De Gids. Jaargang 138(1975)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 672] [p. 672] Hans Faverey Aangeraakt Zodra het leed is geleden, mag kalfje de put delven en kunnen de kippen op stok. Niemand verdrinkt tweemaal, bij dezelfde rode steen, in dezelfde rode rivier. Zelfs iemand die over meerdere paraplu's beschikt, wacht zelden met ongeduld op de herfstregens. Met het andere touw moest ik iets zien vast te binden waar rook uit komt, en dat nooit meer los mag. [pagina 673] [p. 673] Als uit het rechteroog een mollesnoet komt kijken, moet uit het linkeroog ook een specht kunnen opvliegen. Nog nooit was zulk licht minder zonachtig dan toen zich het hoofd door de schoot viel. Soms lukt het nog iemand, omstreeks zonsondergang, om de dingen te bedenken die hij zich indachtig moest zijn, alvorens zijn schildpad te gaan tuchtigen, of zijn horloge te willen vermorzelen. [pagina 674] [p. 674] Eenmaal in zijn doen gekomen is dat wiel niet meer te houden: het boze paard in hem is losgebroken. Terwijl de oever brandt, omdat zijn hoektand brandt zolang het zegel brandt, verraad ik door te hoesten mijn aandoening. Juist een blinde moest zulke mooie wimpers hebben als hij zich vooroverbuigt, tastend naar de halsslagader in je zwanehals. [pagina 675] [p. 675] Ik sliep nog, toen ik onwillekeurig al begon te lachen om zoveel dwaasheid om niets: Alcibiades, Alcibiades dromerig. Sokrates echter, op het punt om met open ogen het keldergat in te struikelen, Sokrates besloop plantaardigste koude. Zo wilde het immers de daimoon die hem tot zich nam; hem zelfs nu nog meesleurt door alle slachthuizen die zo'n vernietigend trefpunt rijk is. [pagina 676] [p. 676] Staren naar een lege plek doodt meer dan al het eeuwen uitgeblazen zijn van rook door de volgende berg. Zolang het drogbeeld heerste, achtervolgde ik de bittere chimère tot diep in het openbrekende land. De eerste zwaluw van dit voorjaar moest alle betekenissen zien kwijt te raken die ik ook zelfs slapend niet meer wens terug te vinden. [pagina 677] [p. 677] Eerst doodt het bericht de ontvanger, daarna doodt het de zender. Het geeft niet in welke taal. Ik sta op, stoot de balkondeuren open en haal adem. De rondcirkelende meeuwen boven de sneeuwloze straat ga ik niet lokken door voederbewegingen te maken. Ik steek een sigaret op; keer terug op mijn post, en haal adem. Er valt niets te dromen. Alles is mogelijk Weinig doet er toe. [pagina 678] [p. 678] In memoriam P. van Delft Op een hond zijn kop stak: Argos, dezelfde als toen; ik niet meer lijkend op dezelfde van toen. Of je nou op Cyprus en in Pafos of in Panormos (bent). Het heengaan; de vernedering; de terugkeer. Een uitgerolde bal: zo wil ik liggen. Onsterfelijken zijn sterfelijk; sterfelijken zijn onsterfelijk; de magneetsteen is bezield; vuur eet alles. Vorige Volgende