Philip Levine
Zo voeden ze hun leeuw
Zo uit jute zakken, het balen van boter,
Uit zwarte boon en galeinat brood,
Uit zuren van woede, uit eerlijk teer,
Uit creosoot, benzine, drijfstang, werkplankier,
Van industriële schelven, uit regen, de rit per bus,
West Virginië tot Lik-me-Reet, uit begraven tantes,
Moeders hard als beproefde amputaties, uit stompen,
Uit scherpend bot en spieren die spannen,
Aarde eet bomen, afrasterpalen,
Ingewandloze auto's, aarde roept haar volkje thuis,
‘Kom thuis, Kom thuis!’ Van varkensballen,
Van de woestheid van tot heiligheid gedreven varken,
Van het behaarde oor en de volle kaken komt
De rust van de laaghangende buik en zodoende
Uit de zoete lijm van varkenspoten
Komen de zoete krampen van de vuist, uit de volle bloem
Van de hammen de borstkas van grotten,
Uit ‘Buig terneer’ komt ‘Sta op,’
Zo komt hun Leeuw uit het riet van spaden,
Uit de ruwe arm die aan hun handen trekt,
Zo uit mijn vijf armen en al mijn handen,
Uit mijn blanke vergeven zonden, groeit,
Uit mijn auto rijdend onder de sterren,
Hun Leeuw, van mijn kinderen erven zij,
Van eikehout tot wand gemaakt, hun Leeuw,
Uit hun zak en die geopende buik
En alles dat verborgen was brandend op de oliebevlekte aarde
Voeden zij hun leeuw en hij komt.
(vertaling Ruud Löbler)
|
|