De Gids. Jaargang 137
(1974)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 597]
| |
G. van Benthem van den Bergh
| |
[pagina 598]
| |
over de relatie van bepaalde bewegingen (een werkdag, een ziekte, een plan, een historische periode, de evolutie van een soort enzovoort) ten opzichte van de specifieke beweging, die tot coördinaat, tot de tijd is gemaakt en die ten opzichte van ruimtelijke coördinaten een vaststaande snelheid heeft gekregen. Wat die tijd is, weten we heel goed, maar wat de tijd is, dat weten we niet. Oriëntatie in de ruimte is daarom minder problematisch dan oriëntatie in de tijd. Ruimtelijke coördinaten kunnen we ons als onbeweeglijk voorstellen, tijd niet. De tijdscoördinaat is zelf beweging. Ik had bijna geschreven: de tijd beweegt, want zo zijn we geneigd te denken. Er moet iets vasts, iets dat in rusttoestand verkeert zijn, dat we ons ‘in beweging’ voorstellen. Dat zou impliceren, dat tijd ook stil zou kunnen staan. Time must have a stop (titel van een roman van Aldous Huxley) is een heel menselijke wens. Misschien is het enige dat we over de tijd kunnen zeggen dat mensen leven en sterven in bewegende ruimte. Zij hebben een bepaalde beweging gekozen om zich op te oriënteren, om ten opzichte daarvan de relatieve snelheid en duur van andere bewegingen te markeren. Of er een met ruimtelijke coördinaten te vergelijken ‘vaste’ tijdscoördinaat bestaat, of er één beweging in het universum is waarop alle andere bewegingen teruggebracht kunnen worden, dat weten we niet.
De klokketijd is een dwingeland. Hoe vaker we op de klok moeten kijken, hoe minder tijd we hebben. De term ‘vrije tijd’ geeft al aan dat tijd wordt ervaren alsof er druk van uitgaat. Hoe is het mogelijk dat mensen het zo druk hebben, zo weinig tijd hebben in een tijd waarin meer tijdsbesparende middelen beschikbaar zijn dan ooit tevoren? Het lijkt wel alsof er steeds minder tijd voorhanden is, naarmate er meer tijdsbesparende middelen worden ontwikkeld. Hoe komt dat? Niet de tijd zet mensen onder druk, maar andere mensen die bevelen, vragen, verlangen, verwachtingen hebben - en dat juist met behulp van tijdsbesparende middelen met steeds grotere frequentie kunnen doen. Als gevolg van de ontwikkeling van tijdsbesparende middelen is het aantal mogelijke contacten tussen mensen per tijdseenheid veel groter dan vroeger. We ervaren dat alsof we steeds minder tijd hebben. Een van de gevolgen van de ontwikkeling van tijdsbesparende communicatiemiddelen is de steeds wassende informatiestroom, waarmee mensen tegenwoordig worden geconfronteerd. Het is de vraag of die aan zijn bedoeling beantwoordt - mensen te helpen zich beter in de samenleving te oriënteren - of juist verwarring wekt en soms zelfs als bedreigend wordt ervaren. Wie voelt niet de neiging om zich van tijd tot tijd - of helemaal - aan die over het algemeen weinig opwekkende informatiestroom te onttrekken? Uit deze voorbeelden blijkt opnieuw dat de manier waarop mensen tijd ervaren nauw samenhangt met de structuur en de ontwikkeling van de samenleving waarvan zij deel uitmaken.
In de tijd waarin wij leven wordt tijd steeds problematischer. Het ontwikkelingstempo van het menselijk samenleven, een ontwikkeling die zich nu ook in de dagelijkse ervaring op wereldniveau voltrekt, is voor veel mensen hoger geworden dan het tempo van hun eigen persoonlijke ontwikkeling. Zij moeten zich steeds opnieuw aan veranderingen aanpassen, of ze dat willen of niet. Wie kan zich nog een mens van zijn eigen tijd voelen? De ontwikkeling zoals die zich in feite voltrekt verloopt bovendien voor bijna niemand in de richting zoals hij of zij zich die wenst of verwacht. Een van de ‘zeitgemässe’ reacties op die situatie is het wanhopig pogen om met geweld de ontwikkeling in een gewenste richting te dwingen, zoals het Japanse ‘rode leger’ en andere stadsguerrillagroeperingen dat proberen te | |
[pagina 599]
| |
doen. Tekenend voor hun situatie is ook dat ze niet over een duidelijk identificeerbare vijand beschikken, maar het moeten doen met een verpersoonlijkte abstractie als ‘imperialisme’, die vaak vrij willekeurig en tijdgebonden wordt geconcretiseerd. De ingewikkeldheid van het weefwerk van het menselijk samenleven is zo toegenomen, dat zij niet de enigen zijn die aan een eenvoudige remedie voor hun oriëntatieproblemen behoefte hebben. In verwarde tijden is het gewelddadig elimineren van de verpersoonlijkingen van wat als de oorzaak van alle kwaad en ellende wordt gezien al vaker een aantrekkelijke oplossing gebleken. Is er een mogelijkheid dat soort reacties te voorkomen? Het is niet de tijd - of welke andere metafysische grootheid ook - die de problemen waar mensen mee worstelen teweegbrengt. Die problemen zijn aspecten van een ontwikkeling die uit het menselijk samenleven zelf voortkomt. Die ontwikkeling bestaat niet uit een willekeurige aaneenrijging van toevallige gebeurtenissen, maar heeft een bepaalde structuur, ook al is die niet op een bepaald moment door iemand als zodanig bedacht en planmatig verwezenlijkt. Als we de structuur van de ontwikkeling van het menselijk samenleven, als we de dynamiek daarvan beter zouden kennen, zouden we dan niet ook de kans vergroten dat de problemen die eruit voortkomen met minder bloedvergieten en menselijk lijden gepaard zullen gaan? Die verwachting houdt een opdracht (of een programma) voor de sociale wetenschappen in. Ook die zou over tijd kunnen zijn. Maar dat kan alleen de tijd leren. Tot voor kort heeft de ontwikkeling van de sociale wetenschappen en het politieke denken in het Westen zich in ieder geval gekenmerkt door een sterke gerichtheid op het heden - en op een zich als een verlengd heden gedachte toekomst. In de sociale wetenschappen en de wetenschapsleer heeft dit geleid tot een over het algemeen sterk statisch en weinig historisch georiënteerde theorievorming, terwijl de geschiedeniswetenschap zich tamelijk wars van theorievorming betoonde, en zich veelal beperkte tot zo getrouw mogelijke weergave van gebeurtenissen, al of niet in de vorm van een verhaal. Maar misschien omdat de feitelijke ontwikkeling zo anders is verlopen dan werd verwacht - de oorlog in Vietnam; de toename van spanningen tussen generaties en sociale klassen in industriële samenlevingen; de ontdekking van de ecologische grenzen die aan industriële en technologische ontwikkeling zijn gesteld; het falen van de ontwikkelingshulp enzovoort - is er een omslag in het sociaal-wetenschappelijke denken te bespeuren. Er is nu een veel sterkere neiging om juist ontwikkeling, het gewordene en wordende in het menselijk samenleven centraal te stellen. Dit nummer beoogt die tendens te versterken. Zo bezien is tijd niet een abstract of esoterisch onderwerp. Het gaat ook om problemen waarmee mensen in hun dagelijks leven worden geconfronteerd. Wat kan ik in en met mijn leven doen? Waarom verandert de samenleving niet in de richting die mij zo evident juist toeschijnt? Waarom moet ik mij bij veranderingen die ik afschuwelijk vind, neerleggen? Waarom denken mijn kinderen (of mijn ouders) zo anders dan ik? En misschien toch: kan de tijd niet worden stilgezet?
1 oktober 1974 |
|