De Gids. Jaargang 136
(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 276]
| |
Anonieme brief uit Mordovië, station PotmaNiet gedateerd, waarschijnlijk eind 1971, begin 1972Ga naar voetnoot*Een paar jaar geleden kwam ik in Mordovië terecht. En zo zit ik nu in een van de tientallen Mordovische kampen. Ik herinner me de weg van Potma naar waar ik gevangen zit uitstekend. Waar je ook kijkt - overal ondoordringbaar dichte bossen, maar toch doemen aan beide kanten van de weg ieder ogenblik hoge kampomheiningen op. Het lijkt alsof in deze omgeving alleen in de onmiddellijke nabijheid van kampen leven voorkomt. Je ziet groepen mensen in arrestantenkledij die begeleid worden door mannen met machinegeweren en honden en pal daarnaast, clubgebouwen met leuzen, waarvan het onbegrijpelijk is voor wie ze gebouwd zijn. Maar het voornaamste is - vanzelfsprekend - dat er omheiningen, omheiningen, omheiningen zijn. Kampen zijn er heel wat in Mordovië. De gevangenen noemen ze gewoon ‘zones’. En wat is een zone? Een stuk grond met rondom een blinde omheining zonder één enkele kier, van twee-drie meter hoog. Bovenaan zit prikkeldraad gespannen en er staan wachttorens vanwaar men de hele zone kan overzien. Wij zijn ook nog van de buitenwereld afgesloten door een zogenaamde verboden strook, die niet door de voet van een gevangene betreden mag worden. Het is een omgeploegd stuk land dat nog eens met een afrastering van prikkeldraad is omgeven. Hier bevindt zich het militaire onderdeel dat voor de gewapende bewaking zorg draagt. De soldaten houden wacht in de torens vanwaar een machinegeweersalvo kan losbarsten wanneer een gevangene in de buurt van de verboden strook komt. Binnen de zone heb je een leef- en een werkgedeelte. We wonen in barakken die soms een extra verdieping hebben. Van binnen zijn ze in ruimten verdeeld waar vier tot twaalf man huizen. Dat is per kamp verschillend. We slapen op britsen die in twee lagen zijn aangebracht en voorts gaat 's nachts het licht niet uit om ons ook als we slapen in de gaten te kunnen houden. In het begin is het moeilijk hieraan te wennen. Iedereen heeft dezelfde kleren: 's zomers een linnen broek en hemd en 's winters komen daar een dunnig gewatterde jekker en een pet met oorkleppen bij. Alles heeft een grauwe kleur en is dikwijls al door andere zeksGa naar voetnoot1. gedragen. Veel dingen worden je bij aankomst voor de duur van je straftijd afgenomen. Ze laten ons niet onze eigen wollen dingen dragen ondanks de veertig gradenGa naar voetnoot+ | |
[pagina 277]
| |
vorst die er vaak in Mordovië heerst. Men zit hier voor verschillende misdaden straffen uit. Je komt echte misdadigers tegen, sektariërs, Duitse oorlogsmisdadigers en wat men ‘politieken’ noemt. In het algemeen gaat men ervan uit dat politieke misdadigers in de Sowjet Unie niet bestaan en daarom zijn er ook geen wetsartikelen die dergelijke misdrijven strafbaar stellen. En dat is nu precies de reden waarom mensen die wegens hun overtuiging veroordeeld zijn, door het Sowjetrecht gekwalificeerd worden als misdadigers. In de loop van 1971 bij voorbeeld kwam er bij ons in Mordovië een grote groep joden die in verschillende steden van de Sowjet-Unie veroordeeld waren wegens antisowjetactiviteiten. Ik ken nu heel wat van deze mensen en ik weet dat ze alleen maar de wens hadden naar Israël te vertrekken. En zo worden wij allen gedwongen achter prikkeldraad te leven. In het kamp is het hele leven ondergeschikt aan het werk. In de werkplaatsen, waar het grootste gedeelte van de gevangenen werkt, wordt in twee ploegen gewerkt. De mensen werken de ene week in de eerste ploeg, de andere in de tweede. Voor de eerste ploeg is het om zes uur 's morgens opstaan, daarna ontbijt en om zeven uur dertig ‘uitgeleide’, dat wil zeggen vertrek naar het werk. Van acht tot zestien uur dertig werken met een lunchpauze van 12 tot 12.30. Omstreeks 17.00 uitgeleide van het werk. Daarna avondeten en tot 22.00 vrij. Volgens mij is het erger om in de tweede ploeg te zitten (maar het alleronaangenaamste is dat je iedere week moet omschakelen). Dit is het rooster van de tweede ploeg: 8.00 opstaan, ontbijt, om 12.00 lunch, om 16.00 uitgeleide naar het werk, van 16.30 tot 0.30 van de volgende dag werken met een pauze voor het avondeten van 19.00 tot 19.30. Om een uur vijftien uitgeleide van het werk. Om een uur of half twee kun je gaan slapen. Op deze manier blijft er maar zeseneenhalf uur over om te slapen - van half twee tot 8.00. Het spreekt vanzelf dat haast iedereen die in de tweede ploeg werkt, na de lunch tot vlak voor het uitgeleide blijft slapen. Men gaat er trouwens van uit dat nijvere arbeidzaamheid de basis voor de heropvoeding van misdadigers is en daarom wordt juist daaraan een fundamentele, speciale rol in het kampleven toegekend: beloningen en bestraffingen van gevangenen worden in sterke mate bepaald door hun houding ten opzichte van het werk. Behalve dat, is werk de enige bron van bestaan, omdat een zek, met toestemming van de kampleiding, van zijn verdiende geld tot vijf roebel per maand mag besteden voor aankoop van goederen in de kampwinkel.
In de Mordovische kampen gebruikt men de arrestanten, onafhankelijk van hun beroepsscholing en opleiding, voor allerlei werk, zelfs de meest ongeschoolde arbeid. De ‘politieken’ worden dan ook in de regel voor het zwaarste en ongezondste werk gebruikt. Het allerduidelijkst heb ik dat gezien aan de veroordeelde joden van wie velen hoger onderwijs hebben gehad en tot hun arrestatie bij overheidsinstellingen hebben gewerkt. Het werken met de verzinkboor hoort tot een van de zwaarste karweien in de fabriek, waar velen moeten werken. Het wordt gedaan door de wetenschappelijk medewerker Vladimir Mogiljever, de ingenieur der genie Woelf Zalmanson, zijn broer Izrail, een student van de technische hogeschool in Riga, Asjer Frolov, een student van de technische hogeschool in Rjazan en Sjimon Levit. Hoe het werk aan de freesbank gaat? In de boorhouder van de boormachine wordt een verzinkboor bevestigd. Hij lijkt op een boor, maar heeft een stompe punt. Er wordt niet mee geboord, maar men maakt er een gat een heel klein beetje ruimer mee. Je neemt een naaf, plaatst die in de klemkop (een soort bankschroef) en draait de kraan open. De perslucht brengt de klemkop in beweging en het onderdeel komt precies onder deGa naar voetnoot+ | |
[pagina 278]
| |
verzinkboor te liggen. Vervolgens draai je aan het wiel van de freesmachine, zodat de verzinkboor naar beneden komt en het gat groter maakt. Als je er ‘door’ bent, draai je het wiel in tegengestelde richting en de verzinkboor gaat naar boven. Daarna wordt de klemkop geopend door de kraan dicht te draaien. Zonder de verzinkboor stil te zetten, moet vervolgens het vrijgekomen onderdeel eruit worden gehaald en een nieuw erin worden gezet. Daarna begint het hele proces van voren af aan. Per werkdag moet je 1200 onderdelen verwerken. Het gevaarlijkst is het eruit halen van het onderdeel dat klaar is en het erin zetten van het nieuw. In de mogelijkheid om bij een dergelijke technologie de machine te kunnen uitschakelen is niet voorzien, wat een grove verontachtzaming van de bedrijfsveiligheid is, ontoelaatbaar in het normale leven. En de draaiende verzinkboor kan makkelijk even tegen je hand komen. Verwondingen zijn bij deze machine aan de orde van de dag. Behalve dit, dat wil zeggen dat de verzinkboor je hand kan verwonden, komt er scherp en gloeiend heet vijlsel onder de verzinkboor uit vliegen. Maar het is verboden (en zelfs verboden volgens de voorschriften van bedrijfsveiligheid) om met handschoenen aan te werken. Want als je hand in een handschoen onder de verzinkboor zou komen, zou de handschoen zich om de boor wikkelen met alle gevolgen van dien. Aan al het hierboven beschrevene kan men dan nog de spetters van de emulsie die in de huid bijten, de kolendamp en de verschrikkelijke herrie toevoegen. Dat lawaai komt niet alleen van je eigen machine. Er is hoe dan ook een verschrikkelijke herrie in de werkplaats. Sjimon Levits handen zitten helemaal onder de kleine snijwondjes - het is een afschuwelijk gezicht en onlangs heeft hij zijn hand ernstig, maar niet gevaarlijk, verwond - hij overleeft het wel. Woelf Zalmanson hebben ze zonder opgaaf van redenen van de technische afdeling waar hij - als enige van alle joden - ingenieurswerk deed, hier naar toe overgeplaatst; Izrail Zalmanson is overgeplaatst van de afdeling van de hoofdmecanicien, zogenaamd vanwege slecht werk, hoewel hij wat hij moest doen altijd voor elkaar had gekregen. Geen van hen is in staat aan de produktienorm te voldoen, hoewel Levit er dichtbij komt. De norm ligt reusachtig hoog, maar als je hem niet haalt, word je gestraft. Nog erger is het werk van de zogenaamde ‘hulpbrigade’, waarin David Tsjernoglaz, vroeger een ingenieur, op het ogenblik zit. We zijn allemaal als de dood om daarbij terecht te komen. In feite komt het namelijk neer op het lossen en laden van wagons - een heel zwaar en gevaarlijk werk. Bovendien kunnen ze je op ieder willekeurig uur laten opdraven, zelfs in het holst van de nacht, dat weet niemand van tevoren. En ook op zondag kunnen ze je naar je werk jagen.
Op het eerste gezicht zou het naaien van wanten in het kampatelier licht werk kunnen lijken. De presenning wanten die in Mordovië in elkaar zijn gestikt, worden ver buiten de Mordovische grenzen door arbeiders gedragen. Zulke ateliers zijn er in bijna alle kampen. De vrouwelijke politieke gevangenen, van wie er in totaal veertien zijn, waaronder ook de zuster van Iza en Woelf, Silva, houden zich uitsluitend bezig met dit werk, maar zelfs hun werk is erg vermoeiend. En wat kun je over de mannen zeggen, over Ari, Iosif Mendeljevitsj, Joeri Fjodorov, Aleksej Moerzjenko... Je moet een reusachtig hoge norm halen in slecht verlichte ruimten, op machines die voortdurend kapot gaan, terwijl het voldoen aan de norm een plicht is als je niet gestraft wilt worden. Silva Zalmansons rug wordt tijdens het werk gevoelloos en ze krijgtGa naar voetnoot+ | |
[pagina 279]
| |
duizelingen die te maken hebben met het ingespannen turen dat ze moet doen. Omdat zijn oogziekte verergerde, hebben ze Joeri Fjodorov overgeplaatst van het naaien naar het binnenste buiten keren van de wanten - een arbeid die wat minder bijdraagt tot de progressie van zijn ziekte, een ernstige conjunctivitis. Al met al heeft hij nog geluk gehad, want lang niet iedere, zelfs gezonde, man is in staat de norm op de naaiafdeling te halen, met alle gevolgen van dien. Zelf werk ik op de bouw, net zoals Tolja Altman, Misja Sjepsjelovitsj, Borja Penson, Aron Sjpilberg. In het begin waren ze ongeschoold - ze reden kruiwagens met zand en droegen allerlei zware dingen van hot naar haar. Dit was extra moeilijk voor Ljev Lvovitsj Korenblit, een doctorandus in de fysische mathematica met een zwakke gezondheid, die zijn hele leven in wetenschappelijk laboratoria heeft gestaan en voor wie dergelijk werk gewoon meer is dan hij aankan. En daar komt nog bij dat ze Ljev Lvovitsj bij het transport naar het kamp zo hebben afgeranseld in het ‘raafje’ (een wagen voor gevangenen), dat hij de eerste week nauwelijks overeind kon komen, laat staan zijn werk doen, waar ze hem niettemin toch naar toe hebben gejaagd. Dit alles wordt nog erger gemaakt doordat het met de zogenaamde speciale kampkleding in de Mordovische kou bijna niet uit te houden is. In ons leven treden om de haverklap allerlei veranderingen op: iedere dag kun je overplaatsing naar ander, nog zwaarder, werk verwachten, zoals dat met Tolja en Misja is gebeurd, die nu met z'n tweeën in een door merg en been snijdende wind op een betonmolen werken. Ze kunnen je ook naar de pers sturen, zoals ze dat met de man van Silva, Edik Koeznetsov, hebben gedaan. Dit werk is berucht wegens de vele verwondingen die de gevangenen er oplopen, omdat de elementaire voorzieningen van bedrijfsveiligheid ontbreken. In een kamp heeft een pers geen enkele beveiliging en je moet het verpakte produkt eruit halen en het halffabrikaat erin leggen zonder de machine te stoppen. In het vrije leven zul je zoiets nergens tegenkomen, maar in een kamp is dat wel mogelijk - de arbeiders daar zijn immers staatsmisdadigers. De meeste soorten kamparbeid hebben één ding gemeen: de buitensporig hoge produktienorm die, behalve vaardigheid, ook nog een uitzonderlijke fysieke kracht vereist. En dat is alleen maar mogelijk bij een normale voeding.
Het is voor een nieuwkomer lang niet gemakkelijk om aan het kampvoedsel te wennen. Als ontbijt ‘soep’. Voor diegenen die de norm halen, is er aanvullend voedsel: gortpap met zonnebloemolie en suiker. Aangezien ik deze pap niet krijg, ga ik 's ochtends helemaal niet naar de eetbarak. Bij het middageten geven ze koolsoep en gortpap (of erwten of ‘ragoût’ die haast alleen uit bot bestaat). Bij het avondeten een stukje gebakken vis en gortpap. Op het ogenblik zijn ze begonnen wegens een uitbrekende griep-epidemie een enkele keer per persoon een ui uit te reiken. Er waren in de kampwinkel wat uien te koop maar niet genoeg voor iedereen. Trouwens, groenten en fruit worden nooit uitgedeeld of verkocht. Interessant is het dat ze in brieven waarin vermeld wordt dat men ‘niet slecht’ te eten krijgt, deze zin doorstrepen en dat die brieven door de censor terug worden gestuurd. Behalve het vastgestelde kamprantsoen heeft een zek, op voorwaarde dat hij de norm haalt en zich ‘goed gedraagt’, het recht om voor een armzalig bedrag (tot vijf roebel per maand) artikelen in de kampwinkel te kopen. Het artikelen-assortiment dat in de kampwinkel wordt aangeboden, is heel mager: margarine, rookkaas, visconserven van slechte kwaliteit, zuurtjes en toffies, grauw brood, boerentabak, vruchtenjamGa naar voetnoot+ | |
[pagina 280]
| |
en ook van die onontbeerlijke zaken zoals tandpoeder, enveloppen en postzegels. Dit assortiment is officieel vastgesteld en gedurende enige tientallen jaren onwrikbaar hetzelfde gebleven. In het ziekenhuis is de voeding aanmerkelijk beter dan in het kamp, samengesteld volgens het zogenaamde formulier 6 ‘b’. Het fundamentele verschil zit hem in het witte, of liever grauwe brood, de gedroogde-vruchtencompote of kiselGa naar voetnoot2., de melk (250 gram per week) en het stukje vlees (50 gr per dag, weliswaar van de vierde categorie,) bij het middageten. In het ziekenhuis terechtkomen, aansterken en bijeten, is dan ook de droom van iedere gevangene. Dit heeft, natuurlijk, wel heel wat voeten in de aarde.
Het kampziekenhuis is op ongeveer 120 mensen berekend, maar het totale aantal gevangenen in de kampen met streng en speciaal regime haalt de 1500. Specialisten zijn er in het ziekenhuis bijna niet, als men de drie internisten, een chirurg en een tandarts niet meetelt, en die hebben dan ook nog maar net hun opleiding achter de rug en volstrekt geen praktijkervaring. De artsen hebben een werkdag van 10 tot 17.00 uur. 's Avonds, 's nachts en op zon- en feestdagen wordt er helemaal geen hulp verleend, omdat er dan geen dienstdoende arts is. Voor hem, maar ook voor de verpleegster en de ziekenoppasser, neemt een gevangene waar, de zogenaamde hulparts, die geen opleiding heeft. Zo is bij voorbeeld in de zevende barak van het ziekenhuis een vroegere tractorbestuurder hulparts. Interessant is het dat ze ook in het ziekenhuis, ongeacht het feit dat ze je niet naar je werk jagen, de verschillen tussen de regimes handhaven: de strengen op streng regime, de specialen op speciaal regime, met verblijf in cellen en bijna altijd eenzame opsluiting. In geval van chirurgisch ingrijpen halen ze de zieke op een brancard rechtstreeks uit het gevangenenkamp en dragen daarna de pas geopereerde patiënt weer terug. De collectie geneesmiddelen in de medische afdeling is heel magertjes, bovendien is van alle medicamenten de verbruiksdatum allang verstreken. Maar het is de gevangenen verboden van hun familieleden geneesmiddelen in ontvangst te nemen. Ze hebben geweigerd van de vrouw van Altman de vicalineGa naar voetnoot3. voor Tolja aan te nemen, die hij absoluut nodig heeft voor zijn verschrikkelijke maagpijn. De vrouw van Fjodorov heeft de synalarGa naar voetnoot4. die ze voor Joeri had meegebracht, bij de wacht moeten achterlaten. Ten slotte is het geneesmiddel aan het ziekenhuis overhandigd en kan Joeri er soms gebruik van maken om het eczeem dat zich in het kamp bij hem heeft ontwikkeld, te bestrijden. Vladik Mogiljever, die het wegens zijn ernstige bijziendheid niet heeft kunnen rooien met de zware fysieke arbeid (ik vertelde al over zijn werk bij de verzinkboor), is overgeplaatst naar werk waaraan geen norm is gesteld: in de brigade die het brandhout verzorgt. Hij zaagt nu stilletjes zijn brandhout in de frisse buitenlucht. Het is hem gelukt in het ziekenhuis te belanden en een overeenkomstige aantekening te krijgen - en vandaar de ‘schitterende’ veranderingen die er in zijn leven hebben plaatsgevonden. Voor vele anderen staat het in het ziekenhuis belanden volkomen gelijk met het verwerven van de beker van de Heilige Graal. Edik Koeznetsov heeft helse maagpijnen geleden die deden denken aan een maagzweer. Een hevige pijn en eindeloos braken hebben hem volkomen kapot gemaakt. Alleen, niemand geloofde hem en ze hebben hem naar zijn werk gejaagd en volgepropt met een soort tabletten die bij dysenterie worden gebruikt, zonder ook maar een diagnose te hebbenGa naar voetnoot+ | |
[pagina 281]
| |
gesteld! Van een dieet kon helemaal geen sprake zijn, hoewel Edik nog geen tiende van de kampbalandaGa naar voetnoot5. naar binnen kreeg. Een diagnose gesteld krijgen is een zeer ingewikkelde zaak, die vaak vele maanden duurt. Verzoeken aan de kampleiding hebben meestal geen resultaat en de tot wanhoop gedreven gevangenen gaan uit protest in hongerstaking, wat vele dagen duurt en hun gezondheid nog verder ondermijnt. Medische diensten worden in het kamp duur betaald! Pas na een hongerstaking van een week is Edoeard Koeznetsov ten slotte naar het ziekenhuis afgevoerd. De diagnose die de arts als resultaat van zijn primitieve onderzoek stelde, luidde: gastritis - ondanks de duidelijke maagzweersymptomen. De verbaasde Edoeard heeft ze gevraagd een röntgenfoto te maken, maar ze hebben hem ‘beloofd’ dat over een maand te zullen doen. Geen enkele therapie, hebalve tabletten tegen het braken, is er voorgeschreven en op het ogenblik zit Koeznetsov, in dezelfde conditie als eerst, in de zone. Bij zijn vrouw, Silva Zalmanson, ontwikkelt zich een maagaandoening met dezelfde symptomen: vlijmende pijn en braken. Bovendien is haar gehoor achteruit gegaan. Silva heeft een algeheel en diepgaand medisch onderzoek nodig, wat in de Mordovische omstandigheden praktisch onmogelijk is. Anatoli Altman kwam het kamp in met een zweer aan de twaalfvingerige darm, die reeds was ontdekt toen hij nog vrij was. Hij kreeg onmiddellijk pijn en kwam als een van de eerste joden in het ziekenhuis terecht. En hij kwam eruit met dezelfde diagnose, die niet in speciale voeding voorziet: gastritis. Sjimon Levit lijdt aan voorhoofdsholte-ontsteking. Het enige middel dat ze hem, omdat een specialist ontbrak, gedurende lange tijd hebben voorgeschreven, bestond uit tabletten tegen hoofdpijn. Na een plotselinge verslechtering van zijn toestand werd hij van arbeid vrijgesteld. Hij had hoge koorts, maar aangezien ze alleen op vrijdag gevangenen naar het ziekenhuis escorteren, is het nemen van therapeutische maatregelen bijna een week uitgesteld, hoewel hij in de zone zit waar ook het ziekenhuis is. Hij is met koorts uit het ziekenhuis ontslagen - ook nu nog heeft hij 's avonds koorts. Solomon Drejzner heeft twee maanden lang verschrikkelijke kiespijn gehad en zag geen kans bij de dokter op spreekuur te komen. Na de mededeling dat zijn moeder was gestorven, heeft hij een ontsteking van de vijfde hersenzenuw gekregen die hem ondraaglijke pijn bezorgde. De chef van de medische afdeling heeft hem onder bedreiging met eenzame opsluiting, geweigerd elementaire medische hulp te verlenen. Ze hebben hem in zijn toestand gedwongen naar zijn werk te gaan. Toen hij dat niet deed, hebben ze hem zijn volgende bezoek geweigerd. Solomon heeft een aantal bezwaarschriften bij de verschillende instanties ingediend waarin hij protest aantekende tegen het uitblijven van een behandeling en de onrechtmatigheid van de straf. Tot wanhoop gebracht heeft hij toen een hongerstaking aangekondigd en zes dagen gevast. Ze hebben hem naar de speciale afdeling laten komen en gezegd dat hij een onruststoker was en een slechte invloed op de andere gevangenen had en gedreigd hem te zullen straffen. Jakov Michajlovitsj Soeslenski heeft een hartaanval gehad. Dat was op zondag 5 december. Ik heb zelf gezien hoe beroerd hij er aan toe was. Het spreekt vanzelf dat hij de volgende morgen naar de medische afdeling is geweest (hij zat in de tweede ploeg). Hij wilde dat ze hem zouden behandelen en dat hij, al was het maar één dag (maandag), van zijn werk zou worden vrijgesteld. De cheffin van de medische afdeling, de hulparts Jegorova, heeft tegen hem gezegd: ‘Je zou je minder met Hebreeuws bezig moeten houden’ en heeft hem geenGa naar voetnoot+ | |
[pagina 282]
| |
vrij gegeven. Toen ik hem zag, was ik erg verbaasd en ik verbaasde me nog meer toen ik zijn verhaal hoorde. Mogiljever is zelfs na zijn werk naar de medische afdeling geweest alleen maar om na te gaan of dat zo gegaan was. De werkelijkheid ging iedere verwachting te boven. De cheffin herhaalde rustig alles wat Jasja ons verteld had, al kon Vladik wel merken dat zij zich niet helemaal op haar gemak voelde. Hij bracht hulparts Jegorova artikel 123 van de Grondwet der U.S.S.R. in herinnering, dat de rechtsgelijkheid van alle rassen en nationaliteiten vastlegt en artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht van de R.S.F.S.R., dat een inbreuk op die rechtsgelijkheid strafbaar stelt. Op zijn vraag: ‘Hoe wist u dat Soeslenski zich met Hebreeuws bezighoudt?’ antwoordde ze: ‘Wat, dacht u dat de leiding ons niet op de hoogte houdt van wat er aan de hand is?’ Wat waar is, is waar. De leiding houdt niet alleen op de hoogte. Ze neemt ook de uiteindelijke beslissing, of iemand bij voorbeeld naar het ziekenhuis gaat of niet. Neem nou Jasja, die hebben ze al twee keer van de lijst geschrapt. Hij heeft naar aanleiding van de slechte medische hulpverlening een klacht ingediend bij de procureur van de gezondheidsinspectie der U.S.S.R.
Het is makkelijk voor te stellen wat de weerslag van een dergelijke medische hulpverlening is op de gezondheid van de gevangenen, als je om in behandeling genomen te worden ‘goed gedrag’ moet tonen, dat wil zeggen je onvoorwaardelijk onderwerpen aan alle voorschriften en alle kampnormen weten te halen. Als er maar dàt aan mankeert - onherroepelijk straf. Het arsenaal aan straffen is in het kamp onuitputtelijk: van ontzegging van het recht op de volgende brief tot verlenging van de straftijd toe. Het inhouden van drukwerk en pakjes is ook een van de strafmogelijkheden. Tussen haakjes, dat is de enige bron van aanvulling van de voeding, omdat gevangenen, als ze tenminste de helft van hun tijd - hoelang ze ook gekregen hebben - erop hebben zitten, pakjes mogen ontvangen. Dat is per jaar slechts één pakje tot 5 kilo en dat dan alleen als je het recht daarop niet is ontnomen. In het drukwerk tot 1 kilo, dat slechts twee keer per jaar van het begin van de straftijd af ontvangen mag worden, is het toegestaan levensmiddelen in gedroogde vorm te sturen, waartoe dan volgens de kampinstructies alleen baranka'sGa naar voetnoot6. en beschuiten gerekend mogen worden - de rest is verboden. De joodse gevangenen hebben een paar keer bouillonblokjes toegestuurd gekregen, maar ook die zijn snel verboden, met als argument dat het weliswaar een gedroogd levensmiddel was, maar op basis van vlees, en vlees is verboden. Chocolade is ook verboden als ‘opwekkend middel’. Maar het beroofd worden van deze zelfs schaarse aanvulling van levensmiddelen verzwaart het toch al niet gemakkelijke kampleven. Een nog strengere straf is het verlies van het recht op bezoek. Voor een gevangene zijn zowel brieven als bezoek belangrijk als symbool, als teken, als bewijs van de onverbrekelijkheid van intermenselijke verhoudingen. Het spreekt vanzelf dat een gevangene met spanning, met ongeduld naar de dag van het bezoek uitkijkt en zich er lang van tevoren geestelijk op voorbereidt, of het nu om een bezoek-zonder toezicht gaat van maximaal drie etmalen waarbij men samenwoont met zijn familieleden of om een bezoek-onder-toezicht van maximaal vier uur in de aanwezigheid van bewakers. Gedurende een bezoek-zonder-toezicht is het naar het oordeel van de kampleiding niet noodzakelijk een gevangene af te voeren naar zijn werk en deGa naar voetnoot+ | |
[pagina 283]
| |
echte misdadigers, de Duitse oorlogsmisdadigers, krijgen in de regel een bezoek van drie etmalen toegewezen en niemand denkt er ook maar aan ze overdag te laten werken. Alleen, ik heb nog geen enkele keer gezien dat ze een joodse gevangene een bezoek hebben toegestaan zonder hem voor de volle acht uur naar zijn werk te jagen, waardoor ze de gevangenen en hun bloedverwanten zulke kostbare uren ontstelen. In 1971 is dat met Aron Sjpilberg, David Tsjernoglaz, Viktor Bogoeslavski, Lassal Kaminski, Joeri Fjodorov, Anatoli Altman en eigenlijk alle joodse gevangenen gebeurd. Een vermindering zonder meer tot het belachelijk korte bezoek-onder-toezicht is een voor iedereen onbegrijpelijke, zinloze wreedheid, zeker als je bedenkt dat de bloedverwanten maar al te vaak meer dan duizend werst moeten reizen om deze nieuwe klap en vele anderen te incasseren, waar ze geestelijk niet op voorbereid zijn. De bewakers treden bij de bezoeken ongelooflijk grof op tegen de familieleden, behandelen ze met diepe minachting; dat gebeurt bovendien met een gevoel van volkomen straffeloosheid: en inderdaad gewoonlijk protesteert er niemand, want dan zou het best nog kunnen dat ze het langverwachte bezoek verkorten. Klachten bij de kampleiding over de bewakers hebben nooit resultaat. De vrouwelijke bewakers, de verschillende Masja's en Nadja's, voelen zich oppermachtig in deze situatie. Nog onrechtmatiger is de fouillering waaraan de familieleden voor het bezoek worden onderworpen en die vanzelfsprekend door niemand is gesanctioneerd. Maar je moet je koest houden - anders boren ze je je bezoek door de neus. Zo is het gegaan met de vrouw van Tsjernoglaz, de vrouw van Kaminski, met een verre bloedverwante van Koeznetsov en over het betasten en het binnenste buiten keren van zakken, het lostornen van tassen moet je maar niet praten. Dit fouilleren gebeurt om zaken die in kampen verboden zijn te voorschijn te laten komen, zoals wapens, alcoholhoudende dranken, narcotica en vergiften. Het resultaat is dat ze ook beslag leggen op sigaretten, levensmiddelen, brieven en briefkaarten uit Israël - ‘misdadige’ voorwerpen in de ogen van de bewakers. Iets anders hebben de bloedverwanten van de joodse gevangenen nooit bij zich. De vernederende procedure van fouilleren wordt echter keer op keer herhaald. Meestal trekken ze je bezoek trouwens in voor zogenaamde ‘vergrijpen’, zoals het niet-halen van de norm. Izrail Zalmansons volgende bezoek - een bezoek-onder-toezicht - hebben ze ingetrokken. Eerst hebben ze hem gewaarschuwd, maar toen hij ook na hun waarschuwing de norm maar voor 70 tot 80 procent haalde, hebben ze hem gestraft. Dat stond ook Alik Moerzjenko te wachten: hij had eveneens twee dagen de norm niet gehaald, waarvoor ze inderdaad zijn volgende bezoek-ondertoezicht, voor 1972, hebben ingetrokken. Alik heeft toen een hongerstaking aangekondigd, die 27 etmalen heeft geduurd! Fjodorov en Koeznetsov hebben hem gesteund door als teken van solidariteit 14 etmalen te vasten. Alik is er bijna aan dood gegaan, maar hij heeft zijn hongerstaking pas beëindigd nadat de procureur van Saransk hem had toegezegd zijn straf in een andere straf om te zullen zetten. Edoeard Koeznetsov krijgt helemaal geen bezoek-zonder-toezicht, omdat hij geen naaste bloedverwanten heeft (zijn moeder ligt aan een ziekenhuisbed gekluisterd) en de familie van zijn vrouw, Silva Zalmanson, laten ze bij Edoeard niet toe voor een lang bezoek. Al zouden ze zijn bezoek-zonder-toezicht maar veranderen in een bezoek-onder-toezicht, dan zou hij tweemaal per jaar zijn naaste familie kunnen zien. Maar ook dat is verboden. Je zou denken dat ze Edik een bezoek-zonder-toezicht zouden kunnen toestaan met zijn vrouw, die maar enkele kilometers van hem vandaan zit, maar dat is plotseling een bijna onoplosbaar probleem gebleken: de kampleiding eist nu dat ze de originele huwelijksakte overleggen, hoewel Silva en Edik in alle officiële papieren juist op grond van die akte als man en vrouw staan ingeschreven. Een kleine complicatie, maar intussenGa naar voetnoot+ | |
[pagina 284]
| |
hebben man en vrouw elkaar al bijna een jaar niet mogen zien...
Alle correspondentie van de gevangenen wordt aan de strengste controle onderworpen, vandaar dat er, in tegenstelling tot het aantal artsen, in elke zone een censor is. Het is de gevangenen verboden over het leven in het kamp, de dagindeling en de kwaliteit van het voedsel te schrijven. De brieven moeten strikt persoonlijk zijn, anders worden ze gewoon niet aan de geadresseerde verzonden of komen ze gedeeltelijk of helemaal doorgekrast aan. Nog smeriger is het dat politieke gevangenen, dikwijls helemaal geen post van hun naaste familieleden mogen ontvangen, hoewel er geen onvertogen woord in staat. Dat wordt gedaan om de geestelijke weerstand van de gearresteerden te breken, om te kunnen zeggen dat niemand ze schrijft, dat iedereen ze vergeten heeft. Zo is nu bekend dat de brieven van de vrouw van Tsjernoglaz vernietigd worden, wat officieel aangetekend wordt. Fjodorov en Koeznetsov krijgen al twee maanden lang geen brieven. En toch arriveren die in een onafgebroken stroom. Aan de andere kant komen brieven uit het kamp niet bij bloedverwanten in het vrije leven terecht, hoewel de administratie gewoonlijk verzekert geen schuld aan het verloren gaan te hebben. De vrouw van Moerzjenko heeft gedurende drie maanden niets van haar man gehoord, wat buitengewoon merkwaardig is, aangezien de post normaal toch zeer stipt functioneert. De moeder van Boris Penson is cynischerwijze medegedeeld dat de heropvoeder aan haar zoon heeft aangeraden regelmatig te schrijven om zijn moeder geen verdriet te doen, hij schreef echter regelmatig alleen zijn brieven raakten zoek, zoals in zoveel andere gevallen. Het opvoedend werk in het kamp is breed opgezet, maar het is niemand duidelijk waarom je joden die hun best doen de U.S.S.R. voorgoed te verlaten en die volgens andere opvattingen willen leven, in de geest van de sowjetmoraal zou moeten opvoeden. Eenmaal per week worden er politieke scholingsbijeenkomsten gehouden die je - of je wilt of niet - moet bijwonen, anders krijg je straf. Ze worden geleid door de ‘opvoeder’ - hij is immers ‘eenheidsleider’ (alle zeks zijn in ‘eenheden’ verdeeld) en hij houdt ijverig de presentielijst en de mate van activiteit van de zeks op deze bijeenkomsten bij. Bij het proces van heropvoeding deinzen ze ook niet terug voor het kwetsen van de nationale en religieuze gevoelens van de joodse gevangenen. Ik herinner me hoe ze Iosif Mendeljevitsj op alle mogelijke manieren hebben dwarsgezeten en hoe ze hem hebben verboden zijn keppeltje te dragen, wat voor een orthodoxe jood gelijk staat met de dood. Lazar Trachtenberg hebben ze het onmogelijk gemaakt het jaarlijkse gebed voor zijn gestorven moeder te verrichten, want ze hebben hem verboden een bijbel en gebedenboek van thuis in ontvangst te nemen, met de bedoeling eventuele religieuze agitatie in het kamp, een ronduit verschrikkelijke misdaad in het kader van atheïstische propaganda die dag en nacht wordt verspreid, in de kiem te smoren. Gezien het opvoedkundig streven is het gevangenen verboden boeken van vrienden of bloedverwanten te ontvangen - dat is alleen toegestaan via de boekverkooporganisatie ‘Het boek per post’. Literaire bestellingen vinden vaak zo hun laatste rustplaats op het bureau van de censor, hoewel dat onverklaarbaar is: want waarom zou een gevangene geen boeken die in de U.S.S.R. zijn uitgegeven, mogen lezen? Tussen haakjes, het zich abonneren op en het ontvangen van kranten uit de met ons bevriende socialistische landen is ook verboden. Maar hoe vreemd het ook lijkt - wat ze deGa naar voetnoot+ | |
[pagina 285]
| |
joden werkelijk kwalijk nemen is hun studie van de joodse taal. Kapitein Pitsjoegin heeft met Mogiljever over dit onderwerp een gesprek gevoerd. Op de vraag waarom het Armeniërs, Oekraïners, Litauers en gevangenen van andere nationaliteiten toegestaan is hun landstaal te bestuderen, antwoordde de chef van het met de dagelijkse leiding belaste deel der staf: ‘Zij hebben een eigen nationaliteit en jullie niet’. En hij legde dat verder uit: ‘Jullie zijn Russische joden en moeten Russisch spreken’. Tijdens dit gesprek veroorloofde kapitein Pitsjoegin zich scherpe en beledigende uitvallen met betrekking tot de joodse taal en het joodse schrift en krenkte hij de menselijke waardigheid en nationale trots van Vladik. Het schandalige incident bij Jakovs ziekte, toen ze hem vanwege zijn taalstudie weigerden op te nemen in het ziekenhuis, heb ik al beschreven. Waarom en voor wie dit alles nodig is, begrijp ik absoluut niet - gevangenen van andere nationaliteiten overkomt iets dergelijks immers niet. Het verlangen om de taal, de joodse literatuur te bestuderen, is door majoor Sorokin van kamp 19 gebrandmerkt als ‘zionisme’, wat men in het kader van de antizionistische campagne als een direct dreigement kan opvatten, maar zo te zien zijn de joden bereid alles te verdragen, maar niet bereid zich van hun doel te laten afhouden.
(vertaling: Bessie Schadee)Ga naar voetnoot+ |
|