De Gids. Jaargang 137(1974)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Bouke B. Jagt Horigman Het glaasje wordt omhelsd door zijn geaderde stomp. Takachtig verschuift de voet in de klomp, als Solt orakelt over geesten en schietgebeden. De dranklucht, die in het café hangt, is zoet. Veertig jaar al heeft hij aarpels opgewroet. Door zijn overall heen is osmose opgetreden. Onder 't werk, tastend aan de knollen, droomt hij gebukt van ritsige jongens: sterk, omlaaggestroopte broek: trekken! Een mens is geen aardappel! Hoewel boekdelen spreken zijn neus en zijn pokdalige huid van eigenheimers met bruinige vlekken. Wat is voor hem de aardbol: een brok rode ster, eeuwenoud, gebarsten, maar bezet met mijlenver groene loofakkers. Die planten zich ondergronds voort. In de voren heeft hij op Allerzielen geluidjes gehoord. Aardappelgal woekert op de kerkhofeiken; Manusoom zag boven de nachtschade wuivende wijven, daarvan weten stadsmensen weinig af. (Als hij drie maand onder de grond ligt, reiken uitspruitsels een voet boven 't graf.) Krinkelogig opziend slikt Solt moeilijk jenever, bast over de duvel (een soort coloradokever?). Pal naast hem leunt op de gewitte muur zijn negatief in knobbelig, heraldisch azuur, die iedere knik naschetst en parodieert: de berusting, het komen op leeftijd, kanker en groeiende aardappelmoeheid. Vorige Volgende