moest bellen. Hans zei daarop dat hij toch graag rechtstreeks de dokter wilde spreken om te overleggen over een specialist en om in een zo onrustbarende situatie elk misverstand te voorkomen.
De doktersvrouw riep daarop: ‘Ben ik soms niet goed genoeg!’ En Hans herhaalde dat hij graag de dokter zelf wilde spreken. Dat maakte haar blijkbaar nog eens zo kwaad: ‘Ik ben zeker achterlijk, ik heb maar dertien jaar ervaring, ik ben zeker imbeciel!’, waarop zij de telefoon ophing.
Hans besloot een paar minuten te wachten tot bij mevrouw X het schuldgevoel de overhand zou hebben gekregen op de woede. Toen hij opnieuw opbelde was mevrouw X inderdaad enigszins gekalmeerd. Maar de dokter kon toch niet gestoord, hield zij vol, hij hield zijn spreekuur. Hans zei dat hij het waardeerde dat zij haar man zo goed afschermde tegen de pressie van patiënten, maar dat hij in deze mogelijk dringende situatie met de dokter wilde spreken. Mevrouw X vond ten slotte goed dat om drie uur opnieuw gebeld zou worden.
Ondertussen had een bevriende huisarts opgebeld over een heel andere zaak. Wij legden hem de situatie voor en hij bleek hogelijk verbaasd over de poging een appendicitis te behandelen met penicilline zonder een chirurg te waarschuwen en dacht bovendien dat een operatie tijdens de zwangerschap niet zulk groot risico met zich mee zou brengen.
Omdat we nog steeds meenden dat een spoedopname binnen een paar dagen noodzakelijk zou kunnen zijn en omdat we die zo goed mogelijk met chirurg en ziekenhuis wilden afspreken, vonden we de situatie nog steeds zeer dringend. Bovendien sloot dr. X, via zijn vrouw, de toegang af tot andere artsen, die er blijkbaar heel andere opinies op na konden houden.
Daarom besloten we op dat moment de huisarts van Hans te bellen en zijn mening te vragen. Dr. Y hoorde het verhaal aan, noemde de behandeling een kunstfout van de eerste orde, het optreden van dr. X vijftienderangs en verklaarde zich bereid om onmiddellijk langs te komen op voorwaarde dat wij dan ook nu meteen de relatie met dr. X zouden verbreken.
Zo gezegd zo gedaan. Opnieuw dr. X gebeld, weer zijn vrouw aan de lijn, die enigszins ontdaan vroeg ‘Waarom?’. Hans verwees naar de voorvallen van de afgelopen uren. Ongeveer een kwartier daarna belde dr. X zelf en kreeg Hans aan de lijn: ‘Jongen, jij hebt het stomste gedaan wat je doen kunt, je hebt de patiënt ongerust gemaakt, leer nou één ding van mij, beheers je tegenover een zieke! Bovendien moet je goed weten dat ik een aanklacht tegen je kan indienen omdat je de behandeling belemmert.’ Als Hans een vent was en hem echt had willen spreken, dan was Hans toch zeker naar hem toegekomen. Hij kan toch zeker niet de andere patiënten laten wachten. Hans zegt dat hij niet langer wilde wachten met een specialist erbij te vragen en dat de tweede huisarts een verbreking van de relatie als voorwaarde voor zijn komst had gesteld. Dat dit een gespannen moment is voor beide partijen en dat hij graag een andere keer, als alles wat rustiger is over de menselijke kanten van de opzegging wil praten.
Dr. X verlangt mij, Louise, te spreken: tegen mij zegt hij dat hij met ‘die vrind van jou’ die zich de vader van het kind noemt niets te maken heeft. (Hans en ik wonen al anderhalf jaar bij elkaar.) Juridisch gezien had die vriend trouwens niets te zeggen, we waren niet eens getrouwd. ‘Meisje, je moet je goed bedenken, als jouw kindje komt te overlijden dan komt het door jouw onverantwoordelijk gedrag. Ik zal je moeder eens opbellen en haar vertellen wat zich daar bij jullie afspeelt.’ Ik ben vierentwintig. Ik zei dat hij het laten moest, omdat ik mijn moeder nog niet verteld had dat ik ziek was. Verder, zei hij, moest Hans zich nog die middag bij hem melden, anders zouden de gevolgen voor hem zijn, dan zou hij tegen Hans een aanklacht indienen.
Een half uurtje later verscheen dr. Y: na een kort onderzoek constateerde hij voorlopig een nierbekkenontsteking. Ik moest een ‘gewassen plas’ meegeven aan Hans die hem naar de laborante van dr. Y. bracht. Nog voor Hans de deur uit was, belde mijn moeder, hevig verontrust. Dr. X had haar gebeld, kennelijk zeer van streek, dat haar dochter ziek was en dat er complicaties