De Gids. Jaargang 135(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] Leo Herberghs Drie gedichten Leeg leeg keert de wind uit het wild hooghartige hakhout de meiden schikken hun vinnen het lachen verschrikt het hooi schittert als linnen tintlend van zomer tikt de dichter zijn boom op de schouders, begint zijn kirrende ode zijn sulfer zijn donder Oosters de halve maan gaat onder - het gesternte bedelft het gruizlend aardrijk. het kromzwaard van het landschap ligt kromgetrokken - zieltogend in de armen van slaap regent het mosgrond over mijn longen. schrifturen blinken als zwaarden in mijn nachthoofd - schrik zingt de zon los uit mijn oogbal. snaterend wordt de dag wakker, kijvende [pagina 365] [p. 365] Ijstijd rijk en toegetakeld met maanstenen en bittere vruchten weent de wolf gloeiend eens waren mijn dagen in weelde onder het afdak prevel ik duisternissen van diamanten, schrei mijn ijstijd uit Vorige Volgende