De Gids. Jaargang 135
(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
A.L. Vos
| |
[pagina 221]
| |
verloop van tijd, hun neerslag in de spelling. Ook in de Middelengelse periode (circa 1100-1450) blijft men bijsturen, maar de eerste ernstig verwarrende factor wordt ingevoerd door de herspelling op Franse leest van een aantal Engelse klanken die zich niet gewijzigd hadden. De historische fonoloog van nu heeft, dank zij de hem ter beschikking staande filologische hulpmiddelen, niet veel moeite met het scheiden van de niet-fonetische spellingsveranderingen van de fonetische, maar voor de argeloze leek, die iedere normale taalgebruiker tenslotte is, begint de zaak er al bedenkelijk uit te zien. Dat het meervoud van woorden als mouse en louse met een c gespeld wordt is te wijten aan Franse invloed. Aan de i die in deze meervouden voor de ou van het enkelvoud in de plaats komt, zijn de Fransen geheel onschuldig. Deze i herdenkt het historische feit van de umlaut en heeft lange tijd de klank juist weergegeven, maar doet dit sinds de vijftiende eeuw niet meer. De ou in mouse, louse en house is wel weer van Franse oorsprong en geeft aan dat in de middeleeuwen deze Engelse woorden werden uitgesproken met de klinker die nu nog in het Frans door ou wordt aangeduid.
Het grote aantal middeleeuwse spellingvarianten voor een en hetzelfde woord is enerzijds het gevolg van het feit dat men toen, en nog lang daarna, niet het nut inzag van een gestandaardiseerde spelling (ook Shakespeare spelt zijn eigen naam op verschillende manieren in de handtekeningen die we van hem hebben), anderzijds geeft het dialectische verschillen weer: een noordelijke tekst ziet er heel anders uit dan een zuidelijke. Binnen de conventies trachtte men te schrijven zoals men sprak. Het waren de eerste Engelse drukkers, Caxton en zijn medewerkers, die in het laatste kwart van de vijftiende eeuw aan standaardisatie begonnen. Zij bepaalden zich in de eerste plaats tot het dialect dat het meeste prestige verworven had, namelijk dat van de streek waarin Londen en de twee Engelse universiteiten lagen en dat later als The King's (casu quo Queen's) English zou worden aangeduid. In de tweede plaats maakten zij een aanvang met het uitwieden van de vrije varianten binnen dit dialect. Dit proces ging door tot ongeveer 1650, toen de normalisatie grotendeels voltooid was. Algemeen wordt aangenomen dat het gezaghebbende woordenboek van Samuel Johnson (1755) de spelling van het Engels voor een belangrijk deel gefixeerd heeft, maar deze fixatie was al een eeuw eerder vrijwel voltooid, hoewel er daarna en ook na Johnsons tijd nog aardig wat veranderd is. Het basisprincipe van de door de drukkers ingevoerde spelling is het met de toch al vertroebelde middelen zo gaaf mogelijk weergeven van de laat-Middelengelse ‘Lautbestand’, wat door Chomsky en Halle in hun The Sound Pattern of English op grond van hun beregelingen voor de huidige Amerikaans-Engelse fonologie ten zeerste wordt toegejuicht. Na de middeleeuwen voltrok zich in het Engels een gigantische verschuiving in de uitspraak van bijna alle klinkers en tweeklanken, die door de spelling nagenoeg geheel genegeerd is. Een op ‘continentale’, bijvoorbeeld Nederlandse, manier uitgesproken hedendaagse Engelse tekst zou een aardige benadering geven van de uitspraak van de veertien-de-eeuwse dichter Chaucer, ware het niet dat er na zijn tijd nog wat vreemde bedenksels in de schrijfwijze geslopen zijn. Zo besloot men in de zestiende eeuw om het woord delite voortaan als delight te spellen omdat de gh in light en bright toch ook stom geworden was en klassiek geschoolden voerden de stomme b in woorden als debt en doubt in, die het Engels aan het Frans ontleend had, waar de b van debitum en dubito al lang verdwenen was.
De vroege drukkers, die op het Europese vasteland hun vak geleerd hadden, hadden inmiddels ook nog enige aan het Engels vreemde lettercombinaties aan hun verblijf aldaar overgehouden en die nu ook maar aan de spelling van hun eigen taal opgedrongen. Al in de zestiende eeuw beginnen in Engeland en Schotland de pleidooien voor spellinghervorming los te komen en begint de strijd tussen voor- en tegenstanders van een nieuwe spelling, die, net als bij ons, tot op de huidige dag voortduurt. Er zijn evenwel duidelijke verschillen met de Nederlandse situatie aan te wijzen. In de eerste plaats hebben de Britse hervormers vrijwel nooit iets bereikt en | |
[pagina 222]
| |
de Amerikaanse maar heel weinig. In de tweede plaats zou de ingreep in de Engelse spelling nu veel groter moeten zijn dan in de Nederlandse, die in het verleden al op gezette tijden herzien is. In de derde plaats is het Engels een wereldtaal, die sterk uiteenlopende uitspraakstandaardvormen kent, nog geheel afgezien van de rijke dialectische schakeringen. Het ontwerpen van een voor het hele Engelstalige gebied bruikbare schrijfwijze is een bijzonder moeilijke, hoewel niet onmogelijke, taak. Er zijn meer dan eens spellingsystemen ontworpen die voor de gehele Engelssprekende wereld aanvaardbaar zouden moeten zijn, maar zij zijn tot dusver steeds weer verworpen op grond van argu- |
|