| |
| |
| |
Pamflet van de radio-ingenieur Vikentij Gerasimtsjoek
(geen plaats en datum; waarschijnlijk: Moskou; niet later dan 31-12-1969)
‘Diefstal, als sociaal verschijnsel, is een van de voortdurende begeleiders van het kapitalisme. Iedere ontwikkeling van een kapitalistische maatschappij gaat gepaard aan een enorme toename van vermogensdelicten.’ (Grote Sovjetencyclopedie, deel 9.)
De Moskouse autoriteiten hebben een volkomen begrijpelijke en natuurlijke stap ondernomen: de rommelmarkt, waar auto- en motorbezitters met elkaar plachten te marchanderen, is gesloten. Vroeger was deze rommelmarkt op de Ostankinskij-markt; daarna werd het kleine tweedehandswinkeltje waar omheen het altijd krioelde van de handelaars verplaatst naar het rayon van de Warchauchaussée. Nu is het onbebouwde stuk, waar handwerkslieden en handelaars in oud ijzer de oude afgedankte onderdelen uitstalden, volgestort met grote hopen vuil, en zijn aan beide kanten van de weg borden geplaatst die alle rijverkeer verbieden.
Ook al eerder waren er dergelijke pogingen ondernomen een rommelmarkt op te ruimen. Maar ze konden moeilijk de Ostankinskij-markt vol vuilnis storten. Hier kon dat nu wel. De rommelmarkt is opgerold en in de rapporten van de Moskouse gemeenteraad verschijnt een stuk dienaangaande dat melding maakt van de opeenvolgende successen van de overheid in hun strijd met het kleinburgerlijk element, dat, zoals iedereen weet, onophoudelijk en systematisch het kapitalisme met als eindpunt imperialisme in de hand werkt.
Het wat prozaïscher motief voor deze hoogpolitieke strijd is echter het streven om hoe dan ook een einde te maken aan de diefstallen. Het is immers algemeen bekend dat een aanzienlijk part van de goederen die op de automarkt verhandeld worden, gestolen is. Want zo is het: autobezitters zijn onverzadigbaar in het verslinden van gestolen vervangingsonderdelen, ze kopen gestolen waar op en worden daardoor medeplichtigen aan de misdaad, strafbaar volgens art.208 van het wetboek van strafrecht.
Onder hen kunt u achtenswaardige en eerzame figuren aantreffen, zoals wetenschappelijke onderzoekers, artsen, ingenieurs ... ze weten duvels goed wat ze doen, maar het beetje gewetenswroeging dat ze hebben houdt geen stand tegenover de enige mogelijkheid hun auto weer nieuw leven in te blazen. De gestolen waar wordt zonder enige aarzeling gekocht en de gelukkige bezitter van een stroomonderbreker of een schokbreker vertelt zijn arme vrienden opgewekt over zijn nieuwe aanwinst. De kameraden van de Moskouse gemeenteraad zijn echter op een dwaalspoor als ze denken paal en perk te kunnen stellen aan de diefstallen door de rommelmarkt vol vuilnis te gooien. Elke hindernis vergroot alleen maar de energie, meer vraag schept meer aanbod, en het eindeloos moeten wachten op de normale service doet de rest. Gisteren was ik in mijn garage bezig mijn auto klaar te maken voor de zomer, en daar stapte een oud baasje in een grijze regenjas binnen, die mij een drijfriem en een zelfgemaakte gelijkrichter voor het opladen van accu's aanbood: de handelsorganisaties hebben zich op de consument gericht zonder dat daar één verordening voor nodig was! Bij benzinepompen wordt u een keur van pakkingen aangeboden, en op alle wegen rond Moskou kunt u benzine krijgen tegen de standaardprijs van de zwarte markt: dat wil zeggen veertig liter voor een roebel. De schrijver dezes kent een automobilist die vol trots overal rondvertelt dat hij gedurende de elf jaar dat hij nu
| |
| |
autorijdt niet één keer bij een benzinestation getankt heeft. Hij heeft er met zijn Moskvitsj 130 000 kilometer opzitten: dat betekent op zijn minst 10 000 liter benzine! De invoering van benzine- en olieverkoop op bonnen maakte het voor de automobilisten nog moeilijker en was zodoende alleen maar een extra stimulans voor de zwarte handel in benzine. Het gebeurt immers alleen op het witte doek, bij voorbeeld in de film De moeilijke reis, dat benzine in grote hoeveelheden in een afgrond gedumpt wordt: normaliter zou hij dan nog altijd voor een prikje verkocht worden. Wanneer u overigens iets tegen het woord ‘stelen’ hebt, kunnen we het vervangen door ‘bezuinigen’, aangezien in onze samenleving bezuinigen als regel een wending aangeeft naar wilde geldsmijterij, waarbij vergeleken de brutaalste diefstal een onschuldig vermaak is.
Is het mijn geachte lezers bekend dat er een geweldig stuk volksinitiatief tot uiting komt in de meest uiteenlopende soorten diefstal? Ik verzeker u, dat een zeer groot aantal burgers bij volle bewustzijn in een of andere vorm steelt. De een doet het in het klein, de ander met wagonladingen vol. Er wordt gestolen op verschillende niveaus, voor verschillende doeleinden; primitief of geraffineerd, voor vrienden, voor zichzelf, om zich te verrijken of te bezatten. Men steelt vlees en boter, instrumenten en geneesmiddelen, schakelborden en halfgeleiders, motoren en papier, vijgestekjes en cement, bakstenen en klei, en de duivel mag weten wat nog meer... Ik kan beter zeggen wat er niet gestolen wordt, want dat is maar bitter weinig. Ik had bijna gezegd: vliegtuigen en tanks, maar nu schiet mij ineens te binnen dat in Georgië het verhaal gaat over een weduwe, die een T-34 op het graf van haar man heeft laten plaatsen. De vrouw had dat zo met iemand geregeld...
Ik wil vooropstellen dat we het hier niet zullen hebben over diefstal met het doel zich te verrijken; eveneens laten we winkeliers en koks, magazijnmeesters en verkopers van bier en vlees buiten beschouwing, dat wil zeggen de handels- en levensmiddelensector. Iedereen kent hun afzetterijen maar al te goed, is het niet uit de kranten dan wel uit eigen ervaring.
Ons onderwerp zal zijn de industriële ondernemingen, instituten en laboratoria, waar ingenieurs, technici, laboranten en arbeiders werken. Stelen zij? Wat stelen zij? Hoe? Waarvoor? Waarom?
Het antwoord op de eerste vraag is zonder meer ‘ja’. Zij stelen inderdaad. Overigens wordt er in de regel in het klein gestolen zodat de handelingen in geval van ontdekking zullen vallen onder artikel 96 van het Wetboek van Strafrecht. Ze stelen alles wat hun onder de vingers komt, als zij het tenminste kunnen gebruiken. Het is overigens vaak andersom: dingen die op het eerste gezicht waardeloos lijken, blijken bij nader onderzoek altijd wel ergens voor te kunnen dienen.
Diefstallen worden sterk in de hand gewerkt door populaire tijdschriften als ‘Wetenschap en leven’, ‘De jonge technicus’, ‘De techniek van de jeugd’, ‘Aan het stuur’ enzovoort. Beschrijvingen en schetsen van aantrekkelijke doe-het-zelfprodukten roepen bij iedereen het ontembare verlangen op direct aan de slag te gaan en het roeibootje of het wandrek voor de badkamer zelf te gaan maken. Het gezonde verstand, kenmerk van deze eeuw en in de plaats gekomen van enthousiasme, zegt nu eenmaal dat het nauwelijks loont om in winkels als ‘De wereld van het kind’ peperdure onderdelen te gaan kopen en die vervolgens in elkaar te zetten in een keukentje van 5m2, als op het werk alle faciliteiten aanwezig zijn om de nodige onderdelen zelf te maken. Daar is een elektrisch lasapparaat en een galvanische afdeling bij de hand, en in je keukentje heb je ook geen laboratoriumweegschaal, onmisbaar voor het bereiden van epoxide-verbindingen. Wat het assortiment werkbanken betreft, welke Amerikaan met eigen garage, schaafbank en drilboor durft zelfs maar te dromen van een volledig arsenaal gespecialiseerde werkbanken, zoals wij die op de fabriek hebben?
Zodra deze idee vaste vormen heeft aangenomen in het hoofd van de zwoeger van de socialistische industrie, verandert hij in een overtuigd Doe-het-zelver en begint zijn kostbare werktijd, die volgens de Wet op de Arbeid dient voor de verdere verheffing in de vaart der machtige socialistische industrie, te besteden aan zijn geliefde hobby: het
| |
| |
maken van voorwerpen die voor huis of gezin een noodzakelijke of minder noodzakelijke levensbehoefte zijn.
Je herkent de Doe-het-zelver ogenblikkelijk: hij werkt namelijk. Als hij constructeur is, dan tekent hij vlijtig en snel, en brengt steeds bezoekjes aan de afdeling waar hij samen met vrienden een uniek ‘prefabricated’ aquarium in elkaar zet, compleet met automatisch geregelde verwarmings- en luchtverversingsinstallatie Als hij op een laboratorium werkt, houdt hij zich minder dan de rest op met voetbalpraatjes en scharrelt liever bij de werkbanken rond. Aangezien de chef nu eenmaal weinig idee heeft van het werk wat zijn ondergeschikten geacht worden te doen, wordt de eeuwig gebogen rug van onze Doe-het-zelver zeer geprezen, waarna de laatste helemaal kan overschakelen op het vervaardigen van een gecombineerde t.v.-radio-bandrecorder in serie gezet met een mixer, ventilator en koffiezetapparaat. De positie van de Doe-het-zelver wordt nog aangenamer omdat hij zich niet mengt in produktieaangelegenheden met opmerkingen over modernisatienoodzaak of kritiek op de gang van zaken; het bevalt de zelfingenomen chef best dat zijn verordeningen niet op tegenstand stuiten, en onze vriend kan ongestoord werken.
Ik moet hierbij opmerken dat al zijn werkstukken uitblinken door creativiteit en kwaliteit, terwijl de produktie van het bedrijf waar hij werkt veel te wensen overlaat, ondanks de leuze: ‘Sowjetkwaliteit, uitstekende kwaliteit’.
En zo heeft de Doe-het-zelver ten slotte zijn hele werktafel vol liggen met draden, schakelborden en andere onderdelen. Nu moet alles in elkaar gezet worden. Dat kan het beste thuis; en dan maar een keertje niet naar de wasserij. Alle onderdelen moeten dus op de een of andere manier thuis terechtkomen, en hier treedt onze vriend in een spannend tweegevecht met de wachter van de onderneming. Het staatsgoed is al bijna in zijn bezit, het is besnuffeld en afgemeten, gesoldeerd en opgepoetst. Hij is er al zo aan gehecht, dat hij het niet meer kan missen. Maar op zijn weg staat de wachter, met pistool en al. Bij het passeren van de wachter wordt zijn diefstal een juridisch feit: ‘Het zich wederrechtelijk toeëigenen van staats-, kolchoz- of ander collectief goed met voorbedachten rade.’ (Grote Sowjetencyclopedie, 46).
De wachter staat op zijn post, indachtig de geniale instructie van Stalin: ‘Het toelaten van diefstal en ontvreemding van collectief eigendom of het door de vingers zien van dergelijke schanddaden betekent meewerken aan de ondermijning van het sowjetstelsel, dat als basis het collectief eigendom heeft. (Stalin, deel 13, blz. 200).
In deze tweestrijd overwint de sterkste, dat wil zeggen de Doe-het-zelver, immers hij neemt zijn spullen mee naar huis en de wachter bewaakt ‘de basis van het collectieve eigendom’; bovendien zijn er veel Doe-het-zelvers en is de wachter in zijn eentje. Daar komt nog bij dat het humeur van de wachter verpest is door een gesprek met een chauffeur, voor wie hij net de poort heeft geopend; deze kwam met een vrachtwagen vol in stukken gehakte radio's van de binnenplaats rijden, om ze naar de vuilnisbelt te brengen. De wachter had gezegd dat het beter zou zijn deze goederen niet naar de vuilnisbelt te brengen, maar ze uit te zoeken en weer produktief te maken. De chauffeur had hem uitgelachen en... was weggereden.
Onze vriend is daarentegen in een strijdlustige stemming, omdat hij de hele morgen geholpen heeft met opruimen, waarbij er zulke kostbaarheden in de vuilnisbak verdwenen, dat de waarde van het materiaal voor zijn hobby daarbij in het niet valt.
En zo zijn beide deelnemers aan de diefstal - de Doe-het-zelver en de wacher - rijp voor de daad, waarbij wel de normen van het goede fatsoen in acht genomen moeten worden. Door jarenlange praktijkervaring heeft ons scherpzinnige volksbrein enkele methodes kunnen ontwikkelen en uitwerken voor het succesvol ontvreemden van collectief eigendom.
De meest primitieve, de zogenaamde in-de-zaksteek-methode, is bijzonder aantrekkelijk vanwege haar eenvoud en betrouwbaarheid. De toepassing van deze methode is beperkt doordat de omvang van de zak binnen bepaalde afmetingen moet blijven. Warm aanbevolen voor voorwerpen van maximaal 50 millimeter doorsnee en 200 millimeter lengte. Deze methode is zeer verspreid onder de werk- | |
| |
nemers van de radio-elektronische industrie omdat ze zo simpel is, en omdat daar zulke kleine voorwerpjes gemaakt worden. Overigens wacht deze groep een gouden toekomst vanwege de tendens tot minusculisering die nog steeds voortgaat.
Zeer betrouwbaar is ook de zogenaamde op-debuik-methode, voor grotere voorwerpen toe te passen. Zij is speciaal geschikt voor lange, magere mensen. In herfst en winter, wanneer men dikke jassen draagt, stijgt het gebruik ervan tot fabelachtig hoge recordcijfers. Er is een geval bekend van iemand, die een hele oscillograaf op zijn buik het instituut uitdroeg. Er zijn echter wel een paar hulpmiddelen bij nodig: brede, stevige riemen, wijde truien en verfomfaaide broeken. Voor het vervoer van alcohol, lijnolievernis, oliën en verven worden fijne flesjes gebruikt, aangepast aan de lichaamsvormen. Door de oortjes van de fles wordt een riem getrokken. De maximale inhoud van zo'n fles is 1,5 liter, de dikte mag niet meer dan 30 millimeter zijn, zodat er zelfs 's zomers mee gewerkt kan worden. Dergelijke steelmethodes vallen onder artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht, als diefstal ‘met gebruikmaking van technische middelen’.
Een variant van de op-de-buik-methode is de in-de-lies-methode, bijzonder geschikt voor corpulente mensen die ook eens iets mee willen nemen van hun werk. Bij de uitvoering van deze methode is uiterste voorzichtigheid geboden: er is een geval bekend van afklemming der geslachtsdelen bij het vervoer van een televisie-onderdeeltje.
De op-de-rug-methode is óók geschikt voor het vervoer van brede lange platte voorwerpen. Een pré van deze methode is, dat men de poort kan passeren met de jas nonchalant geopend. Het is wel wenselijk dat ingewijde vrienden op een afstandje volgen en door luid praten de aandacht van de wachter afleiden, zodat deze niet op het idee komt naar de rug van de dief te kijken.
Voor rubberslangen, televisiekabels en dergelijke is er de ‘wikkel’-methode: Het te stelen voorwerp wordt om de dief gewonden, als een draad om een spoel. Deze methode werkt het hele jaar door. Bij het winden moet goed gelet worden op de spanning van de draad, want bij te strakke spanning kunnen ademhalingsmoeilijkheden optreden, waardoor het gezicht blauw en de ogen rood kunnen aanlopen. Het omwikkelen gebeurt door het draaien van de romp onder een lange verticale as. Stel de lengte van de te stelen kabel is 100 meter dan is bij gemiddelde lichaamsomvang het aantal omwentelingen 140 stuks, wat behoorlijke duizelingen kan veroorzaken bij degene die ronddraait. Het ‘inpakken’ van het te stelen goed gebeurt meestal met hulp van een collega, waardoor de gehele actie komt te vallen onder roof, - openlijke ontvreemding van staatsbezit, zonder geweld wel te verstaan.
Het inpakwerk wordt bijzonder opgevrolijkt door opmerkingen, toepasselijke versjes en dergelijke. Dit geeft de officiële sfeer van een staatsbedrijf een ongedwongen en kameraadschappelijke tint. De bankwerker Kolja D. zei altijd terwijl hij zich stond in te wikkelen in draad van het merk ‘Hoeper’: ‘Wie wil leven moet kunnen draaien’.
Voorwerpen van ondraagbare afmetingen worden voornamelijk op twee manier gestolen: wettig of onwettig. (Aan de vliegtuigbouwer I.Sj. komt de eer toe van het verzinnen van de term ‘ondraagbaar’; hij had namelijk grote moeilijkheden bij het meenemen van twee meter lange schoepen voor de vervaardiging van een helikopter in zijn keuken. De schoepen werden ten slotte op een brandweerauto naar buiten vervoerd.) Dit voorbeeld illustreert de onwettige wijze die minstens één nadeel heeft: men moet de chauffeur een fles drank toeschuiven. Enkele slimmerikken zien ook een nadeel van deze methode in het feit dat ze het onplezierig vinden in contact te moeten treden met mensen van een andere sociale laag. In de ban van hun luchtkastelen zijn ze bang op heftige weerstand te stuiten, waardoor hun hele plan wel eens in het water zou kunnen vallen. Mijn rijke en lange ervaring op dit gebied noopt mij u te vertellen dat het wel heel onwaarschijnlijk is dat de chauffeur weigert de nooddruftige collega te helpen tegen een kleine beloning. Maar zelfs in geval van weigering zal hij collegiaal zijn en de vrager naar een andere chauffeur verwijzen, die onze slimmerik twee uur later in een rustig zijstraatje opwacht en hem het inge- | |
| |
pakte volkseigendom in zijn geheel overdraagt. (artikel 89 van het W.v.Str.)
De ‘wettige’ wijze van medeneming van ‘ondraagbare’ voorwerpen kan slechts in twee gevallen toegepast worden: ofwel wanneer de dief chef is van een onderafdeling en gerechtigd is documenten voor intern gebruik te ondertekenen, of wanneer een chef echt hart heeft voor de behoeften en verlangens van zijn ondergeschikten. Voor uitvoering hiervan wordt op de gebruikelijke manier een materiaalbon uitgeschreven door een boekhouder, die, mits er op geschreven staat: ‘Op proef, wordt geretourneerd’, zonder enig probleem zal worden ondertekend door de chef-boekhouder en alle andere ambtenaren. Hierbij moeten in de kolom ‘omschrijving voorwerp’ wel algemene, en geen concrete termen gebruikt worden. Aangezien de wachter verre van technisch is, begrijpt hij sowieso niets van de terminologie; hij telt alleen het aantal stuks als aangegeven op de bon en controleert de verpakking. Ik ken het geval van een zekere ingenieur R.B. die op deze manier een katamaran naar buiten liet voeren, die hij helemaal zelf had ontworpen en uitgevoerd, met een motor van zeer originele constructie. In de kolom ‘omschrijving onderwerp’ stond: ‘differentieel voor het controleren van stroomverschillen’.
Het spreekt vanzelf dat niemand ooit controleert of de installatie die ergens op proef wordt heengestuurd, wel geretourneerd wordt. De toepassing van de ‘wettige’ methode valt onder artikel 93/94 van het W.v.Str.
We komen nu toe aan een uitvoerig antwoord op de laatste twee vragen: ‘Waarvoor en waarom steelt men?’
Men steelt omdat dat veel gemakkelijker, eenvoudiger en voordeliger is, dan zich een weg te banen door de winkelende massa's van medeburgers, in razernij over de eeuwige tekorten van het een of ander. Men steelt omdat diefstal van staatseigendom niet als aanstootgevend wordt beschouwd. Wij zijn nu eenmaal zo opgevoed dat wij het stelen van persoonlijk eigendom nog wel een schande vinden, maar in het ontvreemden van staatseigendommen een onschuldig vermaak zien.
Uit moreel-ethisch oogpunt is het ontvreemden van staatseigendom verdedigbaar, gezien de onrechtvaardige wijze waarop onze staat het nationale inkomen verdeelt over de leden van de samenleving.
De regerende elite slokt de smakelijkste stukken van de gemeenschappelijke koek op, en is daarin onverzadigbaar; waarbij ze in haar huichelachtigheid tot vervelens toe blijft hameren op de persoonlijke bescheidenheid van Iljitsj.
Hooggeplaatste ambtenaren verbruiken samen met hun familieleden zonder enige gewetenswroeging alles waar ze volgens de geheime rangentabel hun recht maar op kunnen laten gelden. In dit verband dient opgemerkt te worden dat onze elite nog is onderverdeeld in verschillende standen.
Zo is er de hoogste elite. Op welke voet zij leven is staatsgeheim: hun bedienend personeel is een zwijgplicht opgelegd en wordt naar betrouwbaarheid betaald. Maar muren hebben oren, en door het hele land gaat het gerucht dat er ergens in het zuiden een buitenhuis moet zijn dat omheind is door een 2800 meter lange blinde betonnen muur, waarachter ook een zwembad, ingelegd met Italiaans marmer, verscholen ligt. En hoe kan dit zo alom bekend zijn, als het zelfs verboden is over zee langs dit onaanzienlijke hutje te varen?!
Misschien is dit alles alleen het werk van kwaadsprekers, zoals ook de geruchten over de cactussen, die helemaal uit Mexico gehaald zijn om een ander zomerschuurtje op te sieren. Maar wat moeten we dan denken van de soldaten van die genieafdeling, die dag en nacht - 's nachts bij het licht van schijnwerpers - ergens op de Krim aan een nieuwe bungalow bouwden voor een hoge veldheer, die promotie had gemaakt en vond dat zijn oude optrekje niet meer bij hem paste?
Als een hoge partijfunctionaris rustig met pensioen kan gaan, en niet ontmaskerd wordt als contrarevolutionair of als aanhanger van het Voluntarisme, kunnen zijn nakomelingen blijven genieten van de door hem vergaarde weelde. Overigens zijn dergelijke precaire zaken nog weinig onderzocht. Er is veel meer bekend over rantsoenen van ver- | |
| |
schillende tonnages, wie ze gratis krijgt, en wie er iets voor moet betalen... Alsof we in de ergste oorlogstijd leven, alsof onze winkels niet uitpuilen van de overvloedige goede en goedkope produkten: rundvlees, kalfsvlees, rode en witte vis, krabben, kreeften, langoesten, paling, artisjokken, voorn en voederbieten!
Maar om nog even terug te komen op die zomerhuisjes: het is bekend dat deze huisjes lang niet de enige plaats zijn waar de leden van de hoogste elite met of zonder gezin kunnen uitblazen van de vermoeienissen. Dezelfde kwaadsprekers vertellen dat er in elke provincie residenties voor voorname gasten zijn, die bewaakt worden in de tijd dat ze leeg staan. Er bestaan zelfs speciale jachtoorden, te bereiken via apart hiervoor aangelegde asfaltwegen; deze zijn niet toegankelijk voor anderen...
Zij die behoren tot de elite van de middenklasse, mogen hier alleen maar van dromen. Zij moeten zich met wat minder tevreden stellen. Hun zomerhuisjes liggen rond Moskou (of rond het gebied waar zij werkzaam zijn). Als zij naar het zuiden willen kunnen ze alleen in een sanatorium terecht, dat weliswaar wel speciaal voor een besloten kringetje bestuursambtenaren gereserveerd is. Zij hebben geen privé-muur rond hun zomerhuisje zoals de hoogste klasse, maar een collectieve rond hun gezamenlijke vakantieoord. In het sanatorium liggen ze met twee à drie op een kamer, maar er is ook kans op een bewaakt privé-ziekenhuisappartement.
De privileges zijn talrijk. Maar alles is gedifferentieerd naar rang en stand: er is geen sprake van banale nivellering. De een betaalt voor zijn rantsoen de helft van de normale prijs, de ander nog minder. De een heeft een eigen auto tot zijn beschikking, de ander alleen een dienstauto. Maar er zijn er die ook nog een gezinsauto erbij hebben: voor vrouw, schoonmoeder en kinderen. De een vliegt voor het weekeinde naar de Zwarte Zee, de ander hobbelt met de bus naar een besloten pensionaat in de buurt van Moskou. Ivan Petrovitsj kan zijn kast volstouwen met cadeaus van hoge buitenlandse gasten. Pjotr Ivanovitsj daarentegen krijgt alleen als extraatje een cheque toegestopt, waarmee hij naar de dollarwinkel rent om buitenlandse rommel te kopen... Meer verdient hij ook niet. Maar één ding kan de lagere elite niet verkroppen: de hemeltergende onrechtvaardigheid bij een evacuatie in geval van atoomgevaar. Immers, de leden van de hoogste kringen kunnen met hun hele gezin vertrekken, terwijl de familieleden van lagere functionarissen het nakijken hebben: zij mogen níet mee in de limousine. En daarom zijn er over de hele wereld geen andere mensen te vinden die zó consequent en principieel voor de vrede strijden als de leden van onze nationale elite!!
Maar alle gekheid op een stokje. Dit zou allemaal erg grappig zijn, als het niet zo treurig was. Ik heb medelijden met onze elitefiguren, omdat zij zich op geen enkele wijze kunnen mengen onder hun eigen grootse volk; zij kunnen nooit doordringen tot de queuen waarin men zijn vrije tijd zo prettig kan doorbrengen. En wat zouden ze genieten van een ritje in de stampvolle metro ‘Lenin’, - vroeger ‘Kaganovitsj’ genaamd en de beste van de hele wereld -, gezellig samengepakt met het volk. En wat zijn er niet allemaal voor simpele geneugten in ons leven, waarvan de - volledig door haar werkzaamheden in beslaggenomen - elite nog niet de flauwste notie heeft! Als we alleen maar kijken naar het plezier van de Doe-het-zelver, die met zijn hobby bezig kan blijven zonder dat hij daarvoor één roebel van zijn steeds stijgende loon hoeft te sparen.
Verder acht ik het noodzakelijk het volgende op te merken. Iedere gewone burger is zich volledig bewust van de hemeltergende onrechtvaardigheid in de verdeling van het nationaal inkomen, of hij voelt deze althans aan; daarom vindt hij het geen schande van zijn werk dingen mee te nemen die hij nodig heeft. Een extra rechtvaardiging vindt hij in de hoge prijzen en de slechte kwaliteit van de artikelen die in de winkels te koop zijn. Ook het beperkte assortiment van de artikelen noopt hem tot diefstal of heling.
Een paar jaar geleden nog heersten er twee opvattingen onder de werknemers: ‘Niet meenemen wat je kunt kopen’ en ‘Niet kopen wat je kunt meenemen’; nu zijn ze samengesmolten tot één devies: ‘Grijp wat je grijpen kunt!’
Het opvolgen van dit devies draagt bij tot een
| |
| |
gelijkmatiger verdeling van het nationaal inkomen. En dit is niet minder twijfelachtig dan de wettigheid van al díe verordeningen en regels waardoor het consumptieniveau van de elite - dat geheim gehouden wordt en daarmee onwettig is - bepaald wordt.
(vertaling: Annelies Kramer) |
|