[Gerard Walschap (vervolg)]
lisme de schuld gaf van het taalbederf door spellingsvereenvoudiging, opende hij mijn ogen voor het gevaar passioneel te discussiëren over taal en spelling. In de omgang met prof. Willem Pee en dr. Marc Galle, twee vrienden met wie ik menig glas Brabantse geuze dronk, ondervond ik hoe vlug ik mezelf opwond in taaldebatten en leerde ik mij beheersen. Het ‘Amicus Plato, magis amica veritas’ omkerend, deelde ik hun mijn besluit mee dat hun genegenheid mij dierbaarder was dan de spelling, dat ik om het even welk Nederlands woord kon schrijven zoals zij het wilden en dat ik verder wachtte op hun decreten. Wij drinken onze geuze nog steeds in goede kameraadschap, maar nu niet zo veel meer, noch zo vaak. Diep in mijn gemoed misprijs ik de spellinghervormers gelijk muggen die men in geen veertig jaar van zich af kan slaan, gelijk onverlaten die een knevel tekenen op de Mona Lisa.
Dezer dagen zocht burgemeester Craeybeckx van Antwerpen contact met enkele literaire vrienden naar aanleiding van een eerste artikel dat hij in Volksgazet publiceerde tegen de nieuwe spellingsvoorstellen. Met collegae Gilliams en Schmook vergezelde ik hem naar Eindhoven, waar een debat werd gehouden voor de heren Paardekooper, Berits en Kohnstamm tegen Mulisch, Poll en Bernlef.
In zijn tweede artikel, dat diezelfde 2 februari '72 in Volksgazet verscheen, citeerde de burgemeester, met mijn instemming, uit een brief die ik hem zond, de alinea's die ik mij veroorloof hier te laten volgen.
‘Voor mij persoonlijk wegen de twee volgende opmerkingen zeer zwaar.
“Behoren tot een taal en volk, waarin een commissie van plus minus twintig man regelmatig de spelling verandert en wordt gehoorzaamd door geheel het volk, geeft mij het gevoel te leven in een ontwikkelingsland, waar het handvol évolués zich in Europa onnozel heeft gestudeerd en daar thuis stomweg de wetgevende geleerde mee uithangt. Het maakt mij beschaamd tegenover de Fransen, Engelsen en Duitsers, die, zelfs wanneer ze het eens zijn met de wijsneuzen, niet begrijpen wat voor een volk het is dat hun gehoorzaamt gelijk een papschool.”
“Voor een taal komt het er eerst en vóór en boven alles op aan, door vele mensen gesproken te worden, vervolgens mooi te zijn en rijk. Dat haar gebruikers meer fouten schrijven naar gelang ze minder ontwikkeld zijn, heeft voor die taal volstrekt niets te betekenen en kan door geen spellingshervorming, doch enkel en alleen door spellingsonderricht verholpen worden”.’ - Gerard Walschap.