| |
| |
| |
Wim van Rees
Sabba sankhâra unicca
op dat schilderij van bréa zie je dat
de cactus raquette bouwsels verslindt
en dat er aloë opbloeit in de maagstreek
van de vrouw links achter de heilige maagd
en daarheen waren wij opweg
wij, met de vergeelde, door aangekoekt vuil
zwaar geworden pagina's van ‘le progrès de VAR’
om daar vogels uit te kunnen vouwen
heel mooi maakte jij de jouwe als de vingers die
wij vele dagen later een eigen leven zagen leiden
in het musée du vieux-logis
laten vliegen heb je hem, eerst naar de torenuil
ver boven ons, maar later is hij gevallen tot
voorbij de borstwering en daarna heeft hij een
dat gebeurde er met de tot vogel geworden boodschap
die jij opraapte van de binnenplaats van het kasteel
van de familie lascaris die tussen de 14e en de 18e
eeuw de heren van la brigue geweest waren
die dag nog hebben wij, jij met bloeiende thijm in je
haar, de toen al ontbonden vogel te drogen gelegd en
is het verhaal leesbaar geworden, zodat we gebleven
zijn, jij zonder bloeiende thijm in je haar
dit hebben wij begrepen, zittend onder een pin parasol,
aan de oever van de roya:
daarna ontdekte een der soldaten het ver gevorderde
stadium van de zwangerschap en attendeerde de ander
erop dat het kind al bewoog in haar schoot
daarop openden zij met bajonetten de buik en sneden
de aldus verkregen ruimte vulden zij op met hooi en
gras en lieten daaruit een geit vreten
| |
| |
Zo maar xmas
besneeuwde vlakten overal, zonder voetafdruk, zonder
krenking, groot als witte tapijten
de paardebloemen dood, zo ook madeliefje/pinksterbloem/
paardesla/speenkruit/koekoeksbloem
de boerevrouw gevallen, ontbloot de onderrok, de rood
geruite lingerieën, het gordeltje, goed gewassen maar
vaal, de stille armoede van het gesubsidieerde land,
de poverheid van de onderkleding afgelegd onder een
nee, dan het mes, overdadig versierd, een variatie op
een oud toledo-motief, ingelegd zilver en parelmoer,
de naam van de maker in het lemmet, een firmastempel,
gloeiend heet aangebracht, als het ware ingebrand, en
nu nog net zichtbaar in de onderborst.
of don inigo lopez de loyola, een met opzet verdwaalde
bask, 1622 heilig verklaard, voordien: page/assistent-
hofnar/beddeopmaker/plumeau rechtzetter/aankleder/vuur-
aanmaker/wapenafstoffer/het-brein-achter-de-beul, dit
alles in dienst van zijne verschrikkelijke majesteit
later, kort geknipt en kort gekleed, baggerend door het
witte land, de lieslaarzen aan, de neus omhoog na de
pauselijke erkenning in 1540, zestig volgelingen in de
parijs rokerig in die dagen, parijse vrouwen zonder
bra's, dikgehuid, geschilferde nagels, klonten bloed
sijpelend langs hun door ziektes aangetastte benen, en
niet alleen tijdens de periode, ranzig bloed, donker
vreemd geurend, niet te zuipen.
als holbewoners waren zij, in de keldergewelven, de
souterrains, de binnen de stenen fundamenten weggeborgen
hersenspoelingen, de wijn uit chinon mijdend als de
steeds weer terugkerende pest en daarmee de monnik
die te veel las/neukte/at/vermoedde/sliep/waste/mastur-
beerde/bewoog/zoop, en niet alleen het bevuilde water
van de rhône, geel in die dagen, en nog maar nauwelijks
groen als de bergen, getint door menselijke uitwerpselen
en de waterdwergen, trollen, gnoes, nissen die zich
gillend voortbewogen over de brede stroom en spelend op
de tot fluit gemaakte mergpijpen.
DE wereldgeestelijke, op blote voeten, ongeschoren,
luisterend naar het stuk slaan der uitwerpselen.
gargantua dansend door de straten van lyon, glimlachend
op de vlucht, in de knapzak een volnay 1521, jambon
| |
| |
d' ardennes, truite au bleu en niet te vergeten een
uitstekende homp fromage gouda, helemaal onderin een
zak regenwormen, d.w.z. genoeg aas om drie weken te
gargantua stroomafwaards gaand, richting givors.
achter zich, daar waar r. & s. zich verenigen, een
hospice de dieu en de verkleumde knechten van ketzer,
en daar waarvan zij vandaan komen het door god
verlaten paardebloemen land.
de romige melk in de containerstelen, de lievelingskost
der konijnen, zoals de vlaamse reus, eens in mijn
bezit, bruin gele rug, donkere stippen op de borst,
reusachtige altijd vibrerende oren, een keutel produ-
vier dagen voor de vijfentwintigste het feest van het
steekspel, de vriend van mijn vader, een virtuoos
killer, de ronde handjes met afgeschoren nagels, die
van een eerlijk hobbyist, geen zwart, geen rotzooi.
alleen het verzilverde zakmes, het mes van heuvel 192,
van song-my, chicago, manson, de kijkers op de hoek van
de raadhuisstraat, een gewoon mes, zonder ornament of
opsmuk, swiss-made, een snoeimes/scheermes/schilmes/
broodmes/smeermes/steekmes, het mes van het landveroveren,
vaak verloren en altijd te bevragen bij het buurtpolitiebureau.
jij mag de huid hebben, we prepareren het voor je, voor
aan de muur of boven het bed, met kralen ogen, zonder
wat men deed met tschang-feh?
die kleine mensen uit het sneeuwland, die ballen kraakten
onder hun zadels, om ze daarna te drogen, zodat ze in
bange tijden geweekt tot voedsel konden dienen.
de rosé kloten van tschang-feh, bijgenaamd de onverdraag-
zame, het vergaan van de han-dynastie, de boosaardige
mensen uit het noorden met de betrokken vale gezichten,
die vanaf hun paarden, ja zelfs in galop, hun pijlen
liu-peh de held, de pijlenplukker, de vroegere zadel-
maker, hij die ongetroffen bleef en gespaard werd om
het geslacht te kunnen voortzetten.
die han-dynastie tot drie eeuwen na christus.
de vrouwen van het land liet hij verzamelen, ze moesten
bloemen brengen en kleinwild en mest en hij wilde hen
zonder kleding voor hem zien, goed gewassen en met
liu-peh die de hulp nodig had van kwan-yüom het te doen
in de kleine zaal en na het gebeuren de vrouwen de pink
| |
| |
afsneed, ter herinnering of om het wapenfeit of gewoon
de witte mannen alreeds vele eeuwen op weg naar hun witte
vlakten, de aangetaste seringenvelden, de overgekultiveerde
margrieten op de schaarse hellingen, de hyacinten
ophopingen in het westen,
naar de sneeuwbeesten, de niet wegtrekkende grauwe vogels,
al heel lang passen ze onderweg een variant op klein-
duimpje toe, elke mijl een bal weggooiend om ooit de
weg terug te kunnen vinden.
nu opweg naar het marionettenspel, het royal tournement,
de vier dagen voor de vijfentwintigste en daarna de vlaamse
reus die gegild moet hebben.
m'n hoofd onder het dik gestikte deken, de beul ver-
vloekend, de roomse lul, mijn reus in zijn stalletje,
jezus links, klein, ingekapseld, een larve, maria midachter,
te rode neus, bruin pij, sandalen, kijkend naar
later het vacht in mijn hand, krakerig, gedroogd bloed
aan de binnenzijde, de heilige reus tot perkament
geworden, de doctor universalis bij het licht van gouda-
kaarsen, beaujolais '49, krans met spijs, de eentonige
gebeden, geef ons heden ons dagelijks brood, mijn nu
niet door inigo lopez sj., de nu geslachtsloze heilige,
met zorg in zandsteen gehouwen in een mindervalide werk
ach jij gargantua, 26 dec. 1535, je volnay opgedronken
en daarna je pommard/clos de vougeot/meursault - comte
de moucheron - /savigny, jij met de honger onder je hart
langs de kant van de weg even voorbij manosque en je
citeert liv. Ier. ch. xxxvIII, - et tirant le bourbon,
ensemble enleva le pellerin et le mangeoit tres bien -.
|
|