De Gids. Jaargang 135
(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Willem Frederik Hermans
| |
2.JHuizinga schreef in 1927: ‘Ik begrijp den taalverspeller niet. Ontgaat het hem dan, dat reeds sedert eeuwen de schrijftafel het eigenlijke gedachteninstrument is geworden en de spreektaal bijzaak? Ziet hij niet, dat de cultuurtalen van West-Europa alle, - de Romaansche eerder, de Germaansche later -, in den loop der negentiende eeuw (het Noorsch eerst na 1900) tot een orthographischen eindtoestand zijn geraakt, die, zij moge logisch en praktisch zijn of niet, zich door geen staatscommissies ongedaan laat maken?’ (J. Huizinga, Verzamelde Werken VIII, 525) Er is niet geluisterd naar wat Huizinga vijfenveertig jaar geleden betoogde. We schrijven al jaren Germaans zonder ch en orthografisch met een f, terwijl de h ook niet meer verplicht is. Wel bevinden de cultuurtalen van West-Europa zich inderdaad nog in dezelfde orthografische eindtoestand als vijfenveertig jaar geleden, maar het Nederland is zelfs nog niet zo ver. Of misschien verkeert het Nederlands in een soortgelijke toestand als het Noors, namelijk dat het geschreven wordt door een betrekkelijk kleine natie, die bij gebrek aan mogelijkheden grote buitenlandse oorlogen voor te bereiden, haar libido botviert in onderlinge ruzies over niets. | |
3.Niemand die eenmaal een moeilijke spelling heeft leren gebruiken zonder dat het hem nog moeite kost, vermag enig eigen voordeel te zien in het vereenvoudigen van de spelling. | |
[pagina 195]
| |
Elke spellingsvereenvoudiging doet het aantal woorden met dubbele betekenis, toenemen. De taal wordt minder gevarieerd en minder bruikbaar tot het weergeven van variaties. Voor personen met een geringe taalschat en andere eenvoudigen van geest telt dit nadeel natuurlijk niet zo zwaar: wie weinig weet, heeft geen ingewikkeld stelsel van tekens nodig om zijn gedachten op schrift te zetten. Men zal op den duur gaan overwegen ook het aantal letters van het alfabet te verminderen - tussen haakjes: een van de eerste dingen die de Russische communisten met het Russische alfabet hebben gedaan, toen ze de macht hadden veroverd. Koeien hebben genoeg aan drie letters (b.o. e) en schapen kunnen het zelfs met twee af. Al zulke vereenvoudigingen zouden heel democratisch zijn, want alleen een kleine minderheid houdt er gecompliceerde gedachten op na en nog geringer in aantal zijn degenen die hun gedachten wensen uit te drukken zonder telkens dezelfde woorden te gebruiken. Deze elite hoeft zich niets te verbeelden en moet maar zien hoe zij zich redt of verrekt. Als de schoolmeesters zich zo uitsloven de spelling eenvoudiger te maken, moet dat wel veroorzaakt worden doordat ze zelf slecht onderwijs hebben genoten en de spelling niet kennen die ze onderwijzen moeten. En dat is de oorzaak dan ook. Het kindertal in Nederland groeide, het aantal onderwijzers moest dus ook groter worden, men werd minder kieskeurig en de schoolmeesters die niet voor hun taak berekend zijn, raken langzaam maar zeker in de meerderheid. Overbevolking is de oorzaak van ook deze verwording. | |
4.Spellingsveranderingen hebben betrekking op de finesses van een spelling. Deze finesses berusten zo goed als geheel op willekeur, omdat ze nu eenmaal nergens anders op kunnen berusten. Alle wetenschappelijke beschouwingen over de spelling ontsporen in schijnargumenten en drogredenen, zodra ze niet meer alleen beschrijven hoe een spelling zus of zo geworden is, maar bovendien iets bewijzen willen. Hetzij dat de spelling veranderd zal moeten worden, dan wel dat zij zal moeten blijven zoals zij is (niets moet: de vissen schrijven noch praten en zijn ook gelukkig). Wanneer de een met historisch en taalkundig materiaal heeft aangetoond hoe een spelling is ontstaan, gebruikt een ander hetzelfde materiaal om te ‘bewijzen’ dat de spelling niet veranderen mag. Onzin natuurlijk: Columbus bereikte Amerika in een zeilschip; dit bewijst niet dat het onmogelijk is er te komen per vliegtuig. Nog bonter maken het de hervormers. Zij voorspellen wijzigingen ten goede in het taalgebruik, jazelfs in het hele maatschappelijke bestel, als hun hervormingen maar worden aanvaard. Het blijft voorspellen, kristal kijken, de kaart leggen, dobbelen, gissen en meestal alleen maar liegen en propaganda maken. Het feit dat de vier of vijf spellingveranderingen die Nederland achter de rug heeft geen enkele waarneembare uitwerking hebben gehad, behalve dat men anders is gaan spellen, bewijst - het spijt me - op zichzelf ook niemendal. We weten alleen dat het geld gekost heeft en dat nieuwe spellingwijzigingen nog meer geld zullen kosten, veel meer. Verspilling is een woord waarvan ook de scherpste extremisten de spelling voorlopig niet zullen veranderen. | |
5.Het hele debat kan, afgezien van de financiële kanten die aan de kwestie zitten, niet een rationeel debat worden genoemd en zal dat grotendeels ook nooit kunnen worden. Iedereen zou moeten kunnen begrijpen waarom: alledaagse taal is geen rationeel systeem, zoals de algebra of de symbolische logica. Een rationele spelling die ontworpen was (of zou moeten zijn) om het alledaagse spraakgebruik te dienen, is daarom ondenkbaar. Zoals de uitspraak van de woorden niet onbetwistbaar vastgelegd is (en als een commissie besluiten zou dat te doen, zou zo'n standaarduitspraak toch niet spontaan door alle Nederlandssprekenden worden gevolgd), zo kan een spelling ook door niemand spontaan aanvaard worden, maar de zin van een spelling is nu eenmaal niet door iedereen te worden bemind, maar het is een- | |
[pagina 196]
| |
heid te scheppen waar de natuur geen eenheid geschapen heeft. Hoe misdadig, elitair, autoritair en kunstmatig deze eenheid ook moge zijn, eenheid biedt praktische voordelen en daarom alleen gaat het. Een natuurlijke spelling bestaat niet. Het is een dwaling dat ergens in de taal een natuurlijke spelling verborgen zou liggen, zoals het Periodiek Systeem der Elementen verborgen lag in de totaliteit van de elementen waaruit de materie samengesteld is - en zelfs hier kan op wetenschapsfilosofische gronden worden betwijfeld of het wel zo mag worden uitgedrukt. Het enige wat niemand hoeft te betwijfelen is dat de praktische voordelen van een eenheidsspelling voor een belangrijk deel teniet gedaan worden als men om de vijftien jaar de spellingvoorschriften verandert. Deel uit te maken van een taalgebied, een cultuur, waar de dollemannen zoveel in te brengen hebben, dat ze erin slagen om de vijftien jaar nieuwe dolle denkbeelden door te drijven, geeft te denken en deze gedachten zijn niet van de vrolijkste aard. Nederlandse schrijvers en geleerden maken deel uit van zo'n taalgebied. Schrijven in Nederland wordt daardoor zoiets als schilderen zou zijn in een land waar alleen de verffabrikanten het voor het zeggen zouden hebben. | |
6.Er lopen ook in Engeland en Frankrijk wel maniakken rond die bij gebrek aan gaven op ander gebied, hun leven veil hebben voor spellingwijziging. Maar in zulke grote taalgebieden krijgen ze weinig kans. (Het gejengel om spellingwijziging is de laatste decennia overigens toegenomen in Frankrijk. Dit hangt samen met de afnemende betekenis van het Frans als wereldtaal.) In een klein landje als het onze hoeft men zich nergens voor te generen. De meerderheid van de Engelsen en de Fransen begrijpt heel goed, dat men door de spelling te wijzigen, miljoenen buitenlanders die de moeite genomen hebben Frans en Engels te leren, van zich zou vervreemden. Miljoenen mensen kunnen geschreven Frans begrijpen, maar gesproken Frans niet verstaan. Men zou dus wel goed gek moeten wezen om het Frans net zo te schrijven als het wordt gesproken. Zonder dat de neiging tot het plegen van nationale zelfmoord allesoverheersend wordt, denkt geen Engelsman, Amerikaan of Fransman erover zijn taal even ontoegankelijk te maken als het Nederlands of het Noors. De spelling van het Frans of het Engels veranderen zou net zo iets zijn als het Louvre en het Brits Museum in brand steken. Bijna niemand koestert plannen van dien aard, uitgezonderd een kunstenaar of twee drie, die nog niet de zekerheid hebben dat hun werken daar ooit tentoongesteld zullen worden. Zodra dat laatste het geval is, maken de pyromane kreten plaats voor het meewarige glimlachen om eigen jeugdige onbezonnenheid. Iets soortgelijks als de spellingrazernij kan worden waargenomen bij onvruchtbare componisten, die, bij gebrek aan inspiratie tot het schrijven van opera's of symfonieën, zich op de gebreken van de heersende muzieknotatie werpen. Ik wil, om ze een plezier te doen, graag aannemen dat er van alles en nog wat aan het bestaande notenschrift ontbreekt en dat klavarskribo gemakkelijker kan worden geleerd. Maar wat dan nog? Wie niet de moeite wil nemen het bestaande tamelijk moeilijke notenschrift te leren, zal ook de moeite wel niet willen nemen zuivere accoorden op de piano aan te slaan (wat immers nog veel moeilijker is) en er is dus voor de muziek niets verloren aan zo iemand. De klavarskribopropagandisten weten dat natuurlijk opperbest, maar het kan ze niets schelen, want ze zijn zakenlieden en ze willen geld verdienen. Er is niets tegen het wekken van ongefundeerde hoop, zolang er geid aan te verdienen valt, nietwaar? | |
7.Ik herinner me niet bij een van de buitenlandse klassieken die ik gelezen heb, ooit een essay of zelfs maar een serie tirades te zijn tegengekomen over spellingkwesties. Onder de Nederlandse klassieken die ik waardeer, schieten me er zonder moeite zo maar twee te binnen: Multatuli en J. Huizinga. Geen toeval. | |
[pagina 197]
| |
Het nu al bijna tweehonderd jaar durende geharrewar over en geknoei aan de spelling van het Nederlands, is een van die karakteristieke nationale kwellingen waar Nederlandse schrijvers onder gebukt gaan. De schrijvers van boeken, natuurlijk, de journalisten veel minder. Spelling is een reeks voorschriften waarmee uit de letters van het alfabet tekens kunnen worden samengesteld om andere tekens, woorden, zichtbaar te maken. Om zoveel mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen van een tekst kennis te nemen, zelfs lang na de dood van de schrijvers, moeten deze voorschriften natuurlijk uniform zijn en niet worden gewijzigd. Toen de spelling van het Latijn werd gewijzigd, ontstonden het Italiaans, het Spaans, het Portugees, het Roemeens, het Frans enzovoort. Het Latijn werd een dode taal. De westerse cultuur zou minstens vijftienhonderd jaar gemodder en stagnatie bespaard gebleven zijn, wanneer het Latijn van Cicero zich nooit als officiële taal had laten verdringen. Voor het gewone volk mag het allemaal zijn gemak en sentimentele betekenis hebben gehad er maar een potje van te maken, maar een Pax Romana die tot de huidige dag zou hebben kunnen voortbestaan, zou veel nutteloos bloedvergieten hebben kunnen voorkomen - de EEG is toch niet tegen te houden geweest. De mensen zijn nu eenmaal enkel door kunstmatigheid tot samenwerking te brengen: van nature worden zij alleen door hun bloeddorst verenigd en wel helemaal niet door de fonetiek. Straks, als het Nederlands geheel geschreven mag worden zoals het wordt gesproken, zal er een burgeroorlog uitbreken tussen de Groningers die de n op het einde van een woord uitspreken en de andere provincies die dat in veel gevallen niet doen. Ah! Eindelijk een goed motief om de Hollanders de keel af te snijd'n. | |
8.Spelling komt pas aan de orde wanneer een taal wordt opgeschreven. Het geschreven woord vertegenwoordigt zowel een klank als een begrip. De Chinese karakters vertegenwoordigen alleen begrippen en daarom is het geschreven Chinees een van de meest universele communicatiemiddelen die er bestaan. Bewoners van China die totaal verschillende en voor elkaar totaal onverstaanbare dialecten spreken, kunnen toch schriftelijk met elkaar verkeren. Maar in Nederland leven we onder de terreur van de papegaaien en het enige wat deze napraters willen is natuurlijk dat het woordbeeld klanken weergeeft, verder niets. Er zijn schrijvers en praters. De praters de baas! Dat is het devies van de spellingvernieuwers. Nooit eerder is er een zo geraffineerd middel bedacht de massa dom te houden. Want het zijn de dictators van de toekomst die de woordmuziek van de grootste domoor zullen orkestreren. Als de spelling tot een soort notenschrift voor woordmuziek is gedegenereerd, kan een kleine elite die niet uit het oog verloren heeft dat het schrift een door niets te evenaren middel is voor het uitdrukken en overzichtelijk opslaan van begrippen, des te gemakkelijker de macht grijpen. Dictatuur van het proletariaat? De praters de baas? Mispoes, verworpenen der aarde! Het zullen als altijd en overal ook dan de pennelikkers en archivarissen van de bestuursorganen zijn die de feitelijke macht bezitten, niet de zwetsers. | |
9.Waarom alleen de spelling veranderen? Waarom de letters niet? X zou ik zeggen, is toch een heel handig, eenvoudig en internationaal gebruikelijk teken om de klank ks weer te geven. Maar nee hoor, iedereen die terzake is voorgelicht schrijft tegenwoordig seksueel en niet meer sexueel. De spellinghervormers willen wat demonstreren. Ze willen laten kijken dat ze beter voorgelicht zijn dan anderen, dat wil zeggen dat ze beter zijn, dat wil zeggen: ze zijn erop uit anderen te pesten. De ij in een woord als ‘achterlijk’ wordt uitgesproken als ù en het is dus niets dan pure pesterij in plaats van ‘achterlijk’ te gaan schrijven ‘achterlik’. Toch werd dit gedaan door de aanhangers van de spelling Kollewijn. Die waren dan ook zonder uitzondering links, droegen manchesterpakken toen rechts dat nog niet deed, staken de rode vlag uit | |
[pagina 198]
| |
toen mevrouw Nixon nog geen rode jurk aantrok om bij Voorzitter Mao te gaan eten en bouwden zelf hun kristalontvanger. (Soms hadden ze eigenlijk alleen maar ruzie met hun moeder en schreven ze hun brieven aan goede vrienden in de destijds officiële spelling van De Vries en Te Winkel.) Dolle onderwijzers vormden toen nog geen machtselite zoals nu en Kollewijns spelling bleef een hobby voor de happy few. Zelden of nooit komt het voor dat iemand goed, lezenswaardig, publiceerbaar Nederlands schrijft en toch de afgrijselijkste spelfouten maakt. Trouwens, wat zou dat dan nog, er bestaan correctors. Waarom dus elke vijftien jaar de spelling veranderen, in de futiele hoop dat iedereen zich dan eindelijk als voetbalverslaggever zal kunnen manifesteren? Wie overmatig veel tijd nodig heeft om correct te leren spellen, zal voor ALLES wat hij leren wil of moet te veel tijd nodig hebben. Dat spreekt toch vanzelf. We moeten niet te veel eisen van zo iemand. Dat is wat we moeten. Niet de spelling veranderen. Minstens de helft van de bevolking leest zelden of nooit iets en schrijft hoogstens twee keer per jaar een briefje, met spelfouten natuurlijk, maar wat hindert dat nu eigenlijk? Waarvoor is de telefoon dan uitgevonden? Het gaat de kranten toch al zo slecht. Het gebrek aan journalisten kan niet groot zijn. Karl Marx heeft niet gezien dat (ook) de telefoon zou weigeren aan de ijzeren wetten van het historisch materialisme te gehoorzamen en daarom doen z'n aanhangers nu nog altijd of er geen telefoon bestaat, wanneer ze schande schande roepen over het slechte spellen van de massa. Maar telefoneren is goedkoper dan het versturen van een brief en het proletariaat heeft dat heus wel in de gaten. Spellingsveranderingen hebben nagenoeg niets te maken met doelmatigheid. Multatuli bij voorbeeld liet de puntjes op de ij weg (wat in de achttiende eeuw ook al gedaan werd en aan het eind van de achttiende eeuw is afgeschaft door Siegenbeek, geloof ik). Multatuli schreef geen ij maar y. Het spaart in elk geval de moeite twee puntjes neer te zetten, wat, in het tijdperk van de kroontjespen, ook nog het risico van vlekken maken met zich meebracht. Het was dus eigenlijk wel praktisch. Maar heeft Multatuli's voorbeeld navolging gevonden? Natuurlijk niet, misschien wel omdat de meeste mensen het ook in andere opzichten niet met hem eens waren. En daar gaat het toch maar om, nietwaar. Een spelling is in Nederland, waar alles theologie wordt, een getuigenis, niet minder. Zo ook roepen de verdedigers van de nieuwste spelling zich tot democraten uit en straks ben je een fascist als je democratie nog met een c schrijft. Pure propaganda, zuivere leugen, ongefundeerde nonsens is het argument van de spellinghervormers, dat door de spelling te veranderen grotere groepen Nederlanders correcter zouden kunnen spellen dan nu. Als we maar geslaagt, gepoogt, verzamelt enzovoorts mogen schrijven, zullen er minder spelfouten worden gemaakt, zeggen de geestdrijvers van de geletterdheid-op-een-koopje. Hun ideale toestand moet dan al in de achttiende eeuw hebben bestaan, want toen schreef men inderdaad verzamelt, gepoogt en geslaagt. Daar keek niemand van op in de aristocratische pruikentijd. | |
10.Het loont de moeite eens een paar van de autoriteiten die een veranderde spelling bepleiten in het oog te vatten. Oskamp kriebelt te veel met die alternatieve bakkebaarden. Dus nemen we professor Paardekoper. Zijn gedrevenheid berust, als ik het goed zie, op een panische angst voor het Frans, waarmee hij in België een wit voetje hoopt te halen. De Belgen, die het Nederlandse idioom niet onder de knie kunnen krijgen, willen zich toch doen gelden en veranderen daarom de spelling maar. Dus moeten we demokrasie schrijven in plaats van democratie en fisiologie in plaats van fysiologie. Men zou ons anders eens voor Franskiljons kunnen houden. Democratie op z'n Frans schrijven willen de Belgen niet, maar dat woord anders dan op z'n Frans uitspreken, daartoe zijn ze niet in staat. Dus moeten we ‘demokrasie’ spellen, met een s in plaats van een t. Spelling berust op afspraken die nagenoeg even willekeurig zijn als de afspraak de afstand tussen | |
[pagina 199]
| |
de twee rails van een spoorbaan 1 m 445 groot te maken. (Let goed op: 1 m 445. Geen 1 m 440. Ook geen 1 m 50, of zelfs maar 1 m 45. Nee, nee: 1 m 445.) Is dat niet krankzinnig en alleen historisch verklaarbaar? Natuurlijk is het dat. Toch hebben, op Rusland en Spanje na, de spoorwegen in alle Europese landen die breedte nu eenmaal. Het zou denkbaar zijn daar eens aan te gaan morrelen. Professor Paardekoper die onze vreemde woorden op z'n Spaans wil spellen en niet meer op z'n Frans, zou het wel fijn vinden als de Fransen ook niet meer zonder overstappen ons land zouden kunnen binnenrijden en als niet alleen onze spelling van de vreemde woorden, maar ook de breedte van onze spoorbanen overeenkomst ging vertonen met die van het achterlijke en geïsoleerde Spanje. Schrijvers die al een oeuvre van enige omvang in de bestaande spelling hebben verspreid, zullen niet blij zijn met de invoering van een nieuwe spelling die, eenmaal ingeburgerd, elk in de vroegere spelling geschreven boek zou doen verouderen. Toch blijken er zelfs een paar literaten rond te lopen die hoera roepen nu er weer eens aan onze spelling dreigt te zullen worden geknoeid. Ik noem Sjaak Firmin Vogelaar en Siebere Polet, weinig gelezen auteurs, die in de veronderstelling leven dat dit komt doordat de spelling te moeilijk is. Ze hebben niet in de gaten dat het hun vervelende doordrammerige volzinnen en hun steriele namaakexperimenten zijn die de lezers op de vlucht jagen. Kollewijn, de grootvader van alle spellingverwoesters schreef ook romans en toneelstukken, o.a., Huiselik(sic) Leed (1895). Hoewel zijn spellingideeën grotendeels gemeengoed zijn geworden, is er toch niemand meer nieuwsgierig naar Kollewijns huiselik (sic) leed, dus aan de spelling kan het niet gelegen hebben. Niettemin denken Fochelaar en Poled dat het door de spelling komt, dat Feugelaar en Boleet nog niet op het boekenplankje van elke boekheiden prijken. Hoop doet leven. Anders waren Vogelaar en Polet al lang ter ziele, weet je wel. Iedere nieuwe spelling brengt de ‘mummificatie’ van het bestaande boekenbezit met zich mee en alles in de nieuwe spelling herschrijven en herdrukken zou miljarden kosten die niemand ervoor over zou hebben, heeft R. Kousbroek betoogd in N.R.C.-Handelsblad. Daar kan aan toegevoegd worden dat deze constatering meteen het democratiseringsargument van de kritische bakkebaarden de kop afslaat. Bibliotheken zullen immers eens te meer instituten worden voor de hoogontwikkelde selecte groepen, die de ongemakken van vier of vijf verschillende spellingen weet te overwinnen, al zal ook zij ervaren dat woordvoorstellingen in een nieuwe spelling zich als een soort schimmel neerleggen over teksten die in een vroegere spelling zijn gedrukt. (Vogelzaad en zijn vrienden weten hier wel raad op: alle bibliotheken in brand steken, wat dacht je?) Alsof Nederlandse literatoren het niet al moeilijk genoeg hebben, zal spellingshervorming sommigen van hen totaal de nek omdraaien. Ik hoor het een uitgever al zeggen: Ja, Harry, als ik je Stenen Bruidsbed van het nog bestaande zetsel zou kunnen herdrukken, zat er nog een driehonderdachtendertigste druk in, maar nu de nieuwe spelling is ingevoerd en ik het boek eerst door Sybren Polet of Chaaq F. Vogeleaars moet laten overschrijven, kan ik daar niet over denken. Harry buigt het hoofd. En velen zullen met hem het hoofd buigen, want de meeste literaire werken in Nederland worden nu eenmaal uitgegeven door kleine uitgevers, die niet zo bijzonder kapitaalkrachtig zijn. En de risico's van literaire uitgevers zijn toch al zo groot. Alleen Jan Wolkers loopt de kans aan dit gevaar te ontsnappen. Hij zit immers bij het miljoenenconcern Elsevier. Elsevier zal de correctiekosten misschien wel aandurven, ook al omdat deze maatschappij aan Jan zo weinig betaalt, dat Jan, blijkens een kleurenfoto buiten op zijn laatste boek, niet eens een broek heeft om zijn communistische plasser in te verstoppen. Dus Jan is niet bang. Jan, argeloze Jan die zelfs geen broek meer te verliezen heeft, Jan is voorstander van de nieuwe spelling. Waarschijnlijk hoopt ook hij op nieuwe lezertjes onder de voormalige analfabeten. Je zou onmoge- | |
[pagina 200]
| |
lijk kunnen begrijpen hoe in dit land ook maar één auteur die de bestaande spelling heeft geleerd, voorstander van spellingsverandering zou kunnen zijn, als je niet de commerciële aspecten van de zaak in het oog vatte. En zoals met alle slechts in deze wereld, die zonder commercie niet bestaanbaar is, zijn het dan ook alleen de commerciële aspecten, die concrete uitkomst kunnen bieden bij het beantwoorden van de vraag hoe het komt dat de spellingsknutselaars steeds weer de kans krijgen de strijd te winnen. (‘Concrete’ heb ik in de vorige zin gebruikt om indruk te maken op marxisten.) Als gezegd: literaire uitgevers zijn, op een enkele uitzondering na, niet groot. Maar groot zijn de uitgevers van schoolboekjes en daarin zit hem het geheim. Zelfs naar de best verkochte romans is geen constante vraag, maar naar schoolboekjes wel, ieder jaar opnieuw en niet alleen een constante vraag, maar zelfs een groeiende vraag. Wat een business! Schoolboekjes, dat is pas zaken doen! Straks kunnen alle schoolboekjes naar de vuilverbranding worden gebracht omdat de spelling ervan niet meer deugt en nieuwe, onmetelijk grote bossen op onze leeggeplunderde wereld, zullen omgekapt moeten worden om het papier te vervaardigen voor de schoolboekjes in de nieuwste spelling. De papierhandel verdient er ook wat aan. Reken maar dat de nieuwe spelling er doorgedrukt wordt, als de schoolboekjeskapitalisten er hun beurs aan kunnen spekken. En dat kunnen ze. Alles bij elkaar zullen de ultralinkse maniakken, zoals gewoonlijk geen andere rol hebben gespeeld, dan de wereld nog treuriger maken dan zij toch al is. Maar dat is precies wat ze willen, want in een gelukkige wereld zou niemand naar ze luisteren. Gruwelijke twisten liggen in het verschiet. Een aantal jaren geleden hebben de vereenvoudigers van de spelling een belangwekkende vereenvoudiging weten door te drukken. Tot dan toe werden alle eigennamen met een hoofdletter aan het begin geschreven. Dit vonden de neospellers veel te autoritair voor de brede gedemocratiseerde massa's van ons volk en zo wisten ze voorgeschreven te krijgen dat de namen van de maanden en de namen van de dagen voortaan met kleine letters zouden beginnen. Is het niet om totaal radeloos te worden, dat, zoals hier blijkt, spellingveranderingen eigenlijk alleen bedoeld zijn voor mensen die nog net slim genoeg zijn om hun eigen naam met een hoofdletter te schrijven, maar in het oog van de spellinghervormers veel te dom om de namen van de maanden en de dagen met hoofdletters te schrijven? Enfin, ze kregen hun zin weer. Ik ken een auteur die tien jaar geprocedeerd heeft met een uitgever, omdat deze uitgever, groot slachter van kippen die gouden eieren leggen, het verdomde de herdrukken van de boeken die de auteur geschreven had, te laten corrigeren volgens de nieuwste voorschriften. Andere auteurs, wier boeken in geen enkele spelling meer herdrukt werden, zetten natuurlijk in hun krantjes dat die auteur een querulant was. Zo duurde het tien jaar voor de rechter hem in het gelijk stelde en hij de herdrukken van zijn boeken tegen vroegtijdige vergrijzing kon beschermen. Straks kan hij opnieuw beginnen, want al zijn de meeste schrijvers tegen spellingwijziging, veel in te brengen hebben ze niet en de herrieschoppers zullen het pleit wel winnen. Schrijvers tellen in Nederland zelfs op hun speciale gebied nauwelijks mee. Het zijn de obscure commissieleden, de complotterende taalkundigen, de schoolmeesters die schoolboekjes schrijven en de uitgevers die rijk worden aan de schoolboekjes, waaraan de nationale creativiteit ondergeschikt gemaakt moet worden. We mogen van geluk spreken dat de Nederlandse Spoorwegen met verlies werken, want anders zou er om de vijftien jaar een verandering in de breedte van de sporen worden aangebracht. Zo verdienen de fabrikanten van dwarsliggers, wissels en rijdend materieel ook nog eens een centje. | |
11.De verdedigers van erkende spellingen hebben helaas dit tegen, dat de rampen die zij voorspellen als de spelling vereenvoudigd dreigt te worden, soms niet uitkomen. Siegenbeek schreef niet blauw maar ‘blaauw’. De Vries en Te Winkel niet ‘zo’ maar ‘zoo’. Wie treurt er nog om? Wie is niet in staat zich te behelpen met blauw en zo? | |
[pagina 201]
| |
In 1934 heeft Huizinga een viertal bezwaren opgesomd tegen de toen aanhangig gemaakte spelling-Marchant. Nu, bijna veertig jaar later, neemt iedereen deze bezwaren voor lief. Het lijkt wel of die mankementen in de parktijk toch niet zo zwaar tellen als de theorie vrezen. Of toch...? Als voorbeeld citeer ik Huizinga's derde bezwaar: ‘Allerkostbaarste taalmiddelen worden roekeloos prijsgegeven. Men zal bij het gebruik van den vorm der zich hebben te richten “naar het beschaafde taalgebruik”. Het beschaafde taalgebruik kent der alleen in staande uitdrukkingen. Met andere woorden der verdwijnt als algemeen gangbare vorm en daarmee wordt ons de gelegenheid om een opeenhoping van van de's naar believen te voorkomen, ontnomen. Gevolg: stijlverslapping.’ (Verzamelde Werken VIII, 547) De beste manier om een voorspelling te controleren, is na te gaan of de voorspelde ramp werkelijk plaatsgegrepen heeft. En jawel hoor, Huizinga repte met zijn derde bezwaar niet van totaal denkbeeldige gevaren! Vijfendertig jaar na Huizinga's profetie zou het de normaalste zaak van de wereld zijn dat een andere hoogleraar schreef: ‘Op deze grondslag, en met inachtneming van de duidelijke tendentie van de ontwikkeling van de subsistence farming en de richting van de commercial farming met de specialisering als een van de meest sprekende exponenten daarvan, wordt voor een verdere onderverdeling van de commercial farming de aard van het marktprodukt het beslissende criterium en zulks te meer aangezien ook de lokaliserende werkzaamheid der natuurlijke factoren daarin tot uitdrukking komt.’ Dit staat te lezen in een in 1969 verschenen werkje De denkwijze van de sociaal-geograaf, bladzijde 73. Acht maal ‘van’ in een en dezelfde volzin, van welke vans er vijf van ‘van de’ deel uitmaken! Maar er is baas boven baas. Bij een andere professor in de sociale geografie lezen we: ‘Bij de keuze van het onderwerp voor het jubileumsymposium van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap werd tevens rekening gehouden met de belangstelling welke men ook van buiten de eigenlijke vakkringen voor deze manifestatie hoopte te wekken. Wat deze inleiding betreft, meenden wij dit tweeledige doel, het bevredigen van de aandacht van zoveel mogelijk ingewijden zowel als leken, op aanvaardbare wijze te dienen als wij ons enerzijds zouden concentreren op problemen in plaats van op het schetsen van bestaande situaties zonder meer en anderzijds op de betekenis welke deze aride gebieden voor de mens hebben en vooral nog kunnen krijgen.’Ga naar voetnoot1. Elf keer achterelkaar ‘van’ bij deze vanaticus. Heb ik het niet voorspeld? roept Huizinga's geest zegevierend uit. Dat heeft hij. Maar probeer nu eens de ‘van de's’ te vervangen door ‘ders’. Wordt het geciteerde proza er ook maar een haartje helderder of beschaafder door? Neen. En dus is het mogelijk niet eens de (in 1934) nieuwe spelling, maar de ariditeit van deze sociaal-geografische denkers, waaraan al dit gevanvan moet worden geweten. Laten we de moed niet verliezen, want dat de spellingvernieuwers opnieuw aan het langste eind zullen trekken, lijkt me onvermijdelijk. Niets is zo gemakkelik(sic) te saboteren als een officiële spelling. Ook de politieagenten kunnen nauwelijks spellen, dus wie doet er wat aan? Het zijn niet eens de domoren die de nieuwe spelling vaste voet zullen doen krijgen, want domoren publiceren niets. Een alom gelezen technisch blad als ‘Elektuur’ schrijft: ‘De oscillator is dan eksakt afgeregeld op 76 kHz. De potmeter kan worden verwijderd en de stereodekoder wordt rechtstreeks op de FM-detektor aangesloten’.Ga naar voetnoot2. Iemand die intelligent genoeg is om dergelijk jargon te beheersen, die er ook nog in slaagt het woord ‘oscillator’ zonder spelfouten te schrijven, waarom zou die moeten struikelen over ‘exact’, ‘decoder’ en ‘detector’? Dat hoeft natuurlijk helemaal niet, maar het is de mode en Elektuur wordt ook in België verkocht. | |
[pagina 202]
| |
12.Toch is er nog een sprankje hoop dat er aan het knoeien met de spelling eens een einde komen zal. Het kan toch werkelijk niet lang meer duren tot men zal begrijpen dat er op de lagere school voornamelijk dingen worden geleerd die bijna niemand meer nodig heeft. Spellen? Ach kom. Kennis van het alfabet (met uitzondering van zulke moeilijke letters als de x), de cijfers van 1-9, zal binnenkort voor haast elke burger voldoende zijn, als micro-dicteerapparaatjes en elektronische zakrekenautomaatjes voor weinig dubbeltjes in elke supermarkt zullen liggen en de belastingen, de huren, kortom alle betalingen via een centraal computersysteem zullen worden afgedaan. In plaats van rekenen, schrijven en lezen, zullen er zulke vakken als duiven houden, sexueel amusement, eenvoudige elektromontage, schilderen, witten en behangen, autoreparatie, haarknippen en de verzorging van het huisdier moeten worden onderwezen. Want dat zijn de dingen die de mensen IN HUN LATER LEVEN WERKELIJK NODIG HEBBEN, en nu al nodig hebben, nu de ambachten verdwijnen en onbetaalbaar worden en het merendeel van de beroepen een steeds verder gespecialiseerde vooropleiding vraagt, die de bedrijven zelf ter hand moeten nemen. Heeft iemand in de gaten dat ook nu al het merendeel van de volwassenen het grootste deel van zijn leven besteedt aan het gebrekkig verrichten van bezigheden die ze in elk geval nooit op school hebben geleerd: autorijden, koken, kleren maken, witten, behangen, een nieuw leertje in de kraan zetten, aan de auto prutsen, in de tuin spitten? Maar dat is de waarheid. Dat de meeste leerlingen de meeste vakken die ze op school leren later nooit meer gebruiken, is al vele jaren bekend, maar gedifferentiëerd onderwijs is niet democratisch. Dus blijft het onderwijs in al die voor het gros van de mensen nutteloze en totaal onvermakelijke wetenswaardigheden, onverwrikbaar gehandhaafd, uit snobisme en uit verachting voor de handenarbeid. Zelfs de ultra-ultra-progressieven zijn nog teveel snob om te erkennen dat iemand die geleerd heeft een auto te repareren, door zijn eigen auto te repareren meer geld bespaart, dan hij kan verdienen door populaire werkjes over Karl Marx te lezen. Het resultaat is dat vijftig procent van de bevolking, dezelfde vijftig procent die moeite met de spelling heeft, nu op een gebrekkige manier aan zijn auto knoeit en toch ook de populaire werkjes over Karl Marx niet leest. Waarvoor moesten ze lezen en schrijven leren? Wat ze werkelijk nodig hebben, zouden ze heel goed hebben kunnen leren door middel van beeld en geluid. Conclusie: de spellinghervormers, blind voor het feit dat het tijdperk van lezen-en-schrijven-vooriedereen voorbij is, zullen niets anders bewerkstelligen dan het al bestaande byzantinisme bestendigen. Alles wat ze zullen bereiken is een nog grotere vervreemding tussen de massa en de alledaagse werkelijkheid waar de massa in leeft. Zoals men begonnen is de universiteiten te populariseren toen de academische titels begonnen te devalueren en de eerbied voor autoriteiten, dus ook wetenschappelijke autoriteiten in gelijke mate verminderde, zo zal het vereenvoudigen van de spelling (gesteld al dat het tot betere taalbeheersing leidt, waar ik niet op reken) niets doen dan het aantal mismoedigen en teleurgestelden vergroten. ‘Nou kan ik correct spellen en niemand vraagt er meer om...’ Voorstanders van een vereenvoudigde of fonetische spelling houden zich doof voor het argument dat het schrijven zonder fouten misschien iets gemakkelijker wordt, maar het lezen veel moeilijker. (Stel je voor dat de Fransen woorden als vin, vingt, vint, vain, vainc, allemaal precies hetzelfde schreven. Of saint en sein. Of qu'on en con.) Het denkbeeld dat juist het lezen voor grote groepen van de bevolking langer onmisbaar zal blijven dan het schrijven, is nog nimmer in de progressieve breinen opgekomen. Maar zo is het en zo zal het zijn: zelfs voor een beroepsschrijver geldt dat het aantal regels dat hij leest een veelvoud is van het aantal dat hij schrijft (in de middeleeuwen en de oudheid was die verhouding veel kleiner). Voor de niet-specialist die hoogstens twee ansichtkaarten per jaar schrijft, is het schrijven nu al een obsolete bezigheid. En le- | |
[pagina 203]
| |
zen? Als er op de t.v. een gironummer verschijnt, leest de omroepster het nog eens driemaal voor, nu al. Er wordt al rekening mee gehouden dat men op de lagere school niet meer leest. In de maatschappij zal niets veranderen door de nieuwe spelling. Het enige dat veranderen zal (niet omdat meneer Oskamp dat wil, maar omdat de ontwikkeling van de westerse beschaving het met zich mee zal brengen) is dat er in de toekomst niet meer neergekeken zal worden op mensen die gebrekkig spellen, omdat de behoefte aan mensen die het goed doen zodanig zal inkrimpen dat schrijven een superspecialisme zal worden, zoals nu de calligrafie, het boogschieten, kennis van het Latijn en zelfs het Frans. Een beetje leren lezen zal genoeg zijn, correct spellen een overbodige luxe, net zo gek en overbodig als geregeld naar de kapper gaan. Nu al draagt het witteboordenproletariaat geen boord meer, maar een trui. In de vorige eeuw was iemand die geen Latijn en geen Frans kende automatisch gedeklasseerd. Nu niet meer. Met het schrijven zal het net zo gaan en in 80 van de 100 gevallen is het al zo ver. Het lezen gaat er ook aan. De malaise waarin de kranten zijn komen te verkeren sinds de opkomst van de t.v. is nog maar een begin. Wanneer de westerse beschaving zich blijft ontwikkelen zoals nu, zal de behoefte aan lezen en schrijven voor de niet-gespecialiseerde burger inschrompelen tot bijna niets. Ja een t.v.-nieuwsuitzending verschaft minder informatie dan een dagblad, maar van de tien dagbladlezers lezen er negen toch alleen maar de koppen. In de toekomst zal het op schrift stellen van taal weer een speciaal beroep worden, net als in oeroude tijden. Wanneer het een of ander beslist opgeschreven moet worden en men niet volstaan kan met een telefoontje, een telefonisch opgegeven telegram of een geluidsbandje, zal de burger van de toekomst een specialist opbellen, net zoals men zich nu al tot een specialist wendt om zijn belastingbiljet in te vullen. Actieve taalbeheersing in geschrifte wordt binnenkort een keuzevak en alleen de bollebozen die vastbesloten zijn hun leven grotendeels achter een schrijftafel en in bibliotheken te slijten, zullen zich erin oefenen. Het is heel goed denkbaar dat voortaan lezen en schrijven pas op latere leeftijd gedoceerd zal worden aan de enkele liefhebbers die in de wieg gelegd zijn voor de beroepen waarbij die vaardigheden onmisbaar zijn. Voor die knappe koppen kan de spelling gerust zo blijven als zij is. Anderen zullen leren lezen uit liefhebberij, zoals men nu wel ondanks het bestaan van de bromfiets en de motorboot, paardrijden en roeien leert. De vraag naar mensen die lezen en schrijven kunnen zal kleiner en kleiner worden - of zal? Hoe lang is het niet al aan de gang? Maar traditie en snobisme, progressieve heilbrengers voorop, blijven de schijn van het tegendeel ophouden. Kortom: het zal met de spellingshervorming gaan zoals met de Amsterdamse metro: nadat er honderden miljoenen aan weggesmeten zijn, zal men ontdekken dat het nergens nodig voor is geweest. Onderontwikkelde landen, waar nu het grootste deel van de bevolking analfabeet is, zullen binnenkort tot de ontdekking komen dat ze hun onderwijspogingen kunnen staken, omdat ze de culturele fase van de algemene geletterdheid rustig kunnen overslaan. Ze zullen de obsessie dat iedereen moet kunnen lezen en schrijven laten varen. Ze zullen het onderwijs richten op zaken die de mensen werkelijk kunnen gebruiken. De door computers bestuurde organisatie van de toekomst, zal onder analfabeten veel minder weerstand ontmoeten dan in de westerse landen. Maar die bestuursvorm is onweerhoudbaar en zal superieur zijn aan de bestaande vormen van gezag. In de jonge landen zal zij gemakkelijker ingevoerd kunnen worden dan in de oude, met al hun democratische pretenties. Op die manier zullen ten slotte de nu nog onderontwikkelde naties de suprematie in de wereld verkrijgen. |
|