[Commentaar]
Een nostalgia-film als
De Artiestenreünie Club, die de VPRO op 1 november uitzond, heeft iets spookachtigs. Het gaat om het oude probleem van oude mensen en de dingen die voorbijgaan. Hoe kun je de treurigheid van het vergeten zijn beter oproepen dan via het portretteren van mensen die eens in de schijnwerpers stonden en voor wie in het openbaar geklapt werd? Nu klappen zij uitsluitend voor elkaar, de ex-soubrettes, acrobaten en tweedeplansacteurs. Mensen die ‘in de grootste zalen’ hebben gestaan, die ‘overal geweest zijn’ (maar ze zijn vooral
geweest), en dat wil dan meestal zeggen: in Groningen, Tilburg en in Middelharnis. Geplaatst tegenover de vergankelijkheid wordt het verleden steeds groter en het heden, natuurlijk, alsmaar vervreemder. Wat is vergane glorie anders dan het afvalprodukt van de rat-race, op welk gebied dan ook? Een paar jaar geleden werd in Nederland een club van bejaarde schrijvers opgericht, een wat gênante poging om weer aan de weg te timmeren. De gedachte die de club tot daden aanzette was, dat ook de nieuwe werken van oude schrijvers het waard zijn gepubliceerd te worden. Maar dat is in zijn algemeenheid een misvatting. Kunst is niet tijdgebonden, creativiteit meestal wel, en de enkeling die aan dit lot ontkomt hoeft zich niet samen met andere A.O.W.-ers te organiseren. De makers van
De Artiestenreünie Club, Pieter Verhoeff en Cherry Duyns, verklaarden dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met dat heimwee naar de jaren twintig, vijftig en zestig. ‘Met deze film is de nostalgie ter aarde besteld.’ Ik ben het met hen eens. Maar dat is gemakkelijk wanneer je zelf nog kunt doen en laten wat je wilt. Inmiddels bereidt een nieuwe groep artiesten zich voor op zijn abdicatie, en het gezwel van de nostalgie naar hun jeugd zal wel pas, zoals altijd, samen met hun lichaam op een doordeweekse dag worden
begraven.-(Ge)