De Gids. Jaargang 136
(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
I.F. Fedorov, gepensioneerde te Leningrad, Brief aan Roedenko, Leningrad, 21 mei 1972.Ga naar voetnoot*Aan de Procureur-Generaal der | |
VerklaringIk acht het noodzakelijk u in kennis te stellen van de volgende feiten: op 1 en 2 mei 1972 bracht ik een bezoek aan mijn zoon Joe. I. FedorovGa naar voetnoot1., die veroordeeld is wegens een politiek delict en zijn straf uitzit in Afdeling 17A der correctionele arbeidsinstellingen van het Doebrovische rayon in de Mordovische Autonome Sowjetrepubliek. Voordat ik toegelaten werd tot mijn zoon liet de administratie van de afdeling (hoofd: kapitein G.P. GorkoesjovGa naar voetnoot2.) mij fouilleren en werden mij al mijn papieren, schrijfpapier en vulpen afgenomen. Na het bezoek onderwierp men mij aan een tweede visitatie en kleedde men mij naakt uit; bij deze gelegenheid nam men mij mijn opschrijfboekje af en er werd een protocol opgemaakt over de inbeslagname. De administratie rechtvaardigde haar handelingen op grond van de een of andere geheime verordening van april 1972Ga naar voetnoot3., volgens welke het fouilleren van familieleden van gedetineerden geregeld zou zijn. Ik vraag u: bestaat een dergelijke verordening werkelijk? Mag men een oude man die niet in gevangenschap verblijft en die niets verkeerds gedaan heeft onderwerpen aan de vernederende procedure van het naakt uitkleden? Indien er een dergelijke verordening bestaat, dan verklaar ik u dat ik, ondanks het feit dat mijn zoon nog drie bezoeken van mij te goed heeft, niet meer naar hem toeGa naar voetnoot+ | |
[pagina 274]
| |
zal gaan, want ik kan deze hoon en belediging jegens mijn persoon niet nog eens verdragen. En dan verder. Men stond mij niet toe mijn zoon van die persoonlijke dingen te geven zoals andere gevangenen die hebben: een stel ondergoed, sokken, zakdoeken, eenemaille kroes en slippers om mee door de barak te lopen. Waar moet mijn zoon zijn neus mee snuiten, waar moet hij thee uit drinken, en heeft hij niet het recht om zijn eigen ondergoed te dragen, dat hem past? Ik verzoek u mij antwoord te geven. Ik verzoek u verder maatregelen te treffen opdat de administratie van Afdeling 17A mij mijn opschrijfboekje teruggeeft. Dit boekje en ook een mij afgenomen brief wekten in het bijzonder de ergernis van de administratie op. Deze brief, die ik over de post had ontvangen van een kennis van mijn zoon, bevatte een verzoek aan mijn zoon om personen te noemen uit zijn tegenwoordige omgeving wier familieleden in nijpende materiële nood verkeerden, met het oogmerk hun daarop hulp te verlenen. Mijn zoon gaf mij adressen van dergelijke familieleden, en ik noteerde deze in mijn boekje. Zowel de brief als mijn boekje wekten de gal op van Gorkoesjov. Hij verklaarde mij: ‘Ik dacht dat u, als oud-tsjekist, ons zou helpen, maar u helpt die bandieten! We sturen de bij u in beslag genomen zaken naar het regionale partijcomité van Leningrad!’ Klaarblijkelijk ziet Gorkoesjov in dit alles zo ongeveer een halsmisdrijf. Maar ondertussen heeft ook Gorkoesjov zelf, net als elke andere willekeurige kampcommandant, de beschikking over een fonds dat bestemd is voor hulp aan ‘bandieten’ die vrijkomen, en een dergelijke hulp wordt soms verleend. Bovendien, ook de afdeling interne aangelegenheden van het district Leningrad verleent materiële hulp aan uit gevangenschap ontslagen ‘bandieten’, die lange tijd geen werk kunnen krijgen. Ditzelfde gebeurt ook in Moskou. Maar als individuele personen besluiten om familieleden van gevangenen te helpen, dan zijn zij in de ogen van Gorkoesjov misdadigers en ben ik de medeplichtige van misdadigers. Dan moet ik u nog in kennis stellen van de wijze waarop de gedetineerden van Afdeling 17A behandeld worden, waar ik zelf ook mee te maken heb gekregen. Bij voorbeeld dit. In februari 1972 besloten enige gevangenen van deze kolonie de vijfentwintigste verjaardag van de februarirevolutie te vieren, en zij verzamelden zich hiertoe in de barak voor een kroes koffie. Meteen kwam de plaatsvervangend commandant van de afdeling voor politieke gevangenen (ik herinner mij zijn naam niet) op hen toe en beval iedereen onmiddellijk uiteen te gaan. Daarbij noemde hij allen die zich verzameld hadden bandieten en hun bijeenkomst een tegen de Sowjetstaat gerichte actie. De bijeenkomst werd uiteengejaagd en mijn zoon, die eraan deelgenomen had, kreeg twee etmalen celstraf. Sinds wanneer wordt in ons land het herdenken van de februarirevolutie als een verschijnsel van antisowjetisme beschouwd? Uit februari kwam oktober voort, en zonder februari zou oktober er niet geweest zijn. In alle werken die in ons land worden uitgegeven staat, wanneer men de verdiensten van een of andere revolutionair wil benadrukken: ‘Actief deelnemer aan de drie Russische revoluties’. Ik heb nog nooit gehoord dat het omverwerpen van de autocratie in Rusland beschouwd werd als een tegen de Sowjetstaat gerichte actie.
Ik kan met trots van mezelf zeggen, dat ik actief heb deelgenomen aan de februari- en aan de oktoberrevolutie; ik ben soldaat geweest in het Volhynische regiment, dat als eerste het vaandel van de revolutie heeft geplant in Petrograd, in februari 1917. Ik heb toen niet gedacht dat ik deelnam aan een tegen de Sowjetstaat gerichte actie, en ik heb daar eerst vijfenvijftig jaar later kennisGa naar voetnoot+ | |
[pagina 275]
| |
van genomen, via een plaatsvervangend commandant over de politieke gevangenen van Afdeling 17A der correctionele arbeidsinstellingen van het Doebrovische rayon. Een ander geval. Op 20 april 1972 was een der gevangenen van Afdeling 17A jarig, en ter gelegenheid daarvan nodigde hij elf goede vrienden uit. Diezelfde plaatsvervangend commandant kwam opnieuw op de verzamelden af, en joeg onder het schreeuwen van ‘Jullie zijn bandieten! Ze moesten jullie doodschieten!’ ook deze bijeenkomst uiteen. Omdat de gedetineerden daarvoor, wanneer zij bij elkaar kwamen, nooit iets van dergelijke aard hadden ondervonden, gingen zij als teken van protest nog diezelfde dag over tot zelfmishandeling - zij begonnen een tiendaagse hongerstaking. Het is duidelijk dat niet alleen Gorkoesjov, maar ook al zijn medewerkers letterlijk in alles wat de gevangenen doen antisowjetisme zien; zij lopen te brullen over het terrein, elk willekeurig onschuldig groepje theedrinkers uiteenjagend als zijnde een ‘tegen de Sowjetstaat gerichte bijeenkomst’. En dan is er nog iets. Naar mijn zoon mij zei, werd onlangs aan de gedetineerden een nieuwe order gegeven, namelijk dat zij, wanneer zij iemand van de kampleiding tegenkomen, hun hoofddeksel af moeten nemen. Kameraad Procureur-Generaal! In wat voor tijden leven wij? Ik heb nooit gehoord dat in de tsarentijd politieke gevangenen hun pet afnamen voor hun bewakers. Ik heb nooit gehoord dat tijdens Lenin politieke gevangenen hun pet afnamen voor de gevangenisleiding. Straf moet bij ons niet verbonden zijn met het vernederen van de menselijke waardigheid. En is dat geen vernederen van de menselijke waardigheid, het afnemen van je pet en het opstaan voor officieren van het ministerie van binnenlandse zaken? Zal men misschien straks mensen met een hogere opleiding, mensen met een universitaire graad die zich in een kamp bevinden, dwingen op hun knieën te vallen voor hun bewakers? In Afdeling 17A zijn tussen de gedetineerden en de administratie abnormale verhoudingen ontstaan, verhoudingen die er bij voorbeeld niet zijn in de afdelingen 3 en 19, waar mensen uit hetzelfde contingent verblijven. De administratie smijt links en rechts met het woord ‘bandieten’. Tegen mij persoonlijk heeft Gorkoesjov, in het bijzijn van andere leden van het kamppersoneel, gezegd: ‘Het zijn allemaal bandieten, maar uw zoon is een superbandiet’. G.P. Gorkoesjov en al zijn ondergeschikten zijn duidelijk vergeten dat het kamp allereerst een correctionele instelling is. Hoe kan men iemand heropvoeden door hem voortdurend aan te spreken met ‘bandiet’? Dat is een belediging; baldadige straatjongens oefenen nu in het uniform van het ministerie van binnenlandse zaken hun macht uit over mensen. Zij moeten allen gestraft worden wegens machtsmisbruik en het misbruiken van hun ambtelijke positie. Ik verzoek u dringend alle maatregelen te treffen die nodig zijn om een einde te maken aan de willekeur waaraan de weerloze gedetineerden van Afdeling 17A bloot staan. 21 mei 1972
(vertaling: Annie Gransch)Ga naar voetnoot+ |
|