De Gids. Jaargang 136
(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
G. van Benthem van den Bergh
| |
[pagina 232]
| |
democratisering en liberalisering gaan. Bovendien zijn de produktiemiddelen er in gemeenschapshanden, zodat de Sowjet-Unie geen klassenmaatschappij meer is. De belangrijkste structurele voorwaarde voor de opbouw van een radicaal-democratische, egalitaire samenleving is daar wel en hier niet verwezenlijkt. Het gaat daar niet meer om de structuur van de samenleving, om het ‘systeem’ maar om het teniet doen van de gevolgen van de aberraties van het stalinisme en het beëindigen van de overgangsfase zodra het niveau van industriële en technologische ontwikkeling hoog genoeg is.
Bij het schrijven van de vorige alinea moest ik de verleiding weerstaan om het nog wat overtuigender te maken. Zo makkelijk is het produceren van een apologie: socialisme, historische noodzaak, persoonlijke aberratie, overgangsfase, de bovenbouw die de onderbouw moet volgen - en het potje is gebrouwen. Waarom gaat het zo makkelijk en waarom is dit soort argumentatie zo aantrekkelijk? Een belangrijke schakel in de redenering ligt besloten in het begrip ‘socialistische staat’. Het criterium daarvoor heeft niets te maken met de verwezenlijking van waarden als vrijheid, gelijkheid, broederschap en gerechtigheid, die in de socialistische traditie centraal staan. Het gaat uitsluitend om de vraag of de beheersing van de produktiemiddelen aan de bourgeoisie is ontnomen of niet. In het eerste geval is de klassensamenleving verdwenen en de socialistische staat gevestigd. De overgangsfase kan beginnen. Het idee van een ‘overgangsfase’ is van groot belang. Dat maakt het mogelijk om beoordeling en analyse van wat er werkelijk gebeurt te ontlopen en als het niet meer anders kan dat uitsluitend in termen van persoonlijke afwijkingen of falend beleid te doen.Ga naar voetnoot1 Wat niet nodig is, is een analyse in termen van machts- en klassenvorming. Dat zou namelijk een herziening van de marxistische klassentheorie vereisen, die als enige structurele machtsbron de beheersing van de produktiemiddelen erkent. Alle andere machtsbronnen zijn in die theorie incidenteel, op toevallige wijze verdeeld of van de ‘basis’ afgeleid. Dat maakt onder de kapitalistische produktiewijze de bourgeoisie tot heersende klasse in de staat en de staatsmacht tot instrument (afgeleide) van de macht van de bourgeoisie. En dezelfde theorie maakt de Sowjet-Unie ondanks alle ‘afwijkingen’ tot socialistische staat, waarin geen heersende klassen kunnen ontstaan. Maar als beheersing van de fysieke geweldsmiddelen van de staat (leger, politie, geheime dienst); beheersing van belastingheffing en -aanwending; beheersing van informatie, communicatie en oriëntatie(ideologie, ‘bewustzijn’) ook als gestructureerde machtsbronnen worden beschouwd die tot klassenvorming kunnen leiden, ziet het er heel anders uit. Maar een dergelijke revisie, die nodig is om een klassenanalyse van de Sowjet-Unie te maken, heeft ook gevolgen voor de analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden van kapitalistische staten. Het maakt de theorie minder geschikt voor een revolutionaire praktijk en maakt het bovendien noodzakelijk om ongemakkelijke vragen te stellen over de realiseerbaarheid van de eigen verlangens. Daardoor is het gevaarlijk om ‘te ver’ te gaan in kritiek op de Sowjet-Unie, zeker voor degenen die het marxisme als afgeronde theorie intact willen laten.
Het beeld van de geleidelijke, met economische ontwikkeling samenhangende liberalisering en democratisering - de bovenbouw volgt de onderbouw - is ook om andere redenen voor links van belang. Het vertoont overigens - dit terzijde - een frappante overeenstemming met de ideologie van de economische groei, waardoor vanzelf - dat wil zeggen zonder aantasting van de bestaande bezits- en machtsverdeling - alle sociale problemen zouden worden opgelost, die de apologeten van de kapitalistische welvaartsstaat hebben gepropageerd in de zogenaamde ‘einde van de ideologie’ theorie. Links moest hier opboksen tegen het anticommunisme van de koude oorlog, dat zelfs alle denken over radicale alternatieven verdacht maakte en verstikte. Het diende bovendien als rechtvaardiging voor imperialistische oorlogen en interventies in de der- | |
[pagina 233]
| |
de wereld, met name in Vietnam. In een anti-anticommunisme zoals de New Left in Amerika dat propageerde en dat ook hier opgang maakte, paste het beeld van een zich vanzelf verbeterende Sowjet-Unie uitstekend. Dat herinner ik me maar al te goed. Er was na het twintigste partijcongres ook wel reden toe, maar het berustte toch meer op wishful thinking dan op analyse van de ontwikkeling van de machts- en klassenstructuur van de Sowjet-Unie. Die neiging van links om zich illusies over de Sowjet-Unie te blijven maken, hangt in laatste instantie samen met de doorwerking van internationale conflicten in de binnenlandse politiek. Voor je het weet, bevindt je je in verkeerd gezelschap, geef je wapens in handen van je eigen vijanden - vandaar de neiging om heel snel met beschuldigingen van ‘verraad’ en ‘handlangersdiensten’ aan te komen, nauwelijks verzacht door er ‘objectief’ aan toe te voegen. Het is ook moeilijk: als je eigen tegenstanders veel werk maken van de onderdrukking van de oppositie in socialistische staten met de bedoeling om jou in diskrediet te brengen, moet je ze dan zonder meer gelijk geven? Kunnen de vijanden van de vijanden van je eigen vijanden ooit je vrienden zijn? Zou het niet veel prettiger zijn als ze er niet waren? Zijn ze wel zo belangrijk? Overdrijven ze niet? Zijn ze wel te vertrouwen? Zo wordt links in een dualistisch denkpatroon gedrongen met alle akelige gevolgen van dien. Dat wordt nog versterkt door de neiging tot dualisme, die aan de eigen theorie inherent is. Zoals Kolakowski het in zijn ‘De vastgelopen linkse beweging’Ga naar voetnoot2 formuleert: ‘Nu hebben socialistische ideologieën er vanuit de traditie steeds toe geneigd om de tegenstellingen in deze wereld tot één enkele te reduceren - niet in de zin dat ze alle samenvallen, maar echter wel dat een bepaalde tegenstelling zich zodanig manifesteert dat alle overige ervan afhankelijk zijn.’ Maar, zo zegt Kolakowski terecht, dat kan niet meer - zo het ooit gekund heeft, zou ik eraan toevoegen. De wereld van nu laat zich alleen naar verschillende criteria indelen, die elkaar niet dekken en die niet op elkaar kunnen worden teruggebracht: ‘Een wereld die gedefinieerd kon worden met de tegenstelling “Sowjetblok-Amerikaans blok” laat zich slechts in verheerlijkte voorspellingen van traditionalisten met de door de tegenstelling “arbeidersklasse-bourgeoisie” bepaalde wereld gelijkschakelen.’ Kolakowski wijt het persisteren van de neiging tot dualisme - het terugbrengen van alle conflicten op één fundamentele tegenstelling zoals de internationale klassenstrijd - aan de hoop op de wedergeboorte van één machtige internationale socialistische beweging, die zich over de hele wereld voor alle onderdrukte klassen zal inzetten. Volgens mij is dat niet de enige reden. Het verleent ook logische consistentie en systematiek aan de theorie, waardoor de overtuigingskracht ervan wordt versterkt. Bovendien beantwoordt een dualistische theorie aan de diepgevoelde behoefte om de goeden van de kwaden te scheiden.
Kolakowski heeft ook gelijk als hij zegt dat het probleem niet het onvermogen van links is om een theorie te bedenken die alle conflicten in de huidige wereld een gemeenschappelijke betekenis geeft. Integendeel: ‘haar intellectuele fiasco is het resultaat van het feit dat een dergelijke gemeenschappelijke betekenis niet bestaat, maar veel mensen zich ermee bezighouden er een vorm voor te vinden. Wat slechts met behulp van de doorzichtige versluieringen, grove leugens, en bedroevende demagogie te bereiken is’. Maar het verlaten van het idee van die ene fundamentele tegenstelling waarmee uiteindelijk alles kan worden verklaard, is niet makkelijk. Beoordelingsmaatstaven, keuzecriteria vervagen, de maatschappelijke ontwikkelingen moeten in veel specifieker termen worden geanalyseerd. Verwarring, onzekerheid, desoriëntatie kunnen het gevolg zijn. Kolakowski heeft niet voor niets veertien jaar gezwegen. Maar er is geen andere uitweg. Het opgeven van de illusie dat het in de Sowjet-Unie geleidelijk vanzelf beter zal worden, die gebaseerd is op de veronderstelling dat de heersende klassen hun voorrechten uit eigen vrije wil zullen prijsgeven, maakt het onmogelijk om net te doen | |
[pagina 234]
| |
alsof de Sowjet-Unie niet bestaat, in ieder geval voor links niet belangrijk meer is. Dat is een beschermingsmechanisme, dat ook vaak te baat wordt genomen. Het betekent namelijk tegelijkertijd, dat het niet nodig is om uit de ontwikkeling van de Sowjet-Unie lering te trekken. En, zoals gezegd, dat is prettig. Een laatste verdedigingslinie is nog het argument, dat wat er in het Sowjet-blok verkeerd is veel minder erg is dan wat het Amerikaanse imperialisme aanricht. Per slot van rekening helpt de Sowjet-Unie Noord-Vietnam. Dat argument ontleent zijn overtuigingskracht aan het dualistisch wereldbeeld. Het is bovendien erg van het moment afhankelijk. Per slot van rekening hebben de Amerikanen ons nog bevrijd. Een beoordeling van staatssamenlevingen vanuit linkse maatstaven vereist een analyse van de ontwikkeling van de machts- en klassenstructuur.Ga naar voetnoot3 Maar hoe meer die door dwang en geweld wordt gehandhaafd, hoe moeilijker het is om over de noodzakelijke gegevens te beschikken. In een politiestaat is per definitie weinig oppositie: de mogelijkheid tot onbelemmerde informatieverspreiding, het houden van openbare bijeenkomsten, het oprichten van organisaties ontbreken, zodat er ook geen ideologische uitkristallisering kan plaatsvinden. Onderzoek naar het eigen heden en verleden is vrijwel alleen mogelijk op grond van persoonlijke ervaringen. Dat maakt bij voorbeeld de memoires van Nadjezjda Mandelstam tot een zo unieke bron van inzicht in de ontwikkeling van de Sowjet-Unie. De situatie daar geeft een veel belangrijker betekenis aan incidentele, persoonlijke documenten dan deze hier hebben. Het gaat in ieder geval niet aan om de onderdrukkers een handje te helpen door de bewijslast bij de onderdrukten te leggen. De Sowjet-Unie en de Oosteuropese landen zullen zich alleen in een meer met de waarden van links overeenstemmende richting ontwikkelen door strijd. Net als hier zal de oppositie er hervormingen moeten afdwingen. Maar de oppositie in Oost-Europa heeft het heel wat moeilijker dan links in het Westen. Het is hoog tijd dat die onaangename waarheid een vanzelfsprekendheid wordt. |
|