De Gids. Jaargang 136(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] A. Roland Holst Drie gedichten Maannacht Hij liep het dorp in waar hij was geboren. Het was na middernacht, de maan stond hoog boven de stille nacht en in zijn ooren zong zijn voormalig leven en ontvloog zijn dagen en zijn blinde doen en laten, en weldra zouden in dit stil gehucht dooden opstaan die hem allang vergaten en hem voorbijgaan of hij leege lucht geworden was. Hij voelde zich bevangen van een onheil dat ouder was dan hij en machtiger en dat hem hield omvangen en afgezonderd uit het wel en wee van aanverwanten en van dorpsgenooten. Hij wist zich van het vorige geslacht dat uitstierf een der overleefde loten. Tot op zijn doodsbed zou hij zijn bevracht met hun gefnuikte hoop en hun ellenden, en zonder uitkomst tot zijn laatste snik alleen liggen te denken en denkende ten doode toe vermoeid het wreed getik van de klok in de kamer aan te hooren, maar luisterend te weten dat weldra alles zou zijn vergeven en verloren, en dat hij peinzend weer terug zou gaan naar zijn voormaligen, want hun ellenden kon hij als eeuwen her nog ondergaan. Hij liep de wegen van zijn dorp ten ende. Het was er doodstil. Helder scheen de maan. [pagina 180] [p. 180] Verlost Toen over zijn bestaan de nacht ging vallen werd westelijk donker gedreun gehoord, een zware zeegang van de ziel die allen die hem omgaven angst aanjoeg. Verstoord ontwrong hij zich aan hen en sprak: ‘verlaat mij, er wordt om mij geroepen; ik moet gaan naar wat mij roept.’ Het dreunen van waatren kon door geen sterveling mis worden verstaan: er wordt om mij geroepen; ik moet gaan naar wat mij roept.’ voorgoed van alle menselijk bedroeven, en zong en werd al zingende verlost. Geen antwoord Het uitgestorven dorp lag door de maan beschenen; Ik was er nooit geweest, maar wist er nog de weg: Waarheen en waarom was ik er toen ooit verdwenen? Zou ik mij dit, hier staande bij klaarlichte dag, ook hebben afgevraagd? de maan stond helder het antwoord te verzwijgen boven de dorpsbrink. Ik wachtte nog een wijl, maar het werd kil en killer en ik liep verder, denkend waar ik nog aan denk. Vorige Volgende