwindend...
molly:
Verdorie Henri. Dacht je er ook aan dat je naar Winterswijk zou moeten?
henri:
Ik was een en al ambitie!
molly:
Dat wil ik geloven zeg! | |
[pagina 172]
| |
henri:
Je komt er alleen maar als je hard bent voor jezelf!
molly:
Hé! En voor je verloofde!
henri:
(Koel)
Daar hebben we het geloof ik al over gehad.
molly:
Zeg Henri. Zou jij niet nog eens opnieuw willen beginnen? Alles nog eens dunnetjes overdoen!
johan:
Anders ik wel!
henri:
En van dat dunnetjes, dat kun je wel vergeten!
jacinta:
Het is toch niet waar!
molly:
Zeg Henri. Wat zou jij het allerliefste willen overdoen?
(Ze knijpt hem in de wang en knipoogt)
Nou?!
henri:
Zal ik het je eerlijk zeggen?
molly:
Ontzettend eerlijk Henri.
henri:
Wimbledon.
molly:
Wat zeg je nou? Heb jij op Wimbledon gespeeld?
henri:
Wist je dat niet?
molly:
Ik kijk nooit in mijn moeders plakboek!
jacinta:
Jullie jokken.
molly:
Waren jullie zo ontzettend goed?
henri:
Johan die noemden ze Killer!
molly:
Hé Henri. Wij zullen het best maken, daar in Winterswijk.
henri:
O dat is zeker! We zeggen gewoon dat je vijfenzestig bent!
molly:
(Daar niet op reagerend)
En Henri, je moet mij vertellen over vroeger. Over de mode in 1910!
henri:
Toen speelde ik nog niet!
molly:
(Onverstoorbaar)
En over de manier waarop jullie het met elkaar deden. Kus mij eens Henri.
(Henri kijkt in verwarring om zich heen)
molly:
(Slaat haar armen om Henri's hals)
Kus mij.
(Dan, rauwer)
Laat eens wat zien!
(Henri kust haar aarzelend. Dan, als zij erop ingaat, heftiger)
molly:
(Zich opeens losrukkend. Schreeuwend)
Au!
henri:
(Geschrokken)
Liefje!
molly:
(Geeft hem een zet. Gaat staan)
Au, Jezus Christus. Vuile smeerlap. Vieze ouwe smeerlap.
(Tegen Jacinta; luid)
Hij bijt!
henri:
Liefje. Je vergist je. Je...
molly:
(Rauw; tegen Jacinta)
Wat denkt je dat ik ben? Een van z'n hoeren?
henri:
Och. Maar...
molly:
(Half huilend)
Ik zag het toch godverdomme meteen. Maar ik ben zó stom. Zo naïef. Ik denk dat ie een toernooi met me wil spelen.
jacinta:
(Lakoniek)
Maar hij wou je liever bijten.
johan:
(Bezwerend)
Kom, kom nou meisjes. Henri is een fatsoenlijk mens.
henri:
(Zich enigszins hernemend)
Ik kan mij trouwens niet herinneren...
(Aarzelt)
Dat ik je beet. Ik bedoel, ik ga toch niet als een beest...
jacinta:
Dat soort praatjes kennen we vader.
(Inmiddels heeft Molly een zakdoek uit haar vestzak gehaald. Die drukt ze tegen haar mond.)
jacinta:
(Aansluitend bij haar vorige uitspraak)
Het is niet de eerste keer dat wij ergens een partijtje tennis komen spelen.
henri:
Ik moet toch werkelijk zeggen dat ik in mijn lange carrière nog nooit, werkelijk, nooit...
molly:
(Toonloos)
Vuile leugenaar.
henri:
Ik zou mij dit soort schoftenstreken herinneren. Iedere belediging...
johan:
(Op zelfverzekerde toon)
In onze sport bestaat geen fair-play cup. Maar ik weet zeker dat wij deze gewonnen hadden als hij ooit was ingesteld.
jacinta:
Hoe weet jij dat zo toevallig schat?
johan:
(Met nadruk)
Zulk soort dingen weet men.
jacinta:
Maar als ik dat nu eens niet geloof?
johan:
Dan zijn wij waarschijnlijk uitgepraat.
molly:
Dat noemt ie nog ‘waarschijnlijk’ ook!
jacinta:
Alleen in het meteen aan je lijf zitten is het altijd ‘zeker’.
henri:
(Schreeuwt, over zijn toeren)
Waar zijn jullie eigenlijk op uit?!
molly:
Op je buik.
henri:
Op m'n wàt?!
molly:
Op je dikke ouwemannenbuik, met je vunze ouwemannenpraatjes en je verhalen over vroeger toen je nog mooi was en sterk. Maar dat ben je allang niet meer opa, en toevallig weet ik ook dat je een eersteklas miserabele opschepper bent met je verhalen over Wimbledon.
(Stilte. Dan, met minachting)
Wimbledon.
johan:
Moeten we je soms bewijzen dat we daar gespeeld hebben?!
molly:
De kranten stonden zeker vol over jullie succes?! | |
[pagina 173]
| |
johan:
Op de voorpagina!
molly:
Je bent al net zo'n opsnijer als opa daar.
henri:
(Woedend)
Waarom vertrekken jullie niet?!
molly:
(Gaat voor hem staan) Dat zou je wel willen, hè opa? Vertrekken en nooit meer terugkomen. Maar toevallig ga ik straks aan een dokter mijn bloedende tong laten zien en als ie dan vraagt hoe ik daar aan kom, dan zeg ik: opgelopen bij het tennissen. De valse tanden van de kampioen!
(Loopt naar de bar, klingelt luid. Als Anna komt aanlopen, zegt zij:)
Anna, een doos wedstrijdballen!
(Anna overhandigt haar een doos ballen. Molly loopt terug naar Henri en Johan en roept:)
molly:
En denk maar niet dat we dit in de doofpot stoppen omdat je toevallig nou een dikke pens hebt en je bijna door je bed heen zakt!
(Jacinta lacht. Zij pakken beiden hun rackets en gaan af via de buitendeur.)
johan:
Je béét haar.
henri:
O ja.
johan:
Het is verdomme waar?
(Hij kijkt Henri verbouwereerd aan)
God Henri, je huilt.
henri:
(Ingehouden snik)
O nee. O nee.
(Pakt zijn zakdoek. Bet zijn ogen)
johan:
Voor een paar hoeren Henri. Er worden tegenwoordig hoeren lid van onze club.
henri:
(Zijn zakdoek opbergend, nadat hij deze zorgvuldig heeft opgevouwen. Quasi opgewekt)
Ik kan niet te laat thuiskomen.
johan:
Ik had haar zelf kunnen bijten.
henri:
Toch zag ik het voor me, Wimbledon. Alsof ik er stond!
johan:
Je komt er nooit van weg!
henri:
We liepen langs de banen. Als goudhaantjes! Goed gevoel! Ben ik nooit kwijtgeraakt. Ik voelde me net een magneet. En de kostschoolmeisjes met hun petjes die ons nawezen.
johan:
Vreemd, dat herinner ik me toch niet meer.
henri:
(Zeer beslist)
Ze wezen ons na. En kwamen om een handtekening. En we maakten praatjes met de mensen en beloofden dat we goed zouden spelen.
johan:
We beloofden het!
henri:
En alle journalisten. Die we voor schut zetten zonder dat ze het begrepen. Goeie idiotie van die tijd. Als ik in mijn plakboek kijk denk ik dat het doodgaan makkelijk zal zijn. Met zoveel bagage!
johan:
(Zonder enthousiasme)
Een geslaagd leven.
henri:
(Nadenkend)
Ik kon me er niet tegen verzetten.
johan:
(Kijkt op zijn horloge)
Vanavond alweer op visite. Net gepromoveerde medewerker.
henri:
O, vervelend.
(Kijkt van Johan weg. Vervalt weer in gemijmer)
Trouwens, jij lag wat te rusten en ik liep langs de grasbanen. Avond begon snel te vallen. Zie het voor me. Zo duidelijk. Meisjes volleybalden op een veldje. Ik voelde me, tja, rijk; wat een ouderwets woord.
johan:
We zijn ouderwets.
(Glimlacht)
En we willen op tijd komen.
henri:
Toch was het of mijn hart brak. Daarnet.
johan:
(Naar buiten kijkend)
Nou, nou, nou, nou! De brutaliteit. De botte hoerenmentaliteit. Moet je dat nou eens kijken!
henri:
Dit is ongehoord!
johan:
Die komen hier niet nog eens binnen jongen!
henri:
Ik kan me trouwens voorstellen dat we hem waarschuwen!
johan:
En een brief schrijven. Dat is zeker.
henri:
Het is toch van het grootste belang dat het bestuur...
johan:
Nou en of!
henri:
(Aarzelend)
Aan de andere kant... keren de dingen zich vaak tegen jezelf.
johan:
(Kijkt op zijn horloge)
Verdorie Henri. Ik moet me nog haasten.
(Stilte; haalt zijn schouders op)
Nou ja, kom ik er maar een kwartier later.
henri:
Ze zullen überhaupt blij genoeg met je zijn!
johan:
(Met vermoeid elan)
Ik zie ons daar nog veel te laat aankomen bij Hymes en Marquez.
henri:
Terwijl ze dachten dat we meiden zouden meenemen!
johan:
En wij waren godverdomme zo verlegen!
henri:
(Glimlacht)
En nu zouden ze willen dat we onze winterslaap begonnen. Maar we komen niet meer zo gemakkelijk in slaap. En om de tijd te doden spelen we een partijtje.
(Stilte)
Alsof je de tijd werkelijk zou kunnen doden. En de winter te slim af zijn.
(Stilte; dan, fel uithalend)
| |
[pagina 174]
| |
Dacht jij verdomme dat je de winter te slim af was!
johan:
(Geïrriteerd)
Wie zegt dat man, wie zegt dat!
(Op dat moment wordt de buitendeur opengeworpen. Molly en Jacinta komen binnen, gierend van de pret. Ze hebben hun rackets bij zich. Achter hen komt Willem van Prinsen Gaasbeek. Hij is uiterst joyeus gekleed en heeft opnieuw een bloem in zijn knoopsgat. Hij draagt een vlotte hoed. Hij treedt binnen, legt zijn arm om Molly's schouders en roept:)
prinsen:
Mag ik even voorstellen! Mijn bruid!
(Henri en Johan staren hem sprakeloos aan. Donkerslag)
|
|