De Gids. Jaargang 138
(1975)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
P.R. Baehr
| |
Wat zijn martelpraktijken?Wat zijn nu de activiteiten waartegen Amnesty in actie komt, omdat zij gezien worden als in strijd met fundamentele menselijke waarden? In het eerder geciteerde rapport wordt martelen als volgt gedefinieerd: ‘...het systematisch en opzettelijk toebrengen van intense pijn in de een of andere vorm door een persoon aan een ander, of aan een derde, teneinde het oogmerk van de eerste tegen de wil van de laatste in te bewerkstelligen.’ (Martelingen..., p. 33) | |
[pagina 186]
| |
Centraal in deze omschrijving zijn de begrippen ‘systematisch’ en ‘opzettelijk’. Het onbewust en daardoor toevallig toebrengen van pijn wordt niet als martelen beschouwd. Van martelen is slechts sprake, als de folteraar duidelijk het toebrengen van pijn beoogt, en dat als onderdeel van een systeem van onderdrukking. Het aantonen van enigerlei systematiek in het proces is belangrijk, omdat regeringen zich vaak beroepen op excessen, op afwijkingen van het normale patroon, die zij uiteraard zelf ook zeggen te betreuren. Hadden ze het maar geweten, dan zouden ze het wel hebben voorkomen. Welnu, Amnesty wil in de eerste plaats die regeringen een handje helpen door hun de nodige informatie te verschaffen waarover zij zelf blijkbaar niet beschikken. Uit de aard van het verzamelde materiaal zal dan wel blijken of er sprake is van systematische martelpraktijken of niet. Zo kan bij voorbeeld het bestaan van martelscholen, waar opleidingen in marteltechnieken worden gegeven, een aanwijzing zijn voor het voorkomen van systematisch martelen. Hetzelfde geldt voor het beschikbaar zijn van martelwerktuigen, al moet hier onmiddellijk bij worden opgemerkt dat ook de meest eenvoudige gebruiksvoorwerpen zich lenen voor gebruik als martelwerktuig. Het spreekt vanzelf dat deze hele campagne, zoals alle activiteiten van Amnesty, staat en valt met de juistheid van de verkregen informaties. De voornaamste reden dat regeringen zich überhaupt iets gelegen laten liggen aan uitspraken van Amnesty is dat zij zich als niet-direct betrokken partij uitspreekt met de dreiging dat de informatie openbaar gemaakt wordt. Dat kan hun belangen en daarmee hun (moreel) gezag schaden. Vandaar ook dat Amnesty over het algemeen uiterst voorzichtig is met het verstrekken van informatie als die niet eerst zoveel mogelijk gecontroleerd en nagetrokken is. Géén informatie is beter dan foutieve informatie, omdat het laatste de geloofwaardigheid van de organisatie zou aantasten. (Uiteraard gelden de hier gemaakte opmerkingen op precies dezelfde wijze voor Amnesty's activiteiten ten behoeve van politieke gevangenen.)
De meest voorkomende vormen van marteling zijn van lichamelijke aard. Het zijn de activiteiten die gericht zijn op het toebrengen van lichamelijke pijn, waaraan de meesten van ons ook het eerst denken als wij het woord ‘martelen’ horen. Het is een activiteit die door de eeuwen heen is toegepast en waarvan we bij een zomers vakantiebezoek aan een van onze middeleeuwse kastelen nog de instrumenten kunnen bewonderen. De onuitgesproken gedachte van de toeristen die al dat foltertuig komen gadeslaan en van de gids die er bereidwillig technische toelichtingen bij verstrekt, is: zoiets komt tegenwoordig natuurlijk niet meer voor. Helaas leren de feiten ons anders. Men hoeft de door Amnesty International gepubliceerde gegevens er maar op na te slaan om vast te stellen dat het systematisch en opzettelijk toebrengen van lichamelijke pijn in zeer veel landen voorkomt. De technieken zijn in de loop der eeuwen wel iets geperfectioneerd; tegenwoordig kan met behulp van elektrische apparatuur op de meest geraffineerde wijze pijn worden toegediend. Men leze er de relevante literatuur maar op na. Zij is expliciet en stuitend tegelijk. Naast het lichamelijk pijn toebrengen is er het geestelijk leed veroorzaken. Het begrip ‘sensorische deprivatie’ is zo langzamerhand voldoende tot iedereen doorgedrongen, om te weten dat het te maken heeft met eenzame opsluiting, een verfijnde vorm van psychisch martelen door het totaal verbreken van alle contact van de gevangene met de buitenwereld; alle contrasten in licht en geluid worden vermeden, de tastzin van de gefolterde wordt uitgeschakeld. Het ‘in martelende onzekerheid’ laten van een gevangene over het lot dat hem te wachten staat, valt net zo goed binnen de categorie martelpraktijken als het gedurende dagen achtereen verhoren van een gevangene in een situatie van toenemende lichamelijke en geestelijke afmatting. Het is een situatie van voortdurende vernedering, die voor velen nog erger is dan de toegebrachte lichamelijke pijn. Het zal van geval tot geval afhangen of men nog van martelen kan spreken of niet. Zoals bij veel van dit soort dingen zijn de grenzen van wat nog wèl en wat net niet meer tot martelingen gerekend moet worden vaag en vloeiend. Het gaat er dan ook niet om een mooie sluitende definitie te ontwerpen die op alle gekozen gevallen van toepassing is; het gaat erom alle gevallen waarin systematisch mensen andere mensen op ontoelaatbare wijze licha- | |
[pagina 187]
| |
melijk of geestelijk leed toebrengen te signaleren en herhaling te voorkomen. | |
Waarom wordt er gemarteld?Bij het bepalen van een strategie tegen het martelen zullen we ons vooraf moeten afvragen, waarom er martelingen plaatsvinden. Martelen moet in de eerste plaats gezien worden als middel tot intimidatie en repressie van een bevolking. Men martelt om een ‘voorbeeld te stellen’, om verzet tegen een gevestigde machtspositie te breken of te voorkomen of juist om een wankele machtspositie te versterken. De belangrijkste rechtvaardiging voor martelpraktijken is echter gewoonlijk dat het nodig is om snel vitale informatie te verkrijgen die langs andere weg niet of te langzaam beschikbaar zou komen. Bekend is het voorbeeld van de gevangen genomen kikvorsman die een tijdbom aan de wand van een schip heeft bevestigd en van wie men snel te weten moet komen waar hij die bom precies heeft vastgemaakt, omdat anders het schip de lucht in zal vliegen. Meer in het algemeen wordt martelen gerechtvaardigd met een beroep op de noodzaak om inlichtingen te verkrijgen voor bij voorbeeld leger en politie, waarbij nog vaak gesteld wordt dat deze inlichtingen ertoe kunnen bijdragen ‘erger’ te voorkomen, bij voorbeeld terreuracties, waarbij onschuldige mensen om het leven zouden komen. Bovenstaande redenering kan men op twee manieren benaderen: (a) is martelen inderdaad een effectief middel voor het verkrijgen van inlichtingen? (b) als het inderdaad effectief zou blijken te zijn, is het dan een geoorloofd middel? Om met het eerste, het ‘praktische’ argument te beginnen: er bestaat ernstige twijfel aan de waarde van martelpraktijken voor het verkrijgen van betrouwbare inlichtingen. In hoeverre kan men afgaan op informatie die slechts via het toedienen van fysieke of psychische pijn is verkregen? Ligt het niet veel meer voor de hand dat een gepijnigd mens in zijn nood van alles zal ‘bekennen’ om, al was het maar voorlopig van zijn pijnigers verlost te zijn? De volgende door keizer Justinianus meer dan dertienhonderd jaar geleden in zijn Digesta gedane uitspraakGa naar eindnoot3. lijkt nog weinig aan betekenis te hebben ingeboet: ‘Het [martelen] is onbetrouwbaar, gevaarlijk en bedrieglijk. De meeste mensen zullen namelijk door geduld of door de hevigheid van de foltering deze dermate verachten dat de waarheid hun niet ontlokt zal kunnen worden; anderen daarentegen zijn zo ongeduldig dat zij liever in willekeurig welke richting zullen liegen dan martelingen te ondergaan; daardoor komen zij tot tegengestelde uitspraken en klagen niet alleen zichzelf aan maar ook anderen.’ Andere middelen, zoals het afluisteren van gesprekken tussen gevangenen of het gebruikmaken van positieve sancties, lijken bruikbare alternatieven te bieden, die de onbetrouwbaarheid van via martelingen verkregen informaties ondervangen. Maar zelfs als martelen wèl een bruikbaar middel zou zijn tot het verkrijgen van informatie, dan nog moet het verwerpelijk worden geacht op grond van moreel-ethische gronden. Men kan hier nog aan toevoegen dat praten over effectiviteit van martelpraktijken op zichzelf al een dubieuze zaak is, omdat men daardoor als het ware het morele pleit uit handen dreigt te geven. Martelen gaat in tegen fundamentele opvattingen van de waardigheid en integriteit van ieder mens; het gaat in tegen de leerstellingen van de meeste wereldreligies, tegen de ideeën van die denkers die de belangrijkste bijdragen hebben geleverd aan wat wij onze beschaving plegen te noemen en tegen de ontwikkeling gedurende de laatste eeuwen van onvervreemdbare mensenrechten die aan ieder individu ter wereld gegarandeerd zouden behoren te worden. Men zou met andere woorden kunnen zeggen dat martelen in strijd is met de hele notie van beschaving. Martelen veronderstelt een fundamentele ongelijkheid tussen folteraar en gefolterde, waarbij de eerste de laatste nauwelijks meer als mens herkent en erkent. Het martelen gaat ook gemakkelijker als men zijn slachtoffer niet meer als gelijke ziet, maar als beest of als ‘Untermensch’. Mensen worden vervangen door stereotypen: ‘Yankees’, ‘spleetogen’, ‘communisten’ of ‘fascisten’.Ga naar eindnoot4. Voor zover er nog iets ‘menselijks’ aan het slachtoffer is, moet dat gebroken worden, moet hij helemaal ondergeschikt gemaakt worden aan de wil van de folteraar. Als dat gelukt is, als de eigen wil van het slachtoffer gebroken is, dan is hem inderdaad iets van datgene wat hem tot volledig | |
[pagina 188]
| |
‘mens’ maakt - het vermogen tot eigen denken, tot eigen wilsbepaling - ontnomen. We zijn hier op het kernpunt van de anti-martelingen campagne gekomen. Wie zich, zoals Amnesty International, op het standpunt stelt van de fundamentele gelijkwaardigheid van alle mensen, zal zich noodzakelijkerwijs steeds tegen martelingen moeten keren. Want martelen ontkent principieel die fundamentele gelijkwaardigheid. Men zal dan ook martelen niet kunnen aanvaarden ‘in één specifiek geval’, ‘bij wijze van uitzondering’ of ‘om erger te voorkomen’. Die zogenaamde ‘uitzonderingen’ leiden vrijwel altijd tot regels en voordat men het weet zit men vast in een systeem dat men nooit heeft gewild, en dat de hele maatschappij kan corrumperen. Het doel kan en mag in dezen nooit de middelen heiligen, omdat die middelen fundamenteel onaanvaardbaar moeten worden geacht. | |
Individuele verantwoordelijkheidBij het bestrijden van martelpraktijken is het toekennen van verantwoordelijkheid voor het gebeuren aan individuele personen noodzakelijk. Een zich verschuilen achter de ‘verantwoordelijkheid’ van de hele groep waarbinnen de folteraar opereert, kan niet aanvaard worden. Immers, in een variant op de klassieke uitspraak van Hannah Arendt: ‘Waar allen verantwoordelijk zijn, is niemand verantwoordelijk.’ Terecht is dan ook in de processen in Neurenberg en Tokio het principiële belang van de individuele verantwoordelijkheid van oorlogsmisdadigers voor hun daden beklemtoond. Een enigszins doeltreffend aanpakken van martelpraktijken vereist trouwens het toekennen van individuele verantwoordelijkheden. Dat wil zeggen, individuele verantwoordelijkheid op alle niveaus. De folteraar in eigenlijke zin, de man die direct zijn slachtoffer leed toebrengt, mag zijn verantwoordelijkheid niet ontgaan met een beroep op het ‘Befehl ist Befehl’. De luitenants Calley zullen gestraft moeten blijven worden, ook al zijn we ons ervan bewust dat zij pas tot hun handelingen komen in een omgeving en onder superieuren die hen daar direct of indirect toe aanzetten. Maar die superieuren mogen op hun beurt hun verantwoordelijkheid niet ontlopen met een beroep op het ‘Wir haben es nicht gewusst.’ Weliswaar is het voorshands nog een onbevestigde hypothese dat van het voortdurend aanwijzen van individuele verantwoordelijkheden op den duur een zekere preventieve werking uitgaat, maar het pakt althans het probleem daar aan waar er wellicht iets kan gebeuren: op het niveau van het individu. Erkend dient te worden dat het in bepaalde groepssituaties voor mensen uitermate moeilijk is zich te verheffen boven de geldende normen, als er allerwegen van iemand verwacht wordt ‘ze’ wel klein te zullen krijgen of ‘ze’ mores te zullen leren. Maar tegenover de vele gevallen van handelen volgens groepsnormen zijn er ook altijd enkele gevallen geweest van mensen die bereid waren zich niet aan die groepsnormen te onderwerpen, om ‘neen’ te zeggen als ‘ja’ van hen verwacht werd. Bij een campagne tegen het martelen zal men het van die enkele lichtende voorbeelden moeten hebben, wier handelen meer bekend gemaakt en... tot nieuwe groepsnorm verheven zou moeten worden. | |
Langdurige campagne vereistBij het opzetten van een anti-martelingen campagne wapene men zich met een grote dosis scepsis en pessimisme. Hoe pessimistischer men is, hoe kleiner de kans dat men ernstig teleurgesteld zal worden. Een anti-martelingen campagne is in zekere zin al bij voorbaat uitzichtsloos. Er is geen sprake van dat men op een gegeven moment de campagne zal kunnen afsluiten en zeggen: ziezo, de campagne is geslaagd, het martelen is de wereld uit. Het enige waar men naar kan streven is de ernstigste uitwassen enigszins in te dammen en geleidelijk aan nieuwe generaties bewust te maken van de grote bezwaren die aan martelpraktijken kleven. Men diene er zich echter van bewust te zijn dat dit een project van zeer lange adem is. Slechts langzaam kunnen mensen over de hele wereld ervan doordrongen worden dat martelen in strijd is met bepaalde fundamentele ‘menselijke’ waarden die wij allen zeggen te belijden en waarvoor in het kader van de Verenigde Naties, Raad van Europa en andere internationale organisaties fraai klinkende verklaringen en soms zelfs verdragen zijn aangenomen. Martelingen worden meestentijds door of namens regeringen bedreven (waarbij men ook aan potentiële regeringen zoals bevrijdingsbe- | |
[pagina 189]
| |
wegingen mag denken) en - en hier komen we aan een belangrijk punt toe - regeringen vinden het over het algemeen niet prettig van martelpraktijken beschuldigd te worden. Ofwel ze ontkennen het glashard ofwel ze kunnen er niet omheen, maar spreken dan onmiddellijk van ‘excessen’, van schrille afwijkingen van het normale, waarvoor de schuldigen ten strengste zullen worden gestraft. Hoe sceptisch men ook moge staan tegenover dit soort regeringsverklaringen, toch ligt hier de voornaamste basis voor een eventueel succes in de verre toekomst. In tegenstelling tot vroeger, toen een bekentenis van een beklaagde niet volledig betrouwbaar werd geacht als hij niet ten minste voor korte tijd op de pijnbank was gelegd, worden martelpraktijken tegenwoordig universeel veroordeeld (in abstracto, wel te verstaan). Het is op dit punt dat Amnesty International, zoals in zoveel andere kwesties, probeert aan te grijpen. Een regering beweert geen politieke gevangenen erop na te houden. Als dan overtuigend kan worden aangetoond dat ze ze wel heeft, dan zal die regering die gevangenen moeten vrijlaten of althans een onderzoek moeten instellen naar de juistheid van de beschuldigingen - aldus in principe de redenering. Zo ook met martelingen: regeringen, wanneer geconfronteerd met de afwijkingen van hun eigen principes, zoals neergelegd bij verdrag of bij plechtige verklaring, zullen het martelen moeten doen ophouden. Het is de vaste, steeds toegepaste procedure van Amnesty: confronteer regeringen met hun eigen principes en verschaf informatie over activiteiten die door of namens die regeringen worden bedreven, die niet algemeen bekend zijn en die duidelijk in strijd zijn met de officieel aangehangen principes. Pressie uit binnen- en buitenland moet er dan toe leiden dat de gelaakte activiteiten worden gestaakt.
Bij het opzetten van een campagne tegen het martelen is het noodzakelijk dat men zich realiseert dat wij allen de capaciteit tot martelen, onder bepaalde omstandigheden, in ons hebben. Deze realiteit dient uitgangspunt zijn voor ons verder handelen. Daarna zullen overwegingen van tactiek en opportuniteit de doorslag moeten geven bij het bepalen van de prioriteiten van wat men wenst aan te pakken. Uit de grote internationale anti-martelingen conferentie van december 1973 in Parijs zijn niet minder dan 134 actiemiddelen naar voren gekomen. Uiteraard kan men niet alles tegelijk gaan doen. In Nederland is onder andere gekozen voor een actie binnen de kerken en andere levensbeschouwelijke groeperingen, die in het najaar van 1974 leidde tot uitgebreide discussies over dit onderwerp. In het kader van deze actie is een brochure verschenen over dit onderwerp, die in de kerken is verspreid.Ga naar eindnoot5. Daarnaast blijft men zich uiteraard richten op het aan de kaak stellen van en actie voeren tegen concrete gevallen van martelingen, via protesten in de pers, het sturen van telegrammen aan de betrokken regeringen, de publikatie van rapporten et cetera. Verder wordt grote aandacht besteed aan de dialoog met diegenen die uit hoofde van hun beroep vaak in situaties komen waarin zij geweld moeten gebruiken: leger en politie. Meer in het algemeen wordt in allerlei beroepsgroepen, zoals die van artsen, advocaten, journalisten en verpleegkundigen de kwestie van het martelen in nationaal en internationaal verband aan de orde gesteld. Ook wordt aandacht besteed aan het onderwijs op lagere en middelbare scholen en wordt er gewerkt aan een verdere uitbouw van bestaande juridische garanties tegen martelpraktijken. De activiteiten zijn velerlei en de behoefte aan deskundige steun op allerlei terrein is groot. Wie na lezing van het bovenstaande bereid is deze steun te verlenen, overwege in de eerste plaats hoe hij in eigen kring mensen voor dit doel kan activeren. Uiteraard kan men zich ook tot ons wenden: Amnesty International, 3e Hugo de Grootstraat 7, Amsterdam. |
|