De Gids. Jaargang 136
(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |||||||||||
G.P. Hoefnagels
| |||||||||||
Het taboe‘Je mag niet in termen van misdaad over de dokter schrijven. In de gezondheidszorg worden met grote inzet en opoffering diensten verleend aan mensen.’ Daarom mocht ik destijds ook niet schrijven dat het in de kinderbescherming slecht ging. En iedere lezing die ik voor kinderbeschermers hield moest ik eerst zeggen: ‘Ik heb grote waardering voor uw toewijding bij uw werk in de inrichtingen en daarbuiten. Als ik kritiek mocht hebben op de kinderbescherming of beschrijvingen mocht geven van wantoestanden, dan is die kritiek niet op uw persoon gericht’. Zo lang deze uitspraak spontaan in me opkwam, was er geen vuiltje aan de lucht. Maar toen ik begon te merken dat het een rituele aankondiging werd die vooral niet vergeten mocht worden, kwam het me beledigend voor jegens mijn gehoor. Dan wordt zo'n verhaal trouwens een soort science fiction: ‘Iedere gelijkenis met personen en toestanden in de werkelijkheid berust op toeval’. Door publikaties kunnen de cliënten en patiënten te weten komen dat er mensen buiten het systeem ideeën spuien over hun onmachtige situatie. Maar taboes zijn hardnekkig geraffineerde dingen, totempalen waar je moeilijk omheen kunt. ‘Je mag zoiets niet publiceren, ook al is het waar. Je neemt daarmee het laatste vertrouwen in kinderbescherming of arts weg’. Deze opmerking heeft me er wel eens toe gebracht een geschrift wat langer te laten liggen, bepaalde opmerkingen te schrappen. Maar het is onwaar. Het is uitstel van solidariteit. Het is het argument waarmee de ‘Meningen van gedetineerden’Ga naar eind1. destijds door de minister van justitie zijn geconfisqueerd, waarom er van rechterlijke macht, overheden in het algemeen, niets lelijks gezegd mocht worden, omdat de mensen dan hun vertrouwen in recht, gezag en noem maar op kwijt zouden raken. Het is het argument waardoor we niet te weten komen wat ambtenaren die ons besturen, denken, omdat ze niet publiceren wat ze vinden en niet zeggen wat ze voelen, waardoor wij geen inzicht krijgen in de ‘vierde macht’. Het is het argument voor het gesloten-systeempje-spelen, terwijl we zeggen de cliënten en patiënten juist te zien als mensen in een open systeem, als sociale mensen. Het argument staat in feite voor een taboe tegen solidariteit met de men- | |||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||
sen om wie het gaat. Het is een solidariteitstaboe. Uit honderden reacties van ouders en kinderen werd mij steeds duidelijker dat het vertrouwen in hun hulpverleners niet werd aangetast door openhartige publikaties over misstanden. Integendeel. Het bleek namelijk dat de cliënten en patiënten en hun directe familieleden al wanhopig lang een scherp inzicht hadden in die misstanden en vaak met grote fijnzinnigheid en begrip weten te onderscheiden waar hun hulpverleners en therapeuten beter zijn dan het systeem. Nee, ik vind het een rituele belediging als ik dit essay weer zou beginnen met: ‘Dit stuk slaat niet op mensen die in de gezondheidszorg werken; hun grote opofferingen zijn mij bekend’. Trouwens, had ik deze uitspraak dan niet moeten doen toen ik voor ondernemers, managers en industriëlen sprak over ‘welzijnscriminaliteit’,. milieu-misdaden? Of is de dienstverlenende sector mooier, heiliger, dienstbaarder aan de maatschappij dan de economische sector? Gesteld dat beide sectoren hun werk goed doen omdat ze weten wat ze doen? Gesteld dat het ze beide om ‘winst’ voor de mensen gaat? Quod non? Maar dan zullen zij toch wel benieuwd zijn naar de in hun sector gepleegde misdaden? Misdaad is een hulpmiddel om een maatschappij of systeem meer inzicht in zichzelf te geven. Een signaal. Het taboe is voor de kraalgenoten van magische medicijnmannen. | |||||||||||
Naar aanleiding van een procesverbaal tegen de medische macht.De keren dat ik een arts nodig had, heb ik vrijwel steeds aardige tot toegewijde tot deskundige artsen leren kennen. Toen ik dan ook het boek Laten ze het maar voelenGa naar eind2. las, vroeg ik mij af of de daarin beschreven misdragingen incidenten zijn of in het systeem van het medisch handelen en nalaten gebakken zitten. Dit boek kan gezien worden als een minutieus geschreven proces-verbaal tegen de medische macht, waaruit de volgende strafbare feiten telastegelegd kunnen worden: dat in een psychiatrische inrichting in Nederland in de periode van 1952 tot 1972 doktoren en verplegend personeel jegens aldaar verpleegde patiënten zich hebben schuldig gemaakt aan:
Bovengenoemde feiten zijn als misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 300, 302, 282, 310 casu quo 321 juncto 322 en 326 van het wetboek van strafrecht. | |||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||
Ofschoon voor verscheidene van bovenstaande feiten de officier van justitie en de inspecteur van de geestelijke volksgezondheid werden ingeschakeld, zijn geen van deze feiten strafrechtelijk vervolgd. Voorts worden in dit boek tal van handelingen en nalatigheden van doktoren beschreven, die in aanmerking komen voor behandeling door de medische tuchtraad, zoals verduistering van bewijsmateriaal doordat een arts, in zijn functie van inspecteur van de geestelijke volksgezondheid, een of meer van bovengenoemde mishandelingen ondanks tijdige aangifte onvoldoende of zo langzaam heeft onderzocht dat hierdoor noodzakelijkerwijs bewijsmateriaal verloren moest gaan; het herroepen van eerdere constateringen in strijd met het belang van de genezing van de patiënt, zulks om collegaartsen te sauveren; het achterwege blijven van of achterlijk blijven van diagnose en therapie ten aanzien van de huidige medische diagnostieken en therapeutische mogelijkheden; het ‘chemicaliseren’ van de patiënt waardoor diens gevoelsleven, bewustwording, en eigen krachten tot genezing en levensbesef worden uitgeschakeld. Als proces-verbaal overtreft het boek Laten ze het maar voelen de meeste processen-verbaal door controleerbaarheid van feiten, het zoeken naar verzachtende omstandigheden en helderheid van taal. | |||||||||||
Recht en machtEen telastelegging als boven is om meer dan één reden een verantwoorde manier om dit boek samen te vatten. Het gaat hier namelijk om mensen die in een positie van onrecht en onmacht verkeren. Het gaat dan ook minder om medische ethiek dan om juridische kritiek. Het recht, ook het strafrecht, dient er vooral te zijn om de onmachtigen te beschermen. Dit is een van de belangrijkste functies van het recht: kritisch te zijn op macht en grenzen te stellen aan over-macht. En de dokter lijdt aan over-macht door de grote statustoewijzing die hem door de meeste patiënten nog steeds toegeschreven wordt. Die status vernielt al bij voorbaat een reëel contact. De patiënt die aan statustoeschrijving lijdt, geeft de dokter geen kans. Een andere reden om dit boek in termen van strafrecht te gieten is het feit dat het kwaad ten aanzien van het individu al geschied is, en dat er geen enkele reden schijnt te zijn om aan te nemen dat het kwaad ten aanzien van anderen niet doorgaat. Het spanlaken heeft plaatsgemaakt voor het platspuiten en de sufmakende chemische cocktail. De psycho-farmaca kunnen in het belang van de patiënt, maar ook voor de rust in de inrichting gebruikt worden. Het instrumentarium mag verbeterd zijn, maar hierdoor is de macht over de onmachtigen alleen maar groter geworden. Dat wil zeggen er is meer reden dan vroeger om de kritische rechtsfunctie waar te maken. Vijfentwintig jaar, van je drieëntwintigste tot je achtenveertigste jaar in een inrichting onder bovengenoemde omstandigheden en erger maakt een mens nog slechts geschikt voor een inrichting. Een gekkenhuis is niet altijd een huis waar gekken binnenkomen, maar ook een huis waar je gek kunt worden. Gek dan in de zin van: ongeschikt voor de maatschappij, voor buiten de inrichting, want de inrichting is (het blijkt uit de uitdrukking: buiten de maatschappij) de maatschappij niet. De inrichting is de onmaatschappij. Als het kwaad is geschied, kan het strafrecht zijn gang gaan. Meestal is dit zinloos. Ik realiseer mij dat door bovenstaande telasteleggingen, zoals er overigens tienduizenden per jaar gemaakt worden, het ene verouderde subsysteem (gezondheidszorg) met het andere verouderde subsysteem (strafrecht) bestreden wordt. Verouderd, want het is goed mogelijk om beide subsystemen, strafrechtspleging en gekkenhuizen, als symptomen van een onmachtige maatschappijstructuur te zien die kritiek verdientGa naar eind3., maar dat helpt niet voor de patiënten van vandaag en morgen. Vandaag en morgen is één van de middelen om bestaande subsystemen als vuurstenen tegen elkaar te slaan, zodat met legale middelen de vonken geslagen worden die men via buitenparlementaire middelen niet of node accepteert. De burgerlijke ongehoorzaamheid heeft in onze maatschappij pas kans van slagen als de burgerlijke gehoorzaamheid is uitgeput. Het strafrecht is een marginaal en burgerlijk uiterst gehoorzaam middel. In de meeste gevallen, maar vooral in gevallen van | |||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||
witte boorden - en witte jassen-criminaliteit, zal niet de straf, maar een rechtsproces door zijn openbaarheid en feiten op tafel, een nuttige functie kunnen vervullen. Normerend ten aanzien van de werkers in medische en andere inrichtingen. Rechtgevend ten aanzien van de onmachtigen en hun familieleden. Niet de straf is nodig. Want het heeft weinig zin om met sleutels te gaan rammelen tegen mensen die terechtstaan omdat ze met sleutels rammelen. Het strafrecht is er niet om voorbeelden van misdadigers over te nemen. In rechtsprocessen kan ook de rol van een systeem, waardoor gedaagde of verdachte beïnvloed wordt, duidelijk worden. In een proces kan ook de onmacht van de individuele medicus duidelijk worden. Medische onmacht als signaal voor een verouderd systeem. Dat zou grote winst zijn voor alle betrokkenen. Een goed gevoerd proces creëert participanten, en dat is precies wat nodig is als juist de participatie heeft gefaald. ‘Recht speelt zijn meest saillante rol in een context van gezagsverhoudingen en machtsrelaties.’Ga naar eind4. | |||||||||||
De medische stand en de oestercultuurNu wordt, zo vernam ik, het de schrijfster door verschillende medici juist kwalijk genomen dat zij deze feiten in de openbaarheid brengt. Nu ‘Het is onwaar’ niet opgaat, werd de klacht: ‘zulke onthullingen trekken de medische stand en dus het vertrouwen in de arts in twijfel. Dat is niet in het belang van de patiënten en potentiële patiënten’. In het algemeen is afweer tegen openbaarheid een symptoom van een gesloten systeem dat zich voor buitenstaanders als een oester sluit. De machthebbers in een gesloten systeem leven ten opzichte van openbare processen en massamedia in een soort oestercultuur. Bovendien is de redenering die aan de vrees voor openbaarheid ten grondslag ligt, onjuist. De medici zijn gebaat bij openheid. Artsen hebben niets aan patiënten die onmondig zijn, die niet in beroep kunnen. Het medisch bestel heeft weinig of niets aan rechteloze patiënten. Dat holt het contact uit en de legitimiteit van de positie van de arts. Als de patiënte uit het boek of de voor haar vechtende zus bij een van de artsen een antwoord had gekregen, in plaats van een terugwijzing naar de mislukkende behandelend geneesheer, was dit boek niet geschreven. Dat wil zeggen niet mevrouw Van Eijk is oorzaak van het boek, maar een bepaald soort collegialiteit, namelijk, de keuze van de arts voor de collega boven de patiënt. Voor zover de chemicaliën het spanlaken hebben vervangen (755 nieuwe preparaten in de laatste tien jaar, schrijft de psychiater Teuns in zijn nawoord) wordt de onmacht van de patiënt nog groter en vervaagt zijn rechtsbesef. Aan het spanlaken was alleen de machthebber in de psychiatrische inrichting verslaafd, aan verschillende chemicaliën raakt ook de patiënt verslaafd. Heel langzaam groeit uit de follow-up van patiënte Mies wel een gevoel dat er ‘some system in this madness’ zit, die wij ook herkennen in andere sociale machtssystemen dan de medische. Bureaucratie, collega dekken, beroep van de autoriteit op de autoriteit, geen beroep van de afhankelijke (want hij is een ‘leek’ en een beroep op de behandelend geneesheer wordt beoordeeld op grond van informatie van de behandelend geneesheer); de verpleegsters en verplegers anticiperen op wat zij denken dat de dokter wil en komen hierdoor zelden tot open creatieve contacten met de patiënten (vergelijk bewaarders in gevangenissen); het openbaren van klachten geeft boemerang-effecten; de inspectie van de geestelijke volksgezondheid is machteloos als puntje bij paaltje komt. Door het gesloten machtssysteem gaat de onmachtige meer afwijkingen vertonen (het afwijkingsproces wordt versterkt). Alleen wie betaalt kan het sluitstuk ‘behandelend geneesheer’ doorbreken. Dit systeem is dan in gezondheidszorg en strafrechtelijke systemen omgeven door grote prestigeen statustoewijzing aan de machthebbers en een steeds grotere stigmatisering van de machtelozen. | |||||||||||
Kennis op zich helpt nietDaarom helpt het ook niet als men in zulke systemen de machthebbers ‘beter opleidt’ door hen kennis van menswetenschappen, sociale wetenschappen, gedragswetenschappen bij te | |||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||
brengen. Want door deze kennis veranderen we niet het contact tussen machthebber en onmachtige, tussen medicus en patiënt, tussen jurist en justitiabele. We vergroten alleen het instrumentarium. Hierdoor kunnen zelfs de ongewenste effecten nog efficiënter werken. Hierdoor kan, althans voor de machthebber, de afstand tot de afhankelijke steeds groter en het contact met de afhankelijke steeds kleiner worden. Door verticale afstand vergroten we de kans op stigmatisering. Die stigmatisering geschiedt onder meer omdat de kennisverwerking vaak verloopt via categorieën. Categorisering van patiënten is echter een ongeschikt middel voor contact en voor definiëring van contactsituaties. Categorieën kunnen zelfs het procesmatig karakter dat contacten eigen is belemmeren. Door het denken in categorieën kan contact gefrustreerd worden. Dat is ook een van de oorzaken waardoor de professionele contacten van mensen in opleiding vaak aan inhoud verliezen, zoals zij zelf meedeelden. Het is niet primair zoals men wel zegt, ‘de spontaneïteit’ die door kennisvermeerdering uit het contact verdwijnt, maar het is het categoriserende denken met zijn begeleidende machtsverschijnselen, dat ‘spontaan’ de overhand krijgt. Wat is er trouwens voor reden om aan te nemen dat degene die kennis verwierf, de deskundige, de medicus, de criminoloog, toleranter en sympatieker zou handelen ten opzichte van een in gedrag afwijkend mens dan anderen? Technische handgrepen, kennis, kun je even makkelijk voor als tegen de afhankelijke, de patiënt, de justitiabele, de afwijkende aanwenden. De geschiedenis van de reactie op afwijkend gedrag, zoals de behandeling van geestelijk gestoorden en misdadigers, is daarvan een langdurig bewijs. Het document Laten ze het maar voelen is daarvan een gedetailleerd bewijs. | |||||||||||
Structuur- of incidentcriminaliteitTeuns stelt in zijn verhelderend nawoord dat de in het boek gesignaleerde medische misdragingen en ontoereikendheden systematisch voorkomen en in de structuur gebakken zitten. Daarom schrijft mevrouw Van Eijk-Osterholt waarschijnlijk dat zij geen personen de schuld wil geven. Zij noemt ook geen namen, hoewel insiders de inrichting wel kunnen raden. Zij voelt aan dat er meer aan de hand is, maar zij blijft bij haar leest: Wat doen ze en wat doen ze niet met haar zus Mies? Het boek wordt door deze bescheidenheid van des te meer documentaire waarde. Maar intussen zijn er nogal wat aanwijzingen die er op duiden dat veel witte-jassen-criminaliteit geen incident-criminaliteit is, maar een vorm van structuurcriminaliteit. Met name in total institutions, zoals psychiatrische inrichtingen en andere ziekenhuizen lijkt het meer op systematisch gedrag dan op incidenten. Tot de structuur-criminaliteit behoren die strafbare gedragingen die vooral uit de eigenaardigheden van een systeem, organisatie of structuur te verklaren zijn. Tot incident-criminaliteit behoren die strafbare gedragingen die in overwegende mate niet uit structuur, systeem of organisatie verklaarbaar zijn, maar vooral uit de persoon, zijn omstandigheden en ‘het toeval’. Structuur-criminaliteit is meestal criminaliteit in veelvoud.Ga naar eind5. Het is mogelijk dat sommige structuur-criminaliteit toch relatief weinig voorkomt, doordat de personen in dat systeem aan de tot criminaliteit impulserende factoren weerstand kunnen bieden of doordat er weinig daders op de stategische punten zitten.Ga naar eind6. Om precies te zijn: psychiatrische inrichtingen zijn gelegenheidsstructuren voor opzettelijke vrijheidsberovingen en in mindere mate voor mishandelingen; in nog mindere mate voor verduisteringen, nu de ingebouwde rechtvaardiging van ‘ziekenverpleging is liefdewerk’ met dit soort schuldinlossend christendom uit de psychiatrische inrichtingen aan het verdwijnen is. Het verduisteren van bewijsmateriaal lijkt de meest frequente vorm van structuurcriminaliteit te zijn door die merkwaardige voorkeur voor de collega boven de patiënt.Ga naar eind7. Maar dit geldt in zekere zin voor alle gedrag in een gesloten bestel, waarin de machthebbers, mede door de onmondigheid van de machtontvangers, privileges en prestige genieten waar geen mens op den duur tegen bestand is. | |||||||||||
[pagina 595]
| |||||||||||
De dubbele bodem van het helpenIn de vijfentwintig jaar dat Mies verpleegd werd, is er veel veranderd in de psychiatrie. Maar het contact van het medisch personeel met Mies werd er niet beter, zelfs niet aardiger op. Er is eens een aardige zuster geweest met wie Mies goed contact had. Haar creativiteit bloeide toen op. Maar of de duivel met zo'n systeem speelt: zo'n zuster gaat weg. In de middeleeuwen was men gewend aan de geestesziekte binnen zijn leefgemeenschap: er was ruimte voor.Ga naar eind8. Sinds de eerste gasthuizen voor geesteszieken omstreeks 1400 is er veel veranderd. Maar deze veranderingen waren wisselend verslechteringen en verbeteringen. De bedverpleging, de arbeid, beide hebben zin gekregen ten goede en ten kwade. De selectie in categorieën gevangenen, gestoorden, de nieuwbouw in het boek van Van Eijk-Osterholt, alles is te benutten of te verpesten. Het gaat om de zingeving, de betekenisverlening door wie het voor het zeggen hebben. En hierbij is nu de vraag in toenemende mate geworden: Welke ruimte voor zingeving hebben de patiënten? En hoe ernstig wordt de zingeving van de patiënt genomen?Ga naar eind9. Steeds blijkt weer: van technieken word je niet wijzer, alleen maar knapper. Hier ligt ook de dubbele bodem van het helpen. Wrede reactie en genezende behandeling liggen, objectief, vlak naast elkaar. Subjectief, in de zingeving, liggen ze mijlen uiteen. Maar het blijkt steeds weer dat men het goede behandelingsargument kan misbruiken voor de wrede medische agressie. De enige die dat verschil altijd ervaart, is de patiënt. Zelfs als de arts het niet meer in de gaten heeft. Met de beleving van feiten valt tenslotte niet te manipuleren. Vandaar dat een mondige patiënt voor een arts zo noodzakelijk is. Hoezeer het verschil in betekenisverlening aan ogenschijnlijk hetzelfde gedrag doorslaggevend is vanuit het contact, vatte een tienjarig jongetje onlangs kort samen: ‘Jij wordt driftig omdat je van mij houdt en daarom sla jij mij. Die daar slaat mij, omdat hij niet van mij houdt’. Dit is geen vrijbrief om er uit liefde op los te meppen. Het is wel een verbod om verouderde methoden te gebruiken, waaraan immers niet meer de betekenissen gegeven worden die ze vroeger hadden. In onze betekenisstelsels is bij voorbeeld het bestaan van het spanlaken en de isoleercel, zowel in psychiatrische inrichting, observatiehuis als gevangenis, gevaarlijk wanneer het gebruik ervan niet met duidelijke medische waarborgen en criteria is omgeven. | |||||||||||
ImmuniteitDe immuniteit van witte-boorden-criminelen is bekend. Zij worden zelden gepakt en nog minder vervolgd. Dat heeft weinig met klassejustitie in de klassieke zin te maken. Dat heeft wel veel te maken met sociale afstand tussen politie en witte boorden, met de gerichtheid van het opsporingssysteem op lower-class-delicten en met de partiële mogelijkheden van contact en de partiële invoelingsvermogens van Openbaar Ministerie en rechters. De immuniteitsmechanismen zijn uit de beschrijvingen in Laten ze het maar voelen zeer precies te volgen. De broeder is niet te spreken, de hoofdzuster geeft een kat terug, de geneesheer-directeur is gewaarschuwd en geeft niet thuis, de inspecteur ‘zal het nader onderzoeken’,. ‘heeft begrip voor de moeilijkheden’,. althans soortgelijke gecapitonneerde deuren die voor een hermetisch gesloten immuniteit zorgen. De autoriteit is vacuüm verpakt. Zelfs als de inspecteur wat lijkt te doen, blijft hij aan de grenzen van het monopolie van ‘de behandelend geneesheer’ staan, waarna de volksvertegenwoordiging zich afvraagt of de wet hem voldoende mogelijkheden geeft. Ach, beste volksvertegenwoordigers, en als de wet voldoende mogelijkheden geeft, wat dan nog? Wat de wettelijke structuur aan controle op macht biedt, kan in de cultuur van statustoewijzing, prestige en groepscodes wegzakken als de pit in een driekoningenpudding. Niet dat daarom die wettelijke structuur er niet moet komen, geen rivier zonder bedding, maar er moet nog heel wat water door die rivier voordat de wisselwerking arts-patiënt voor beiden naar behoren verloopt. Zeker in zo'n inrichting. Total institution. Very total indeed. Er zijn aanwijzingen dat de kwestie van de immuniteit dieper zit in de maatschappelijke verhoudingen rondom de relatie | |||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||
arts-patiënt. Artsen werden vroeger wel vervolgd voor abortus en worden nog wel vervolgd wegens euthanasie. Dat wil zeggen zij worden vervolgd voor die delicten waarin zij één lijn trekken met de patiënt, waar de patient hun iets onwettigs verzocht en zij aan dat verzoek voldoen. Als de arts de patiënt geheel volgens het wetboek van strafrecht mishandelt, gaan we ervan uit dat dat terecht is. Als de arts de patiënt volgt en solidair met hem tot onwettig gedrag komt, dan wordt hij berecht. Het is een soort aanrakingsangst die bij rechters niet anders ligt. Zij mogen straffen uitdelen. Maar worden zij gestraft, dat wil zeggen, komen zij aan de andere kant van de groene tafel terecht, dan kunnen zij geen rechter meer zijn. Niet op grond van de wet. Maar vanwege de code van de groep en de maatschappij. De ‘aanraking met de justitie’ moet eenzijdig blijven. Bij rechter en arts is de aanrakingsangst sociaal verankerd in een solidariteitstaboe. Dit solidariteitstaboe vindt zelfs expressie in de wetgeving betreffende de gezondheidszorg. Rang beschrijft dat deze wetgeving wel de bevoegdheden en bescherming van het beroep behartigt, maar dat er in deze wetgeving nauwelijks iets blijkt van de gedachte dat deze beroepen er in het belang van de patiënt zijn.Ga naar eind10. Het consumentenperspectief blijft onzichtbaar. Zo belemmert het wetgevend systeem zelf de doorbreking van het solidariteitstaboe (al zal menige werker in de gezondheidszorg individueel beter zijn dan de wet). | |||||||||||
Een keurige vloekWat opvalt in het document van mevrouw Van Eijk-Osterholt is de exacte beschrijving van een vijfentwintig jaar lang, volgens de officiële kanalen gevoerde parlementaire actie van de schrijfster om haar zus te redden. Een keurige vloek. Uit het witgloeiend inferno van de machtelozen wordt door verbalisante met onderkoelde precisie aan ieder recht gedaan. In parlementaire taal wordt het medisch bestel, het monopolie van ‘de behandelend geneesheer’,. de ridicule macht van de betalende vader, de fictie van de ministeriële inspectie en een rooms-autoritair normenstelsel, met de zekerheid van spoorrails de hel ingeschreven. Geen onvertogen woord, vijfentwintig jaar vechten, geen onparlementaire actie en we zien waar het eindigt: onder het spanlaken in een gekkenhuis (dat is een huis waar je gek wordt als je het nog niet bent) met de sleutelbossen van een gevangenis. Zonder k.z.-verklaring, want Mies is niet krankzinnig, wordt een vrouw in de maximale onvrijheid van het span onder de dictatuur van een hoofdverpleegster, onder medische auspiciën en een aureool van roomskatholieke nonnen, psychisch geradbraakt. Ordinaire mishandelingen, verduistering van geld van de patiënt, door ‘zuster-econoom’ op de bankrekening van de inrichting gezet. Klachten bij de geneesheer-directeur, bij de inspecteur, aangifte bij de officier van justitie. Het helpt niets. Waarom niet? Hier ligt het moeilijke maar ook een quintessens van dit boek. Niemand krijgt persoonlijk de schuld, zegt de schrijfster. Ook de zuster-econoom niet, die het geld van de patiënten achterover drukt? Ook de chirurg niet die geen donder aan een t.b.c. doet, als het hem gevraagd wordt, behalve een rekening sturen? Hij beroept zich op ‘de behandelend geneesheer’. Maar de patiënt ging juist in beroep bij de chirurg. Het is dit zich afhankelijk stellen door de persoon van de medicus, deze collegiale ‘samenzwering’ die maakt dat de fouten van de collegae niet worden rechtgetrokken voor de patiënt. Met de parlementaire actie komt de patiënt toch in ‘de isoleer’,. de inrichting ten slotte in het parlement. We leven in een parlementaire democratie. Maar dat laatste is twintig jaar later. Ik bedoel: de misstanden in de inrichting komen twintig jaar later in het parlement. De operatie ‘misstand’ is dan geslaagd; de patiënt is maatschappelijk dood. Net als in iedere bureaucratie. Dat heb je ervan als je je parlementair gedraagt, keurig brieven schrijft, eerlijk zegt dat je in beroep gaat en bij wie en dat beroep niet geregeld is, maar overgelaten wordt aan de vrijblijvende welwillendheid van een andere dokter. Het boek is een zoveelste bewijs dat de parlementaire actie, behoudens een gelukstreffer, ondeugdelijk is om mensen te redden. Deze ineffectiviteit noemt Schuyt de ‘fopspeenwerking’ van | |||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||
de legale middelen.Ga naar eind11. Ik kan mij best voorstellen dat er autoriteiten zijn die nog steeds moeite hebben met buiten-parlementaire acties. Ze zijn onwennig qua vorm en inhoud. Ze halen je uit ‘je werk’. Ja? Uit je werk? Dit boek bewijst de noodzaak van goed ingerichte buiten-parlementaire acties, wil je mensen redden. Autoriteiten zijn in het algemeen geen schoften. Maar zij krijgen van de actiegroep vaak pas de informatie die zij nodig hebben. In ieder geval blijkt die informatie nodig te zijn voor het functioneren van de democratie. Een goede actiegroep is een vorm van maatschappelijk initiatief die honorering verdient, zoals Bram Peper destijds voorstelde. Gewoon subsidie, opdat zij door kunnen gaan met hun werk voor mensen. | |||||||||||
Legitimatie van artsengedragDoor de gesloten-enveloppen-informatie van arts tot arts over de patiënt ontstaat een cumulatieve macht van het medisch bestel, zonder dat de patiënt zelf controle heeft op de adviezen en beslissingen, eventuele diagnose-wijzigingen van de artsen onderling. In een onbekend aantal gevallen bespreekt de dokter met de patiënt hoe de vlag erbij staat. Maar vooral bij behandelingen in ziekenhuizen valt nogal eens te beluisteren dat de patiënt flink door moet vragen, wil hij iets te weten komen. Het gaat er om ‘een gezagskritisch potentieel van het recht’Ga naar eind12. ten opzichte van bestaande machtsrelaties te concretiseren. In feite vraagt dit om een patiëntenrecht in een ‘consumer-perspective’. De patiënt is wel sleutelfiguur in de medische moraal, maar in de wetgeving is hij zoekgeraakt.Ga naar eind13. Dit is in het kinderbeschermingsrecht merkwaardigerwijs hetzelfde: ‘van rechten van kinderen is nauwelijks sprake; aan bevoegdheden van beschermers is alle aandacht besteed’.Ga naar eind14. Een wettelijke beroepsmogelijkheid voor de psychiatrische patiënt in een inrichting lijkt mij wenselijk. Voor deze patiënt zou dan tevens een mentor benoemd kunnen worden die, wanneer de patiënt daartoe zelf niet in staat is, in rechte voor hem kan optreden. Bij de keuze van een mentor kan dan gedacht worden aan iemand zoals de schrijfster van dit boek ten opzichte van haar zus. Een algemenere aanpak is de bevoegdheid van de arts in specifieke termen te legitimeren. Legitimatie van artsengedrag creëert met de bevoegdheden ook de controlemogelijkheid op dat gedrag. We zagen reeds het merkwaardige feit dat zo'n legitimatie van de arts ten aanzien van abortus en euthanasie geregeld is en thans met grote aandacht en principestrijd minutieus herzien wordt. Het is jammer dat al deze parlementaire energie voor één specimen van de vele artsengedragingen wordt aangewend en niet voor een fundamentele omschrijving van de rechten van de arts en de rechten van de patiënt. Dan wordt de beroeps- en controlemogelijkheid voor de cliënt ook reëel. Het voorstel van RangGa naar eind15. en van MaeijerGa naar eind16. om een klachtencommissie in te stellen bij elk ziekenhuis krijgt dan meer grond. Maar toch zie ik, juist in de nog bestaande oestercultures van gesloten subsystemen als de gezondheidszorg (het geldt ook voor advocatuur, rechterlijke macht, K.N.V.B. om nog wat ongelijksoortige subsystemen te noemen) in zo'n commissie onvoldoende waarborgen dat de patiënt met de klacht niet met grote kluiten in het zachte riet zal worden gestuurd. Natuurlijk, hij kan daarna nog naar de rechter. Maeijer wees hier ook op. Maar de mogelijkheid van een ‘hogere instantie’ heft de ondeugdelijkheid van de eerste instantie niet op. Een afgepoeierde klager is bovendien niet gestimuleerd om in beroep te gaan. ‘Hoe hoger hoe gekker’ denkt hij en gaat over tot de invalide orde van de dag. Ik heb overigens alle begrip voor Maeijers idee niet alles meteen voor de rechter te gooien. Dit is namelijk meestal een nogal kostbaar en ingewikkeld smijtwerkje, zeker wanneer het civiel recht betreft. Maar dan zou zo'n klachtencommissie moeten worden samengesteld uit mensen van buiten het ziekenhuis en voor het grootste deel van buiten ‘de stand’ of ‘het beroep’. De geloofwaardigheid van de arts zal tenslotte in wisselwerking met de patiënt ontstaan. Niet door civiele of strafprocessen, maar door de kwaliteit van deze wisselwerking zal worden bepaald of de dokter, de psychiater, tot bonafide prestaties | |||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||
wordt gebracht. Het strafproces lijkt mij in het algemeen geen verkieslijke weg als de ‘eenvoudige weg’,. de mond van de patiënt, opengaat. Ik weet niet hoeveel patiënten er tegenwoordig tegelijk met hun gang naar de dokter nog een ziekte bij krijgen: de autorititis. Ik geloof niet dat wettelijke structuren alleen de institutionele ziekenzorg verbeteren. Dat gebeurt pas door een ‘culturele revolutie’ bij de patiënt, dat is een verandering van zijn normen en verwachtingen ten aanzien van ‘de dokter’ en zijn relatie met hem. De patiënten hebben dan verantwoordelijkheid voor hun dokter gekregen. Dat is het einde van de autorititis. Voor grote en kleinere machthebbers in en buiten het medisch bestel kan dit proces-verbaal tegen de medische macht een redmiddel zijn. Alleen de titel al: ‘Laten ze het maar voelen’. Misschien voelen ze het, zonder 't span. |
|