knorren, brabbelen, lallen, en dergelijke. Het uitstellen van de actie vergt een beheersen van de emotie. Nog altijd is het geluid maken een belangrijke uitlaat van de emotie. Hierdoor kreeg het woordenloze denken (dat reeds bij dieren voorkomt) zijn kans, maar tevens werd het woordenloze denken voor en tijdens de arbeid begeleid door geluid maken.
Dit geluidmaken mogen wij ons wellicht voorstellen als een onverstaanbaar, eentonig, herhalend, ritmisch pseudo-praten.
De positieve selectiewaarde was gelegen in het uitstel.
Denken is uitstellen, schenkt speelruimte, transformeert de nood tot spel.
Maar in dit oertaalmagma kristalliseerden de talen uit door specialisaties in het zenuwstelsel.
Het is waarschijnlijk dat deze specialisaties gecorreleerd waren aan de differentiatie van het handgebruik, dat wil zeggen het ontstaan van de rechts- en linkshandigheid.
Zo zijn arbeid en spreken aetiologisch minstens op twee wijzen met elkander verbonden.
De taal leent zich tot heel wat meer dan het murmelen. Maar er wordt nog steeds gemurmeld en het oude nut van het murmelen, het verlenen van uitstel, is ook eigen aan het taalgebruik. Gedenken wij Sheherazade. Laat ons praten.
Er zijn altijd mensen die verhalen als hierboven gegeven, rijkelijk fantastisch noemen. Soms neigen zij er toe met een weinig minachting of een te veel aan verontwaardiging deze verhalen weg te schuiven. Dergelijke mensen zijn wel irritant maar evenzeer onmisbaar als ons geweten. Het lijkt mij daarom goed te wijzen op datgene wat zeker niet hypothetisch genoemd mag worden.
De mens beschikte in de aanvang van zijn carrière als mens, evenals vele diersoorten over woordenloos denken. Hij doet dat nog. Ook had hij een vrij uitgebreid repertoire van geluidscombinaties met signaalwaarde met de dieren gemeen. Hij heeft dat nog. Hij begon zeker zonder taal en hij moet dus een taal (zelfs vele talen) hebben gemaakt. Het is waarschijnlijk dat een bruikbare taal vrij snel werd verworven. En dit maakt een tussenstadium waarschijnlijk. Het is zeker dat het handelen van de mens, althans van de man, hevig emotioneel en van reflectoir karakter is geweest. Beraad, overleg zal hem grote moeite hebben gekost. Voor zijn voortbestaan werd dit overleg voorwaarde. De veronderstelling is dus dat het geluid maken als emotionele uitlaat dit overleg heeft mogelijk gemaakt. Bij de aanvang van het spreken is dit op drieërlei wijze met arbeid verbonden:
1. | het begeleiden van het woordenloze denken vóór en tijdens de arbeid (die evenals het overleg geduld vergt). |
2. | de rechts- (of links)handigheid doorbreekt de ritmische functie van het zenuwstelsel en bevordert het spreken als aperiodieke functie (eveneens eenzijdig gelokaliseerd in de hersenschors). |
3. | de collectiviteit van arbeid en ‘geluid maken’ heeft op beide een uniformerende invloed (voor het ontstaan van een taal uiteraard voorwaarde). |
Verificatie van de veronderstelling is mogelijk door onderzoek van de taalverwerving van het kleine kind. Daarbij moet blijken dat wanneer het gaat spreken het reeds over een soort taalsysteem beschikt. Dat wat naar uiterlijke schijn neerkomt op een accumulatie van woorden beter genoemd kan worden het invullen van woorden op lege plaatsen.
Overigens, in de communicatie tussen dier en mens vervult het oergemurmel dezelfde rol als de meest verfijnde taal. Nog. En soms ook tussen mensen. Of vaak?