[Gerard Walschap]
Indien de spelling niets met de taal te maken had, zouden niet zovelen zich in de twist erom werpen. De spelling is de opperhuid van de taal.
Een rechtgeaard Vlaming zegt: ‘Rusten is altijd niet goed’ en ‘Ik word ook doof’. Wanneer men er hem op wijst dat ‘rusten is altijd niet goed: betekent dat rusten nooit goed is en dat in ‘Ik word ook doof’ onderverstaan is dat men, behalve doof, ook nog wat anders wordt, bij voorbeeld oud en ziek, realiseert hij zich dat niet onmiddellijk. Zegt men het hem in de goede vorm vóór, ‘Rusten is niet altijd goed’ en ‘Ik ook, of ook ik word doof’, dan hoort hij de eerste keer niet eens het verschil, of hij ziet niet in waarom de correctie beter is.
Dergelijke evident foutieve, of al te direct aan het Frans ontleende, Vlaamsigheden hebben mij van jongsaf overtuigd van de noodzakelijkheid in de leer te gaan bij de Noordnederlandse spraakmakende gemeente die het vanouds onbewust goed zegt.
Ik wijs echter de taalzuiveringsactie af zoals zij in Vlaanderen wordt gevoerd en meer en meer gekritiseerd. In mijn boekje De culturele repressie, waarin ik mijn schrikbewind tijdens de Chinese bezetting verantwoord, zijn onze drie geaccrediteerde taalzuiveraars de enigen die ik werkelijk laat terechtstellen. Het is zeker goed de Vlaming dagelijks voor te houden dat hij zijn taal beter moet leren, maar hem elke dag op twee drie fouten wijzen en hem woorden aanprijzen die de meester thuis met de vinger op het denkende voorhoofd heeft gevonden, dat maakt de Vlaming nog taalonvaster dan hij al is en rebels. Ik vernam van een hoogleraar dat studenten met opzet de gesignaleerde fouten maken.
Veel Vlaams dat in Nederland in onbruik is geraakt, is goed Nederlands. Het is klinkklare onzin dat wij dit en dat Vlaams woord niet meer mogen gebruiken omdat wij niet meer spraakmakend zijn en het nog niet opnieuw zijn geworden. Toen die woorden en wendingen ontstonden, waren wij wis en waarachtig spraakmakend door onze welstand en cultuur en de spraakmakers geven de toon aan, maar zij maken de taal niet. Het volk maakt de taal. Het ongeletterde volk maakt de taal even soeverein en doorgaans veel genialer dan het ontwikkelde en taalgeleerde volk. De Nederlandse taal moet, gelijk het Nederlandse volk, door versmelting één worden en niet door amputatie.
Toen pater Van Mierlo, zaliger gedachtenis, doctor in wijsbegeerte en letteren, herhaaldelijk het socia-