De Gids. Jaargang 138
(1975)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 713]
| |
Paul Kapteyn
| |
2. Eerdere ontwikkelingenAls je probeert de ontwikkelingen op langere | |
[pagina 714]
| |
termijn in man-vrouw verhoudingen te overzien, dan ontstaat een beeld dat als volgt onder woorden is te brengen: terwijl de machtsverschillen tussen man en vrouw afnemen en de huwelijksdwang ‘van buiten af’ kleiner wordt, wordt de dwang ‘van binnen uit’ - hun zelfcontrole - groter en neemt hun onderlinge identificatie toe. Binnen deze ontwikkelingen die uiteraard niet automatisch verlopen en evenmin rechtlijnig, noch volledig parallel en zeker niet voor alle groeperingen in hetzelfde tempo en dezelfde mate, blijkt de huwelijkshiëarchie en gehoorzaamheid onder de negentiende eeuwse gegoede burgerij te passen. | |
Grotere machtsverschillenAls je teruggaat in de geschiedenis dan valt op hoe mannen waarschijnlijk op grond van hun grotere lichaamskracht van oudsher meer hun gang konden gaan dan vrouwen, die mede door de hen typerende mogelijkheid kinderen te dragen en te baren, meer gebonden waren. Wanneer het gemak van een enkel voorbeeld is toegestaan dan spreekt dit mannelijk overwicht op een klemmende wijze uit het leven van wat wij een roverhoofdman zouden noemen, maar toen een ridder heette. Zoals bekend liet hij - als het hem van pas kwam - een kuisheidsgordel smeden om zijn vrouw als een brandkast tegen vreemde indringers te beschermen en als een loopse hond van hen af te houden.Ga naar eindnoot1. Hij kon zich het gemak van dit voorbehoedsmiddel toestaan omdat zijn macht groot was en hij moest zijn toevlucht er toe nemen omdat zijn vrouw hem niet uit zich zelf trouw en gehoorzaam was. Zijn vrouw was zijn bezit en omdat haar afhankelijkheid van hem en zijn macht over haar groot was, was haar gevoel van aanhankelijkheid, van verbondenheid en identificatie met hem gering. Zij gehoorzaamde omdat ze het zelf niet anders zou willen. Vergeleken met de vroegere ridders en waarschijnlijk ook met hun eigen voorouders was de omgang tussen man en vrouw onder - latere - burgerlijke groeperingen in de zestiende en zeventiende eeuw minder extreem. De macht van de burgers was geringer en hun afhankelijkheid groter dan die van de zwaarddragende en vechtende ridders. Zij konden minder hun gang gaan. Zij moesten door de aard van hun bezigheden met meer mensen op een meer behoedzame wijze rekening houden en zij waren ook meer afhankelijk van hun vrouw, die meewerkte in de nering en samen met de man de degelijkheid en kredietwaardigheid hoog hield. Toch was ook hier de positie van de vrouw duidelijk ondergeschikt. Zij had haar man aan te spreken met ‘U’, terwijl hij met een eenvoudig ‘jij’ kon volstaan.Ga naar eindnoot2. Zij diende ervoor zijn erfopvolging veilig te stellen en wee haar gebeente als een vreemde zijn kans schoon zag. De echtgenoot spare den roede niet.Ga naar eindnoot3. Omgekeerd echter nam zij - als het geval zich voordeed - de bastaarden van haar man op en had ze te verzorgen als waren het haar eigen kinderen.Ga naar eindnoot4. Ook in deze kringen waren de mannelijke voorrechten - in onze ogen - groot en bovendien vanzelfsprekend. Zij werden niet aangevochten en zonder excuses of gène genoten. Een lied uit die tijd laat zien hoe de vrouw zich moest schikken naar de luimen van haar man.
Wann Er schreiet, Sie nur schweiget
Schweiget er dann, redt sie ihn an
Ist er grimmsinnig, ist sie kühlsinnig
Ist er vielgrimmig, ist sie stillstimmig
Ist er stillgrimmig, ist sie troststimmig.
Ist er ungstümmig, ist sie kleinstimmig
Tobt er aus Grimm, so weicht sie ihm
Ist er wütig, so ist sie gütig
Er ist der Sonn, sie ist der Mond
Sie ist die Nacht, er hat Tagsmacht
En ook hier geldt dat de gehoorzaamheid van de vrouw in sterke mate door de directe dreiging werd afgedwongen en minder van ‘binnenuit’ werd gevoeld.Ga naar eindnoot5. In een ander lied uit die tijden over een molenaarsechtpaar wordt bezongen hoe de overspelige vrouw wel straf krijgt, maar geen spijt heeft van haar daad.Ga naar eindnoot6. Zij voelt zich niet schuldig. Zij heeft geen wroeging. De onderlinge aanhankelijkheid, solidariteit en identificatie waren door de grote afhankelijkheid te gering om het zelfverwijt mogelijk te maken. Juist omdat de machtsverschillen groot waren was de zelfcontrole, ook in de zin van sterke schaamte- en schuldgevoelens van beide ‘partijen’ voor elkaar gering. Het leven was, naar onze maatstaven gemeten, zodoende opener. De genietingen, de ruzies, de dwang en ook de ontsnapping daaraan werden nog minder verhuld. In de | |
[pagina 715]
| |
onderlinge roddel, in verhalen en op het toneel steeg vlak naast het schandegeroep over de overspelige vrouw het gegrinnik op over de overspeelde echtgenoot.Ga naar eindnoot7. | |
Kleinere machtsverschillen.In de loop van de achttiende eeuw doen zich in de omgang tussen man en vrouw en dan met name in burgerlijke kringen veranderingen voor, die hetzelfde verband aangeven: de machtsverschillen tussen man en vrouw nemen af, de identificatie tussen beide neemt toe en de zelfcontrole - de innerlijke gehoorzaamheid - van beide wordt groter. Deze ‘tendens’ wordt geconditioneerd door een maatschappelijk proces dat al veel eerder op gang kwam, maar in de loop van de achttiende eeuw scherpere contouren krijgt, die ook in onze tijd duidelijk zichtbaar blijven. Het gaat om een proces waarbij onder toenemende concurrentiedruk en daaruit voortvloeiende monopolievorming binnen en tussen staten en bedrijven, maatschappelijke functies worden opgedeeld en op een ‘hoger niveau’ en op een ‘grotere schaal’ worden geïntegreerd. In dit proces - en dat is in dit verband vooral van belang - worden allerlei bezigheden van mensen, die vroeger binnen kleinere verbanden en gebieden meer door de betrokkenen zelf werden verricht en relatief vrij toegankelijk voor hen waren, in twee richtingen gesplitst. Aan de ene kant worden meer functies - zoals de verdediging, uitbreiding en pacificatie van het eigen territorium, de produktie van goederen, het innen van belastingen, het onderwijs, de verwerking van uitwerpselen, de gezondheidszorg - voor een groter aantal mensen op een groter gebied buiten hen om vervuld, en aan de andere kant worden allerlei functies - zoals slapen, vrijen, ruzie maken, neuspeuteren, eten - die allen gemeen hebben meer binnen de afgeslotenheid van de eigen intieme kring vervuld. Dit proces van maatschappelijke differentiatie en integratie, waarbinnen de groei van meer private functies samengaat met de groei van meer publieke functies is in de loop van de achttiende eeuw zo ver ontwikkeld, dat de drieledige tendens duidelijk zichtbaar begint te worden. Met de groeiende handel en nijverheid komen ‘wonen en werken’ verder uit elkaar te liggen en de indruk ontstaat dat met deze differentiatie de machtsverhoudingen tussen man en vrouw niet alleen verschuiven, maar de machtsverschillen ook in zekere zin afnemen en wel met name binnenshuis. Daar verliest de man enigszins terrein, terwijl de vrouw als symbool en bewaakster van de ‘huiselijkheid’ aan invloed lijkt te winnen. Met de differentiatie ontstaat ook wat wij nu nog als het typische gezinsleven ervaren. Het wordt thuis gezellig. Er heerst op z'n Duits ‘Stimmung’, een gevoel van geborgenheid naar binnen toe, van warmte en genegenheid van de huisgenoten onderling.Ga naar eindnoot8. De aandacht van man en vrouw voor elkaar wordt groter en ‘gevoeliger’ - ze gaan aardiger en tevens wat zorgvuldiger met elkaar om. Hun huwelijk wordt een verbintenis, die minder door ouders uit zakelijke overwegingen in elkaar is gezet en meer door hen zelf is gewenst.Ga naar eindnoot9. Het huwelijk wordt minder een ‘Situationsehe’ en meer een ‘Neigungsehe’. Ook de aandacht voor kinderen neemt toe. Ouders gaan van hun kinderen ‘houden’ en lachen vertederd om hun ‘malle fratsen’ en ‘stoutigheden’. Het te vondeling leggen neemt af en de adoptie raakt in. Er wordt meer tijd en aandacht besteed aan een minder strenge en meer voorzichtige maar tevens indringender opvoeding.Ga naar eindnoot10. Deze toenemende identificatie tussen man en vrouw - en kinderen -, deze verpersoonlijking en ook sentimentalisering van het huwelijk in burgerlijke kringen en het andere ‘effect’ van de toenemende privatisering, de afname van de machtsverschillen tussen man en vrouw binnenshuis hangen samen met een grotere zelfcontrole, die door het proces van integratie en differentiatie wordt afgedwongen, maar die ook in huis geldt, waar man en vrouw meer rekening met elkaar hebben te houden. De man kan minder zijn gang gaan en de vrouw krijgt grotere verantwoordelijkheid. Juist in de achttiende eeuw wordt op grotere schaal de meer onbeheerste, brute en directe omgang tussen de seksen bestreden en veroordeeld.Ga naar eindnoot11. Men moet zich overigens geen overdreven voorstelling maken van deze verschuivingen. Nog steeds, ook door fervente voorstanders van het nieuwe ideaal, wordt onder het oude argument van de erfopvolging de vrouw het overspel meer kwalijk genomen dan de man.Ga naar eindnoot12. De ‘gevoelige’ omgang beperkt zich hoofdzakelijk tot binnen het huis. Daarbuiten behoudt de man zijn privileges, zij het meer verborgen voor de andere leden van het gezin. | |
[pagina 716]
| |
Waar het om gaat is echter dat in de achttiende eeuw - zij het vooral als ideaal - de onderlinge identificatie van man en vrouw in burgerlijke kringen sterker wordt, de machtsverschillen in zeker opzicht verminderen en in samenhang daarmee de directe dwang en dreiging af-, maar de innerlijke controle en de gehoorzaamheid toeneemt. Het is in deze tijd dat woorden als ‘geweten’ en ‘normaal’ hun nog enigszins actuele betekenis krijgen.Ga naar eindnoot13. Juist door de toenemende identificatie gaan man en vrouw elkaar, maar ook zichzelf meer iets kwalijk nemen en gaan beiden sterker schuld en schaamte voor elkaar voelen. Het bovengenoemde liedje van de molenaarsvrouw zonder wroeging raakt uit de tijd. De grotere zelfcontrole betekent ook dat man en vrouw meer anticiperend op elkaars wensen en verlangens met elkaar omgaan. De meer directe lust- en onlustgevoelens worden uitgesteld en een meer ‘geestelijke’, verlangende liefde vult de vrijgekomen tijd op. Het is deze grotere emotionele terughoudendheid die aan de dan nieuwe en progressieve verheerlijking van het huwelijk, als een sterk emotionele en persoonlijke band tussen man en vrouw, haar ‘sentimentele’ kleur geeft - een woord overigens dat in die tijd wordt gevormd en bepaald geen denigrerende klank had -.Ga naar eindnoot14. | |
3. ‘Hiërarchie en Gehoorzaamheid’.In de loop van de achttiende en vooral in de negentiende eeuw leidt de drieledige ontwikkeling van afnemende machtsverschillen, toenemende identificatie en zelfcontrole tot wat ik eerder noemde de huwelijkshiërarchie en -gehoorzaamheid. | |
Over de burgerlijke omgang tussen man en vrouw in de negentiende eeuwHet in de achttiende eeuw ontstane ideaal - een sterk persoonlijke band tussen man en vrouw op grond van wederzijdse genegenheid - was het beeld van de opkomende burgerij, die de strijd met de aristocratie om economische en politieke functies steeds meer in haar voordeel besliste. In deze strijd past dit beeld en had een polemische functie. Het burgerlijk ideaal stond aan de ene kant tegenover de ‘decadente’ opvatting van de aristocratie dat liefde tussen echtgenoten geen pas gaf en juist ‘burgerlijk-vulgair’ was en aan de andere kant tegenover de ‘brute’ praktijken van het volk, waar kinderen te vondeling werden gelegd, de vader ontbrak en trouwen nog niet de gewoonte was.Ga naar eindnoot15. In de negentiende eeuw heeft de burgerij duidelijker de strijd met de aristocratie in haar voordeel beslecht en wordt met haar maatschappelijke dominantie het beeld van de omgang tussen man en vrouw van een ideaal waarnaar gestreefd moest worden tot een verworvenheid die behouden dient te blijven. Het lijkt erop dat de verschuivingen in de machtsverhoudingen tussen man en vrouw zich consolideren en de machtsverschillen die blijven bestaan, juist door de grotere identificatie en zelfcontrole, tot een hiërarchie worden waarin de minderen in macht dwangmatig gaan gehoorzamen. Deze gehoorzaamheid of dwangmatig geworden zelfcontrole, waarmee vooral de vrouwen zich op hun plaats houden, komt scherp naar voren in wat je de ‘taboeëring’ van het leven kunt noemen. Het is opvallend hoe al tegen het eind van de achttiende, maar sterker nog in de loop van de negentiende eeuw, allerlei verhalen waarin meer lichamelijke termen gebruikt worden om de omgang tussen de seksen te schetsen, te pijnlijk worden om te lezen of te vertellen. Die termen zelf - zoals kut, lul, kont en neuken - duiken onder in wat pornografie gaat heten en worden in het officiële spraakgebruik vervangen door het nette of wetenschappelijke jargon van penis, vagina, achterwerk, en naar bed gaan. Het is de tijd waarin Shakespeare, de bijbel en andere standaardwerken een gezinsbewerking ondergaan, zodat alles wat alleen maar doet denken aan een directere, meer open en minder beheerste omgang tussen man en vrouw, wordt geschrapt. Zelfs de achttiende-eeuwse literatuur waarin de nieuwe gevoeligheid inzet, de sterkere schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens naar voren komen maar de ondeugden wel worden beschreven, om juist de deugd te kunnen belonen, blijkt te ruw voor hen die van geen kwaad meer willen weten. Alle gebeurtenissen onder mensen die herinneren aan een minder zorgvuldige omgang met elkaar, aan een minder grote zelfbeheersing, grotere machtsverschillen en geringere identificatie verdwijnen achter sociale coulissen en worden zelfs verondersteld niet te bestaan. De gevoelens van angst, schaamte en schuld nemen toe en bereiken een hoogte waarbij | |
[pagina 717]
| |
mensen zich zo sterk en met zoveel succes afkeren van wat angstaanjagend is, dat die gevoelens aan het bewustzijn van de betrokkenen ontglippen en hun emotie-controlerende functies zelf oncontroleerbaar worden. De grotere zelfcontrole, waartoe afnemende machtsverschillen dwingen en die zich mede als statusattribuut van de dominante burgerij verscherpt, wordt tot een ‘zelfdwang’ en leidt tot een onbewuste gehoorzaamheid die de bestaande machtsverschillen verzegelt.Ga naar eindnoot16. | |
Over de vrouwDeze gehoorzaamheid geldt in de eerste plaats de vrouw. Met de toenemende macht van vrouwen uit de burgerlijke lagen ontstaat in de tweede helft van de achttiende eeuw de vrouwenliteratuur. Het is vooral in Engeland, waar dit genre tot bloei komt dankzij de relatief sterke economische ontwikkeling, de verder gevorderde differentiatie tussen private en publieke functies en de sterkere positie van de burgerlijke lagen. Deze literatuur brengt treffend tot uitdrukking hoe de grotere zelfcontrole niet alleen de vrouwen wordt opgelegd maar ook door henzelf wordt gepropageerd. Eén van hen, Mary Brunton, schrijft veel gelezen boeken onder titels als Selfcontrol en Discipline. Een ander, Maria Edgeworth, schrijft de Fairchild family, waarin de kinderen ‘Henry’ en ‘Emily’ dezelfde brave, opvoedende rol spelen als bij ons gedurende de gehele negentiende eeuw Hendrik en Maria. In diezelfde tijd verschijnen er ook allerlei etiquetteboeken en soortgelijke geschriften, waarin vrouwen en meisjes voorzichtig maar met klem wordt voorgehouden dat zij ‘should dress simply, should refrain from imitating the fluttering votaries of that capricious dame called Fashion and shew eschew cosmetics on the principle that a false face may be supposed the covery of a false hart’.Ga naar eindnoot17. Ook in Nederland verschijnen deze wijze lessen voor jonge dochters, waarmee de innerlijke gehoorzaamheid, de strenge zelfbeheersing zonder latere ironie, maar ook zonder eerdere bruutheid wordt aangeleerd. ‘Spreekt steeds de waarheid, waag het nimmermeer te liegen.’ ‘Zijt nederig gelijk het viooltje, dat zich onder het gras verschuilt en gedraag U altijd deugdzaam, schoon geen menschelijk oog U ziet.’ ‘Ga niet over het einde: loop niet hard; gaap niet overal rond, maar zie vooruit op de weg dien Gij betreedt; dan zult Gij nimmer vallen.’Ga naar eindnoot18. Het is geen wonder dat onder deze druk de schaamtegevoelens sterker gaan worden en het blozen wordt geprezen. ‘The blush which diffuses its crimson on the cheek is not only the most powerful charm of beauty, but does honour to the innocence of her heart’.Ga naar eindnoot19. Onschuld van nature moest de vrouwelijke charme zijn en door de voortdurende inslijping van schaamtegevoelens gingen beiden, man en vrouw er in geloven. Naarmate de zelfcontrole strikter wordt, wordt zij dwangmatiger, meer onbewust en dus ‘natuurlijker’. ‘... De fijne, onberispelijke beschaving was zóo vrij van al wat naar stijfheid zweemde, dat wij ons niet eens meer rekenschap gaven van de meesterlijke wijze, waarop de minste gebaren, woorden en daden gepolijst moesten zijn, alvorens zulk een uitkomst op te leveren, en het bijna gingen beschouwen alsof de lieden van die tijd aldus geboren werden.’Ga naar eindnoot20.
De vraag is echter waarom dit gebeurde, waarom de vrouw zo gehoorzaam werd en daarmee de machtsverhoudingen hiërarchiseerde. Ik wees er al op dat met de groei van private functies de vrouw kansen krijgt haar macht binnenshuis te vergroten en dat de realisering van die kansen een grotere zelfcontrole afdwingt. Ik wees er ook al terloops op dat met het dominant worden van de burgerlijke levensstijl deze zelfcontrole als statusattribuut zich verder verscherpt. Er is echter nog meer aan de hand. De stilzwijgende gehoorzaamheid lijkt in de directe omgang tussen man en vrouw een dubbele functie te hebben. De maatschappelijke condities waren niet van dien aard dat zij zich kon permitteren om naast de man te gaan staan of om zich aan hem gelijkwaardig te voelen. De weerstanden die zo'n standpunt zou oproepen, zouden te groot zijn. Nee, zij erkende de heerschappij van de man en was gehoorzaam. ‘God meant the male to be superior, having granted him a more muscular body and a mind endowed with greater resolution and more extensive power.’Ga naar eindnoot21. Wat dat betreft kon de man gerust zijn. Hij was en bleef de baas. De kracht van de vrouw lag niet in een directe confrontatie. Zij moest een omweg bewandelen, die grotere eisen aan haar zelfcontrole stelde. Zij moest de kracht van de man wel erken- | |
[pagina 718]
| |
nen, maar kon deze tevens neutraliseren door tegenover zijn ‘buitenwereld’ van concurreren, hardheid, oorlog en komedie, hun gemeenschappelijke ‘binnenwereld’ van onderlinge identificatie en solidariteit, van vrede en echte liefde te stellen en te idealiseren. Door het propageren en verdedigen van dit betere leven en vooral door er vanuit te gaan dat het eigenlijk was zoals het behoorde te zijn, kon zij de man met verwijten, gevoelens van gekwetst zijn en teleurstelling onder druk zetten, hem aan zich binden en gelijkertijd aan hem ondergeschikt blijven. In die richting werd zij opgevoed, want daar lagen haar kansen. Die opvoeding was streng en leidde tot die dwangmatige zelfcontrole, want wilde ze die stilzwijgende eisen aan haar man kunnen stellen, dan moest ze er eerst zelf aan voldoen en leren in deze zin gehoorzaam te zijn. Deze strategie, die alleen al wegens de dwangmatige zelfcontrole nauwelijks bewust was, is zeer typerend voor de omgang tussen man en vrouw onder de negentiende eeuwse burgerij en later, met uitbreidende privatisering, ook meer in het algemeen. Een treffende kant van wat je niet al te aardig - het ‘vertruttingsproces’ van de vrouw zou kunnen noemen is, dat de vrouw zichzelf in haar huis vastzet. De huiselijke waarden, die haar macht en wapen vormen, stellen aan haar de hoogste eisen. Het huis zelf is - al klinkt het wat zwaar - haar vesting, maar tevens haar gevangenis. Belangrijk is bovendien dat de vrouw juist omdat ze moraliseert en het niet doorheeft, gaat geloven in de vanzelfsprekendheid van de solidariteit en de onderlinge identificatie en zodoende het besef verliest in een machtsstrijd te zijn verwikkeld, waarbij zij ook op zichzelf druk uitoefent. | |
Over de manIn dit vastschroevend sociale mechanisme van ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’ leeft ook de man en het beeld is zonder hem niet compleet. Met de toenemende identificatie en de afnemende machtsverschillen neemt ook voor hem - zij het in mindere mate dan voor de vrouw - de zelfcontrole toe. Hij blijft wel de heer des huizes en de verworven burgerlijke rechten vallen hem en alleen via hem de andere gezinsleden ten deel, maar de privileges worden naar binnen toe minder vanzelfsprekend. Buitenechtelijke escapades nemen wellicht niet af, maar moeten zich afspelen buiten het gezin. De gezinsleden moeten van niets weten of op z'n minst die schijn kunnen ophouden. Al is de bewering dat in deze tijden het instituut van maitresse in aanzien daalt maar het aantal prostituées toeneemt, moeilijk te controleren, illustratief is ze wel.Ga naar eindnoot22. - De taboes gelden met andere woorden ook voor de man, maar - en dat is het grote verschil met de vrouw - hij leeft zowel voor als achter de sociale coulissen en de ‘zelfdwang’ is lang niet zo groot. Hij blijft in zekere mate weet hebben van wat onderdrukt en weggehouden wordt. Hij leeft minder binnen het gezin alleen, hij leeft ook daarbuiten. Zijn privileges en zijn macht liggen in die wereld waar de vrouw geen toegang heeft. Dit mannelijk verbod is echter geen brute weigering of een bruut bevel. De man is wel de baas, dat wordt ook erkend, maar juist omdat het erkend wordt moet hij voorzichtig zijn. Hij verbiedt haar niet, maar beschermt haar. Hij houdt haar niet tegen, maar behoedt haar voor de gevaren die zij vermoedt en bevestigt zo haar eigen afkeer van dat grove leven, die naar binnen toe haar kracht maar naar buiten toe haar zwakte is. Zo behoudt hij zijn voorrechten en houdt hij zijn vrouw op haar plaats die zij overigens zelf niet wil verlaten. De man houdt naar eigen besef en ook naar dat van zijn vrouw, haar niet vast of ‘eronder’. Hij houdt haar juist hoog. Hij respecteert en eerbiedigt haar deugd en zuiverheid en bevestigt het beeld dat zij van zichzelf heeft. Maar door haar zo te verhogen en als het ware vast te schroeven op de sokkel van eer en deugd, houdt hij haar tevens ‘laag’ en ‘zwak’ en verzwaart haar eigen weerstanden om zich naar buiten toe te ontplooien. In deze omgang tussen man en vrouw passen de vele negentiende eeuwse lofprijzingen van de vrouw, waarvan er één als volgt luidt: ‘Nooit heeft iemand die vrouw in drift gezien, of een enkele schrede zien afwijken van het pad van waarheid en deugd. Zelfverloochende liefde en belangstelling voor echtgenoot, kinderen en dienstboden, was de voornaamste drijfveer van haar leven...Ik heb menigmaal gedacht, dat de toekomst van een volk gewaarborgd is, zoolang zulke moeders de hoop des Vaderlands opvoeden’.Ga naar eindnoot23. Tegenover dit hoge beeld, waarmee de man de | |
[pagina 719]
| |
vrouw ‘zwak’ en ‘hoog’ houdt, staat het zoveel lagere' beeld dat hij van zichzelf heeft, maar waarmee hij tevens de sterkere blijft. Hij geeft toe minder gevoelig, zuiver en goed te zijn. Hij erkent door lagere hartstochten geregeerd te worden. Maar dit excuus dat door vrouwen vergoelijkend wordt geaccepteerd, is tevens zijn vrijbrief voor de privileges buiten het huis. In deze huwelijkshiërarchie, waar de machtsverschillen zijn afgenomen en de identificatie groter is geworden, waar de man de ‘sterkere’ en de ‘hogere’, maar tevens de ‘slechtste’ en zo ook de ‘laagste’ blijft, waar de vrouw de ‘zwakkere’ en ‘lagere’ maar tevens de ‘beste’ en zo ook de ‘hoogste’ is en waar zo man en vrouw - zonder het zelf goed door te hebben - elkaar en zichzelf op hun plaats houden, past de oproep van Schiller: ‘Ehret die Frauen! Sie flechten und weben/Himmlische Rosen ins irrdische Leben./Flechten der Liebe beglückendes Band...Feindlich ist des Mannes Streben. Mit zermalmender Gewalt/Geht der Wilde durch das leben. Ohne Rast und Aufenthalt.’Ga naar eindnoot24. Deze verering gaat, tegen de schijn van het tegendeel in, niet vanzelf. Het kost moeite en zelfbeheersing, die hun ontlading vinden in de meer heimelijke verering van die andere vrouw, de ‘femme fatale’. | |
4. ‘Hiërarchie en ongehoorzaamheid’ tussen mannen en vrouwen tegen het einde van de negentiende eeuw.Tegen het eind van de negentiende eeuw verandert de omgang tussen man en vrouw onder de betere burgerij. De gehoorzaamheid verliest zijn vanzelfsprekendheid, het slot op de hiërarchische verhoudingen rammelt, taboes worden doorbroken. Het gaat om wat wel de eerste golf der vrouwenemancipatie genoemd wordt. In het voorgaande wees ik erop hoe met de toenemende privatisering de macht van de vrouw binnenshuis kwam te liggen en hoe deze ‘domesticering’ van de vrouw aan de ene kant haar grotere machtskansen bood, maar aan de andere kant haar verdere ‘ontplooiing’ inperkte. Haar kracht was in zekere zin haar zwakte. Bij de emancipatie in de negentiende eeuw valt op hoe de strijd om meer bewegingsruimte, om meer machtskansen dan ook samengaat met de verovering van maatschappelijke functies buiten het gezin en met name van intellectuele beroepen als lerares en arts. De groei van wat later de dienstverlenende of verzorgende sector zal worden genoemd en de snelle groei van onderwijsfaciliteiten, die samenhangen met de versnelling in de economische ontwikkeling en met de uitbreiding van het staatsapparaat, gaan de vrouwen kansen bieden om een minder afhankelijke positie te verwerven waarmee zij, zonder al te zeer met mannen in het zakenleven of in het bestuur te hoeven concurreren, de ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’ doorbreken. De memoires van één van deze vrouwen laat zien hoe dit verliep. de vrouw om wie het gaat is Aletta Jacobs en haar nationale en internationale positie in de vrouwenbeweging maakt haar leven exemplarisch genoeg.Ga naar eindnoot25. | |
Over de vrouwOmdat zij één van de eerste vrouwen is - althans in Nederland - die ‘ongehoorzaam’ wordt, biedt haar leven een goed inzicht ook in de ‘gehoorzaamheid’. Ze werd in 1854 geboren. Haar vader was arts op het Groninger platteland en zij groeide op in de levensstijl van de hogere middenlaag, waar het ook onder de meer intellectuele kringen de gewoonte was de dochters des huizes na de lagere school te scheiden van de zoons en hen naar een ‘Franse jongedamesschool’ te sturen. Ook voor haar geldt deze regel en ze vertelt hoe ze zich, vrij abrupt, gedwongen ziet vroegere speelkameraden en spelletjes te laten voor wat ze zijn en de lessen in het vrouw worden te volgen. Het onderwijs dat behalve ‘Frans’ en ‘handwerken’ ook ‘goede manieren’ bevatte, boeit haar echter niet. Het zedig op- en neerslaan der ogen en de andere lessen in het ‘natuurlijk’ schaamtegevoel van de vrouw maken haar kriebelig en verveeld.Ga naar eindnoot26. De ‘training’ valt haar wellicht ook daarom zwaar te verdragen, omdat de overgang van kind naar vrouw voor haar groter was dan voor haar soortgenoten uit grotere steden en plaatsen. Zij was gewend om vrij ongehinderd om te gaan met leeftijdsgenoten van andere sekse en stand en was bovendien meer vertrouwd met de ‘hardheden’ van de natuur in het boerenleven. Zij had met andere woorden een achterstand die het haar des te moeilijker maakt de kloof te overbruggen. In ieder geval wordt ze niet gelokt door het perspectief van het | |
[pagina 720]
| |
volwassen vrouwenleven. Ze zucht en weet zich dat op latere leeftijd nog goed te herinneren, wanneer zij haar jongere, maar nog steeds niet tevreden seksegenoten voorhoudt: Vrouwen en meisjes van tegenwoordig mochten zich wel eens duidelijk voor ogen stellen hoe moeilijk, hoe saai en weinig verheffend het leven is geweest van hare grootmoeders en moeders - en vooral van hare ongehuwde tantes'.Ga naar eindnoot27. Ze gaat weerstand bieden en zegt van school af te willen, wat vooral haar moeder uiterst ongehoord voorkomt. Ze wordt neerslachtig en haar vader gaat langzamerhand enig begrip tonen. Hem krijgt ze zover om naar haar te luisteren en samen vatten ze het plan op - dat hem uit gewoonte vreemd, maar naar eigen inzicht niet onredelijk lijkt - om haar toegang te verschaffen tot het voorbereidend hoger onderwijs en later tot de universiteit en met name de medische faculteit. Met dit voornemen begint dan eigenlijk de ‘strijd’. Een van de dingen die daarbij het meest treffen, is dat het geen officiële regels zijn die hun plannen in de weg staan, maar wel een stilzwijgende, vanzelfsprekende afwijzing, die regels overbodig maakt. Het ontdekken, doorbreken en slechten van deze barrières of taboes - niet als doel in zichzelf, maar als een onvermijdelijk nevengebeuren - kenmerkt haar studietijd en haar verdere leven. Ze betreedt voortdurend wat je enigszins in de taal van die tijd ‘pijnlijke paden’ zou kunnen noemen en zij stoot herhaaldelijk door sociale coulissen. Zij moet de spot, de verdachtmakingen en het louter negeren van medescholieren, medestudenten, hoogleraren en van de publieke opinie doorstaan. Ze ontdekt tijdens haar medische studie het bestaan van prostituées en van geslachtsziekten. Ze merkt hoe beide voor haar verborgen worden gehouden, en haar contacten met zulke patiënten aanleiding geeft tot ‘achterklap’. Zij ervaart dat andere vrouwen haar gezelschap mijden en eens de zaal verlaten waar zij in een lezing het woord ‘prostitutie’ laat vallen. Zij baart opzien bij het schaatsen in het Vondelpark of bij - heel iets anders - het propageren en verstrekken van voorbehoedsmiddelen aan arbeidersvrouwen. Zij schrijft ook hoe zij tijdens een van de politieke debatten, die omstreeks 1880 nog weinig werden gehouden, een denigrerend gelach ten antwoord krijgt op haar vraag of in de uitdrukking ‘Het algemeen kiesrecht’ het woord algemeen ook op de vrouwen slaat. ‘Hoon en spot’ viel hen ten deel die het geloof in de ‘hiërarchie en de gehoorzaamheid’ opzegden en taboes doorbraken.Ga naar eindnoot28.
Het opvallende in haar memoires is echter niet alleen dàt ze taboes doorbrak, maar ook hóe ze taboes doorbrak Het eigenaardige is, dat haar ongehoorzaamheid niet samengaat met en ook geen pleidooi inhoudt voor het leven achter de coulissen of voor een leven waarin alles mag. Zij heeft wel kritiek op de restricties en dan vooral die welke de vrouw treffen. Zij heeft ook kritiek op de morele standaard, maar haar verontwaardiging keert zich vooral tegen het dubbele of tweeslachtige karakter ervan. Niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen moet de moraal geldend worden gemaakt. Zo heeft het weer bespreekbaar maken van bij voorbeeld de prostitutie niet tot doel en evenmin tot gevolg dat deze ‘buurt’ van het leven voor mensen toegankelijk wordt en gemakkelijker in hun behoeften gaat voorzien. Het tegendeel is het geval. Haar doel is de opheffing, de uitbanning van de prostitutie. ‘Neen’, citeert zij iemand instemmend, ‘nooit kan het onomwonden uitspreken van een waarheid kwetsend zijn als het met hoog eedelijk doel geschiedt. Een ware zegen vind ik het dat een onderwerp, dat vroeger alleen behandeld werd als een vuile geheimzinnigheid, waarmede alleen mannen hadden te maken en in latere jaren en nog steeds tot stof diende voor realistische schrijverskunst, nu eindelijk eens door de vrouw uit hoog zedelijk oogpunt wordt behandeld’.Ga naar eindnoot29. Dat is het typerende: de onthulling van de ‘waarheid’ het breken door sociale coulissen biedt niet meer mensen toegang tot wat daarachter gebeurt, maar moet de toegang beletten en verbieden aan hen die gewoon waren daar te vertoeven. De ‘ontdekte’ waarheid is niet alleen waar, maar ook slecht en dient te verdwijnen. Deze functie van de onthullende ongehoorzaamheid geldt niet alleen de omgang tussen man en vrouw in het burgerlijk milieu, maar ook die tussen de maatschappelijke lagen. Met de entree van vrouwen in het openbare leven neemt ook de aandacht toe voor wat de sociale kwestie heet of in het algemeen voor de problemen van lagere maatschappelijke groeperingen die net als deze vrouwen met de toenemende differentiatie en integratie hun machtskansen zien stijgen. Mede door de aanwezig- | |
[pagina 721]
| |
heid van vrouwen wordt waar eerder niet over gesproken of wat genegeerd werd, wel besproken en tot een schande verheven, waar iets aan gedaan moet worden. Vrouwen als Aletta Jacobs zijn geschokt en uit een morele bewogenheid, waar voor hen geen ontkomen aan is, trekken zij zich het lot aan van vooral arbeidersvrouwen en geven stem en publiciteit aan hun problemen. Tegelijkertijd vinden zij in arbeiderskringen bondgenoten tegen de mannenmaatschappij. De schandalige toestanden kunnen - zij het veelal onbewust - gebruikt worden als een aanklacht tegen de heersende mannen. De onthullende ongehoorzaamheid wordt zelfs gericht op de omgang tussen landen. Het zijn ook vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging die het mannelijk privilege bij uitstek, oorlog voeren, als een schanddaad betitelen en ijveren voor pacifisme en internationale solidariteit.
Het doorbreken van taboes betekent dus niet het verdwijnen van de corresponderende schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens of de ‘zelfdwang’. De reikwijdte of strekking ervan wordt juist groter en tegelijkertijd verspringen hun functies. Eerder hielden zij de vrouw op haar hoge plaats en schermden het gezin af. Nu helpen zij de vrouw in haar strijd om de kansen tot meer bewegingsruimte en macht te realiseren. Zij gaat de man ter verantwoording roepen en hem ertoe dwingen in naam van de moraal zijn gedrag ten opzichte van haar, maar ook ten opzichte van anderen te herzien. Met de emancipatie van de vrouw wordt in zekere mate het onderlinge verwachtingspatroon binnen het gezin ook tot het criterium voor het leven daar buiten verheven. De druk in termen van solidariteit of met andere woorden dit moraliseren is geen bewuste strategie. Zij vindt haar grond immers in de ‘zelfdwang’ die eerder binnen het gezin hiërarchiserende functies en naar buiten toe segregerende functies had, maar met z'n grotere reikwijdte binnen het gezin en daarbuiten nivellerende en integrerende functies krijgt. Deze functies dragen met andere woorden bij tot een machtsvergroting van de vrouw, maar juist omdat het om gevoelens van solidariteit gaat, beleeft zij de strijd niet óók als een machtsstrijd, maar als een zaak van simpele rechtvaardigheid. Het opvallende is, dat haar tegenstanders reageren volgens het morele protocol, zoals straks nog nader zal blijken. Geen van de mannen zegt bij voorbeeld ‘Jouw gevoelens zijn de jouwe, maar ik ging en ga naar de hoeren of je het nu weet, goed vindt of niet. Het is mijn lust en mijn leven.’ Wel beschuldigen zij haar van een ongezonde belangstelling als ze de coulissen doorbreekt, maar hanteren daarmee haar gevoelscriteria. Zij moraliseren ook. Sommigen kunnen een grapje maken en zo proberen de morele druk te omzeilen, maar het lachen vergaat hen. Zij lijken uiteindelijk zonder argumenten en moeten als ze dat willen nog voorzichtiger hun gang gaan. Het doorbreken van de gehoorzaamheid is echter niet uitsluitend als een versterking van schaamteen pijnlijkheidsgevoelens of van de ‘zelfdwang’ te interpreteren. De emancipatie betekent niet alleen een grotere druk in termen van solidariteit tussen man en vrouw en meer in het algemeen tussen mensen. Het is gecompliceerder. Met de afname van de machtsverschillen en met de toenemende identificatie gaat het ook om een grotere bewegingsvrijheid voor vrouwen, om een minder geremde omgang tussen mannen en vrouwen, om een grotere kennis van wat er zoal onder mensen buiten de eigen kring gebeurt. Deze verschuivingen staan in een spanningsverhouding tot de bovengeschetste drang tot moraliseren. Ze veronderstellen immers, dat vrouwen niet meer angstig terugdeinzen voor wat er ‘buiten’ gebeurt en evenmin proberen alles wat pijnlijk is uit te bannen, maar dat zij hun angst leren beheersen in plaats van er door beheerst te worden en dat ze kunnen uitmaken in hoeverre hun angst gegrond was of niet. De emancipatie is ook een ‘verlichtingsproces’.
Deze spanning tussen aan de ene kant de versterking van schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en aan de andere kant de beheersing en wellicht verdwijning ervan, vormt een van de typische kenmerken en emotionele problemen van een doorbraak in ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’. Het gaat erom te zien hoe vrouwen juist door hun ‘gevoelige’ opvoeding en voorbereiding op een verouderende positie binnen het gezin, schrikken en pijnlijk worden getroffen door de grove mannenwereld zo gauw zij in hun emancipatiestrijd de kansen bui- | |
[pagina 722]
| |
tenshuis proberen te realiseren. Vroeger zouden zij snel naar huis teruggegaan zijn en hun verblijf aldaar heette een vergissing of een misstap, nu echter moeten ze het er uithouden, willen ze tenminste de kansen realiseren. Vroeger zou de schrik tot een vlucht hebben geleid, nu echter blijven ze staan en wordt de schrik een verwijt, waardoor zij zowel de emotionele spanning ventileren als de eigen positie versterken. Het volgend incident biedt een goed voorbeeld. Zoals gezegd wordt haar het contact in het ziekenhuis met venerische patiënten op ‘kiesche wijze’ ontraden. Zij dringt echter aan en wordt geconfronteerd met de zieken en hun behandelwijze.Ga naar eindnoot30. Ze schrikt inderdaad, maar overwint haar angst of haar sterke schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en vlucht niet. Wel ontlaadt de emotionele spanning zich in de vorm van een verwijt aan het adres van de desbetreffende hoogleraar. Hij krijgt de schuld van de prostitutie en de daarmee samenhangende venerische ziekten.Ga naar eindnoot31. Het gaat met andere woorden bij de emancipatie om soortgelijke gevoelens als vóór de emancipatie. Alleen de segregerende functie wordt tot een integrerende. De vlucht wordt tot een aanval. Dit is één kant. Het gaat er ook om te zien hoe vrouwen tegelijkertijd gedwongen worden niet alleen te beschuldigen, maar ook om hun emoties terug te houden, willen zij tenminste een vak leren en met anderen samenwerken. In het geval van het voorbeeld kan Aletta Jacobs niet volstaan met een beschuldiging. Zij moet of ze de ziekte een schandaal vindt of niet, er kennis van nemen en die kennis moet ze krijgen van de ‘schuldige’ hoogleraar. Je kunt deze gecompliceerde psychische spanning, die samenhangt met de doorbraak van ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’ en met afnemende machtsverschillen en een toenemende identificatie, het best formuleren als veranderingen in de richting van een sterkere en meer evenwichtige terughouding van affecten. Het sterkere slaat op de schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en het evenwichtige slaat op de noodzaak die sterke gevoelens ook te kunnen beheersen. Deze twee kanten horen bij elkaar. Samen maken ze het mogelijk, dat mensen meer voor elkaar inhouden en zodoende vrijer met elkaar om kunnen gaan. Dat lijkt een paradox, maar is er geen. Het probleem is echter dat deze zelfcontrole niet altijd en direct gerealiseerd wordt. De schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens zijn sterk en van kindsbeen af aan ingeprent. De fel moraliserende uitvallen van emanciperende vrouwen, hun sterk appèl op solidariteitsgevoelens en hun verwijten en beschuldigingen wanneer deze tekortschieten, laten zien hoe moeilijk de beheersing is. Het probleem is bovendien, dat naarmate de neiging tot moraliseren sterker en blinder is, het geloof in de natuurlijkheid van een niet-hiërarchische en absolute identificatie of solidariteit toeneemt, terwijl het besef in een machtsstrijd te zijn verwikkeld, die een sterke en evenwichtige zelfcontrole vereist, afneemt. Je ziet hoe met de emancipatie van de vrouw man en vrouw zich - verder - tegen huwelijksdwang van buiten af gaan verzetten. Vrouwen moeten financieel zelfstandig zijn, is één van de argumenten, pas dan kan echte liefde opbloeien en zo niet dan zijn zij in feite niet beter dan de hoeren, die immers ook hun lichaam tegen geld aanbieden.Ga naar eindnoot32. In deze voorstelling van zaken is de economische gebondenheid van vrouwen niets anders dan een belemmering voor echte liefde. Is deze een keer opgeruimd dan zal als vanzelf een persoonlijke en natuurlijke liefde opbloeien. Dat de macht van de man ondertussen vermindert en de meer persoonlijke verbondenheid ook hogere eisen stelt, krijgt minder aandacht. | |
Over de manDe aard van deze veranderingen en problemen wordt duidelijker in beeld gebracht wanneer ze ook bekeken worden vanuit het perspectief van mannen, uit dezelfde sociale laag. Het is al wel duidelijk geworden dat de ijver van Aletta Jacobs en de haren een aanval inhoudt op hun privileges. Het typerende van die privileges is in de eerste plaats dat de mannen ze lang niet altijd als zodanig ervaren en in de tweede plaats dat wanneer door de schending en verwijten van vrouwen hen min of meer de schellen van de ogen zijn gevallen, zij vrijwel machteloos staan tegenover de opheffing of verzwakking ervan. Zij bieden uiteraard wel enige weerstand, maar juist de weerstand is een functie van hun machtsverlies. Een goed voorbeeld hiervan biedt de gang van zaken omtrent het kiesrecht. Het is typerend van de ‘hiër- | |
[pagina 723]
| |
archie en gehoorzaamheid’ tussen de seksen, dat de mannelijke voorrechten ook hier niet bij de wet geregeld waren. Het is evenzeer typerend voor de doorbraak’, dat op de vraag van Aletta Jacobs en anderen of het woord algemeen ook op vrouwen betrekking had, het privilege wettelijk werd geëxpliciteerd om even later te verdwijnen. De onthulling van de mannelijke voorrechten draagt het karakter van een beschuldiging, ook voor de mannen zelf. Hun voorrechten, hoewel ze vanzelfsprekend leken, moeten onder de toenemende druk van de vrouwen verdedigd worden en gaan daardoor steeds meer lijken op steelse geneugten die zich niet verdedigen laten, maar hoogstens verontschuldigen en dat laatste lukte nu net niet meer. Prostitutie of beter gezegd hoerenlopen was zo'n privilege - het is kenmerkend hoe wij nog steeds wel het nette vrouwelijke woord prostituée kennen maar niet het even nette mannelijke woord prostituant, maar dat terzijde - en de kennis van seksualiteit eveneens. Zo ook het middelbaar en hoger onderwijs, de hele wereld van werken en geld verdienen en zelfs bij tijd en wijle de openbare weg. - Aletta Jacobs vertelt hoe omstreeks het middaguur de Kalverstraat in Amsterdam taboe was voor ‘private’ vrouwen omdat de mannen dan hun aandacht verlegden van de beurs naar ‘publieke’ vrouwen, die zich aldaar ophielden. -
Zoals gezegd werden deze privileges vaak gerechtvaardigd door te erkennen dat mannen moreel nu een keer minder hoog stonden dan vrouwen. Zij werden gekweld door een sterkere geslachtsdrift. Als Aletta Jacobs wil weten wat er in de wereld te koop is, wordt ze gewaarschuwd. Waarom zou je dat willen weten, wat heb je aan al die slechtigheid. De toegang tot de mannelijke privileges wordt haar niet botweg of direct geweigerd, maar via de omweg van de moraal bemoeilijkt. Als het haar dan toch lukt de mannen - en zichzelf - te overwinnen, krijgen zo zou je kunnen zeggen, de mannen niet alleen een vrouw, maar ook hun geweten gepresenteerd. Een goed voorbeeld levert ook hier het incident rondom de venerische patiënten. Zoals gezegd, komt ze ondanks het afwijzend advies toch met hen in contact. Ze is inderdaad geschokt, maar weet echter haar emoties, haar pijnlijkheidsgevoelens te beheersen. Ze doet haar werk, maar later ontlaadt de emotionele spanning zich in de vorm van een beschuldiging. Ze verwijt de betreffende hoogleraar het bestaan van prostitutie. Deze verdedigt zich door naar de sterke seksuele nooddruft van mannen te verwijzen, die dankzij de prostitutie enigszins gekanaliseerd wordt. Ze wordt door dit argument echter zo overmand, maar antwoord dat als het hem ernst is met wat hij zegt, hij dan ook maar zijn eigen dochters moet aanbieden ter leniging van deze nood.Ga naar eindnoot33. De bedoeling en het effect van deze opmerking is natuurlijk averechts. De strekking van de consequentie waartoe zij dwingt, gaat juist de andere kant op. Het moet de geleerde man duidelijk worden dat, waar hij zijn eigen dochters spaart, hij geen uitzondering mag maken voor de vrouwen en dochters van anderen. De man staat vrijwel machteloos tegenover dit verwijt. Hij kan wat tegensputteren maar moet erkennen - juist omdat hij een goede vader is - dat hij daarmee nog geen goed staatsburger of - nog ruimer - medemens is. Hij dient zich te schamen. Het doorbreken van taboes betekent voor mannen een vergroting van hun zelfrestricties, in de zin van een versterking van hun schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens. Zij moeten hun privileges, die toch al voornamelijk buitenshuis waren komen te liggen, opgeven of afzwakken. Zij kunnen minder hun gang gaan en moeten zich meer gelegen laten liggen, meer rekening houden met in de eerste plaats hun vrouwen, maar ook meer in het algemeen met lagere sociale groeperingen. Al zijn het dan vooral anderen die verwijten en beschuldigingen uitspreken, juist omdat het om verwijten en beschuldigingen gaat is deze vergroting van restricties te beschouwen als een toegeven aan de stem van hun beter ik. Uit het feit dat vrouwen mannelijke gevoelens van solidariteit kunnen bespelen, blijkt dat mannen al enigszins gevoelig zijn voor hun moraliserende opmerkingen, zo niet dan zou die ‘taal’ van de emanciperende vrouwen onbegrijpelijk zijn of beter niet aanslaan, geen appèl in zich houden, geen weerhaak hebben. Dat mannen wel luisteren en zich gevoelig tonen hangt samen met het bestaan van solidariteitsgevoelens binnen het gezin. Nu wordt met de opkomst van de vrouw de taal van thuis ook op straat gesproken. Het bestaan en de functie van mannelijke morele gevoelens komt ook | |
[pagina 724]
| |
tot uitdrukking in de steun die vrouwen ondervinden van sommige mannen. Zij hanteren dezelfde argumenten en lijken dan ook daarin op vrouwen, dat de morele strijd hun maatschappelijke positie ten goede komt. Zij oefenen vaak dezelfde soort beroepen uit en zijn veelal minder direct bij het zakenleven betrokken en staan als intellectueel meer terzijde. De kracht en het betrekkelijk nieuwe van deze morele drang onthult Frederik van Eeden in het voorlopig geheim van zijn dagboek, waarin hij als student schrijft ‘Thackeray zeide, there are pure women, but there are no pure men. Ik wil hem tot een leugenaar maken’.Ga naar eindnoot34.
Net als bij de vrouw is ook bij de man het doorbreken van de gehoorzaamheid en hiërarchie niet uitsluitend te interpreteren als een versterking van solidariteitsgevoelens, van schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens, van de moraal. De emancipatie van vrouwen brengt ook voor de mannen met zich mee dat man en vrouw minder geremd, meer vertrouwelijk, minder op een afstand en meer kameraadschappelijk met elkaar kunnen om gaan. Het huwelijk heet een ‘partnership’. Net als bij de vrouwen bestaat er een spanning tussen aan de ene kant deze ‘vergemakkelijking’ van de omgang en aan de andere kant de versterking van schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en ook deze spanning vormt een van de meest typerende kenmerken en menselijke emotionele problemen bij een doorbraak in ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’. Je kunt ook deze gecompliceerde emotionele verschuivingen, die samenhangen met de doorbreking van ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’ met afnemende machtsverschillen en een grotere identificatie het best omschrijven als veranderingen in de richting van een grotere zelfcontrole of van een sterkere en meer evenwichtige terughouding van affecten. Het sterkere slaat dan wederom op de schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en het evenwichtige op het vermogen toch ook spontaan, maar behoedzaam met de ander om te gaan. Het probleem is net als bij de vrouw dat deze grotere zelfcontrole niet altijd en direct wordt gerealiseerd. Soms, vooral bij jonge mannen, zullen de spanningen en conflicten van dezelfde aard zijn. De sterke schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens en de dienovereenkomstige sterke neiging tot moraliseren belemmeren het besef in een machtsstrijd verwikkeld te zijn, die hogere eisen aan de zelfcontrole stelt en versterken het geloof of het ideaal van een vanzelfsprekende solidariteit. Soms, en dat is wellicht vaak het geval, zullen de schaamte- en pijnlijkheidsgevoelens van mannen en zo eveneens hun neiging tot moraliseren minder sterk, hun besef van machtsverhoudingen en het vermogen tot spontaniteit groter, maar hun behoedzaamheid en solidariteitsgevoelens kleiner zijn. Zij blijven uiteindelijk ook tijdens de emancipatie over het algemeen de sterkere. | |
5. SamenvattingIn het begin van dit artikel stelde ik de vraag naar het ontstaan, het vanzelfsprekend worden en het doorbréken van de huwelijkshiërarchie en gehoorzaamheid' in de negentiende eeuw. Ik heb geprobeerd aan te geven hoe in West-Europa de machtsverschillen tussen man en vrouw zeer geleidelijk afnemen, hun onderlinge identificatie toeneemt en hun zelfcontrole ten opzichte van elkaar groter wordt. Man en vrouw moeten meer rekening houden met elkaar. Zij gaan meer op elkaar lijken en gaan zich, wanneer de huwelijksdwang ‘van buiten’ afneemt, meer voor elkaar inhouden juist om vrijer met elkaar om te kunnen gaan. Deze drieledige ontwikkeling gaat niet vanzelf. Zij is intern gespannen, wat wil zeggen dat man en vrouw er problemen mee hebben. Een probleem is dat het afnemen van machtsverschillen nooit vanzelf gaat. Mannen verzetten zich, voelen zich bedreigd en dreigen zelf. Vrouwen verzetten zich ook, gaan dreigen en voelen zich eveneens bedreigd. Dit probleem wordt gecompliceerder omdat met de afnemende machtsverschillen, de onderlinge identificatie of solidariteit toeneemt. Hoewel dit grotere gevoel van genegenheid en saamhorigheid mogelijk wordt door de afnemende machtsverschillen, heeft het, door de noodzaak allerlei impulsen die strijdig zijn met die solidariteit terug te houden en te onderdrukken, mede tot effect dat het besef van die machtsstrijd afneemt, terwijl inzicht in de spiraal van dreigen en zich bedreigd voelen toch goed van pas kan komen. De feitelijke gevoelens van solidariteit worden ook uitgespeeld tegen de feitelijke machtsspanning wanneer met verwijten èn aan de ander èn aan | |
[pagina 725]
| |
zichzelf een vaak stilzwijgend maar niet tevergeefs beroep wordt gedaan op een veronderstelde, absolute solidariteit en zo meestal onbewust geprobeerd wordt langs een omweg de machtsbalans te veranderen. Deze spanning tussen solidariteit en macht hangt samen en wordt bovendien nog versterkt door de spanning tussen het geloof in spontane liefde en de feitelijke toenemende zelfcontrole. Naarmate de identificatie toeneemt en de zelfrestricties groter worden en dwangmatiger, wordt tegelijk het besef ervan kleiner en het geloof in de spontane ‘romantische’ liefde groter. En ook hierbij wordt de feitelijke, meer persoonlijke genegenheid uitgespeeld tegen de feitelijke grotere zelfcontrole wanneer een beroep wordt gedaan op de veronderstelde spontane liefde, maar in feite daardoor de eisen van zelfcontrole worden versterkt.
Het ontstaan van deze spanningen en de uitbreiding ervan wordt bepaald door zeer langdurige maatschappelijke ontwikkelingen, die kort en goed zijn te omschrijven als processen van toenemende differentiatie en integratie, waarin steeds meer mensen op meer verschillende manieren en op grotere schaal van elkaar afhankelijk worden. Deze maatschappelijke processen verlopen echter niet rechtlijnig maar in golfbewegingen. Het gaat er nu om te zien hoe op zeer lange termijn bekeken de omgang tussen man en vrouw zich inderdaad in de richting van afnemende machtsverschillen, toenemende identificatie en sterkere zelfcontrole ontwikkelt, maar hoe tegelijkertijd zich in deze ontwikkeling versnellingen en vertragingen op kortere termijn aftekenen die samenhangen met de golfbeweging in de meer algemene processen van differentiatie en integratie. Het lijkt erop dat in de achttiende eeuw deze processen van differentiatie en integratie in een versnelling geraken, waarbij de macht van burgerlijke groepen duidelijk sterker wordt en - mede door de toenemende privatisering - onder hen de machtsverschillen tussen man en vrouw afnemen, de onderlinge identificatie toeneemt en de zelfcontrole sterker wordt en wel in die mate, dat problemen ontstaan die sindsdien niet weer verdwijnen. Het lijkt er ook op dat de consolidering van deze versnelling en van de burgerlijke overmacht in de negentiende eeuw de ontwikkelingen in de omgang tussen man en vrouw in burgerlijke kringen verstollen tot wat uitgedrukt kan worden met de termen ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’. Het lijkt er tenslotte op dat met de versnelling in differentiatie en integratie in de tweede helft van de negentiende eeuw de drieledige ontwikkeling in de omgang tussen man en vrouw weer versnelt wanneer de ‘hiërarchie en gehoorzaamheid’ worden doorbroken. Misschien zijn juist in zulke doorbraak periodes de problemen en de spanningen tussen man en vrouw samen te vatten in de volgende stelling: naarmate de kansen stijgen dat het huwelijk gaat lijken op zijn ideaal - een persoonlijke keuze en binding tussen twee gelijkwaardige partners - stijgen eveneens de kansen op een mislukking en formele ontbinding ervan. Voor de tijd van Aletta Jacobs zijn de echtscheidingscijfers niet gedifferentieerd genoeg om deze stelling te staven. Voor onze, soortgelijke tijd lijken ze duidelijk genoeg. |
|