De Gids. Jaargang 136(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Jacob Groot Aan het IJsselmeer Dit is de zee, die meer, en minder werd, in haar laatste onstuimige noodweer, leurend krijtend weer - loos leven, het gevaar gewaar. Nu haar kramp om m'n oren te keer gaat, zie ik haar pracht weer voor me - reddeloos verloren. Haar haast onhoorbare branding is er altijd, een sluimer langs de dijk, slierten droom in elk slapend ding van een harde, koude schemer, en een storm, en een breuk in het rijk van de zalig gonzende nachtrust. Maar of haar hart al krijst, zij heeft een mond die het land kust. [pagina 163] [p. 163] Ik vertelde haar mijn dromen, terwijl het water de geheimen vond van verborgen poortjes en bogen, verstoven in bellen en klokken, zachtjes bewogen. Rondom brak, dommelend, duister aan, onze wieg nog schommelend - we verrezen eerst onder de maan. Vorige Volgende