De Gids. Jaargang 136(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] J.C. van Schagen Zeventien gedichten Versjes van meneer Sjoe nog geen land in zicht tachtig jaar gevaren nu en geen land gezien de tijd suizende aldoor ruisen van water en geen land in zicht zéér breed is de Styx * een zware grafsteen bij een oud kerkje tussen hoog gras Ulrich von Hutten het was op Ufenau toch wel leuk dat Ulrich daar niet ligt ik lig ook niet onder de mijne * we deden opgravingen van een nu nog verre beschaving A.D. 10 000 ongeveer en vonden een vuurstenen bijl * ik weet geen weg en jij en hij en zij en wij en jullie en zullie weten óók geen weg stil maar - er is er geen * [pagina 182] [p. 182] een wimper trilde een flauwe glimlach vergleed een lot was beslist * wind in het koren en alle halmen golven met haar vrije willen en allemaal eender * tussen bergkammen boven een witte sneeuwkom kruisen vogeltjes * middenin de nacht zwakke cigarettengeur er komt iemand langs * vannacht kwamen er zevenduizend berichten in de seconde * er was eens een schol hij ging zich een ziel bouwen kreeg de wratziekte alles moet betaald betaalt wrat ziel of ziel wrat dit is geen quaestie ongebroken blijft het evenwicht evenwicht het totaal totaal er is geen causaliteit alleen coïncidentie * [pagina 183] [p. 183] een mens wordt gaandeweg bedaarder en van bewegen moeizaam zwaarder ook de dichter wordt door de bank almee niet lichter het donderpadje dat zo driftig trilde van alles wat het tegelijk wel wilde zit nu bedachtzaam op een kluit als kikker en met de dag wordt hij nog alsmaar dikker want hij kwaakt nu in een krant * alweer een bank overvallen alweer een kettingbotsing alweer een meisje gewurgd het wordt een beetje eentonig laten we die ouwe idioot eens interviewen - * grijze bomen dromen onbestemd grijze rivier onder grijze lucht met grijze wolken - achter grijzig landschap heel ver de grijze kabelmasten daarachter nog fijner nog grijziger de hoge rand van de Woldberg de tijd suft dan komt er goddank een dikke zwarte boot aanstampen * het algemeen welzijn in mijn buik maakt me goed en machtig eerst even meditéren en dan die prent! [pagina 184] [p. 184] Maan maan maan maan, waar kom jij opeens vandaan? stil stil stil, ik ben maar weer opgestaan in het diepste van het diep daar was iemand die me riep maan maan maan, maar hoe moet dat met je baan? stil stil stil, ben ik even uitgegaan maan maan maan, waar gaat dat dan nu toch heen? voorbij de sterren is iemand alléén maan maan maan, mag ik mee, toe mag ik mee? neen neen neen, jij klein vliegje kan niet mee voorbij de sterren is veel te koud voorbij de sterren is veel te oud misschien, als je later eens aan me denkt misschien dat er dan iets is dat je wenkt ééns komt toch de nacht dat het vliegje wéét wacht mij dan die nacht die ik niet vergeet O vliegje klein vliegje de reis is groot die nacht dat ik wenken zal ga jij dood [pagina 185] [p. 185] Verleden met je derde jaar geen met het vijfde gister met zeven de ogen van je Moeder met tien die vakantie met dertien staat in de geschiedenisboekjes met zestien de naakte aap, de dinosaurus, de cel of was het die avond met het eerste meisje? met twintig de sterren met dertig een optisch bedrog met zeventig heel ver - vóór je uit een kaap in de nevel (zeer vrij naar Takinawa Shuntarö) [pagina 186] [p. 186] Rozeke hij was een oude activist van veertien-achttien die oorlog, ziet u, waar geen mens nu meer van weet och ja, wie onzer kan ver in de nacht zien het is maar goed ook dat je veel vergeet een stuurse man - een beetje ruw en kwarrig het leven vond hij kennelijk geen feest een lastig heer, eigengereid en starrig zo was hij altijd wel geweest het is ook moeilijk als iets in je aard je telkens weer laat wedden op 't verkeerde paard die eerste keer had hem geen snars geleerd de tweede maal dat ze het vuile spel opzetten toen was Kamiel alweer verkeerd er was iets met de mof dat hem verplette dat hem deed opzien tegen 't arrogante strotsen der dikke duitsenekkenprotsen misschien was heel zijn ruwheid maar karton, façade en was hij enkel maar een Vlaams naïef een sukkel die bezweek voor tetters met parade want kleine Rozeke - die had hem lief ze zijn nu beiden dood - ze was een dapper wijfje hij activist - zij was actief ze heeft hem met haar zwakke lijfje haar leven lang beschut - gestuurd zo is hij wel het ezelspad gegaan maar wat gemeens heeft hij toch niet gedaan zo liep hij daar, oud en verzuurd een schamper stuk verwijt, een wandelende grief maar kleine Rozeke - die had hem lief Vorige Volgende