De Gids. Jaargang 136(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Cees Nooteboom Getijde I Er is geen volgorde aan mijn gedachten als ik de kathedraal af heb maak ik de symphonie daarna leer ik en martel ik stuur de regimenten en ontwerp de brug. Chinees schrijf ik ook, en ik demp het moeras dan schilder ik de appel op de duizend manieren maar hoe vaak ik ook met je slaap de tijd blijft onzichtbaar hij is er en hij is er niet. Nu eet ik. Ik eet en ik drink van mijzelf en het wordt niet minder maar meer om te verdelgen of te vergaan. [pagina 177] [p. 177] II Andere verschrikkingen onder de orgelbogen. Het gebeente, verblind door zijn eigen onzienlijke glans wrokt en klaagt over meer en beter en in de ruimte die de tijd is ga ik van hier naar daar over de paden van de klok maar alleen ik verander. Als het eens anders was? De wezel in het veld die niet weet dat hij een wezel is maar een wezel is tot hij geen wezel meer is. Als het eens anders was? III In dit getij leer ik mijzelf kennen. Steeds minder: ik had duizend levens en ik nam er maar één! Langzaam zweef ik op de spiegels af waarin ik ga smelten Pas als ik me raak ontplof ik zachtjes - twee die er één zijn wordt er geen. Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven. Hoe komt het dan dat jij ze kunt lezen? Hoe groter het oog wordt des te minder te zien. [pagina 178] [p. 178] IV Ik heb het allemaal zelf bedacht: de dansen, het water, de auto, het ijs. Alleen jou, jou heb ik niet bedacht. Jij was uit de doorzichtige tijd gekomen misschien zoals ik, misschien anders. Jij had een miljoen jaar wereld als een eierschaal achtergelaten en daar sta je boven op het bestaande een vlinder in de winter. Tot het ogenblik kruimelt, breekt, en ons opvreet en zichzelf verteert tot de wolk die zo groot was als alles en zo groot was als niets. Vorige Volgende