mogelijk, tenzij dan een antwoord dat op niets berust.
Is de nu reeds zo lang bestaande spelling van de werkwoordsvormen moeilijk? Ja. Dit zeg ik op grond van mijn ervaringen als leraar en op grond van mijn ervaringen als lezer van boeken, dagbladen en vooral van brieven (‘ik vindt, vindt je, het gebeurd, het betekend, je vergistte je, toegewijdde, groen-gewaadde Madonna’, enzovoorts). Dus vereenvoudigen?
Hier staan we voor een keuze, die goed beschouwd niets meer met wetenschappelijkheid heeft te maken. Ook niet met deskundigheid, of men deze nu bij zijn geboorte als genade heeft meegekregen dan wel heeft verkregen door zich een ongeluk te denken.
‘Het moet eindelijk uit zijn met dat gemier en gemeier. Ik wil blijven spellen zoals ik het heb geleerd. Zijn we niet gek, om ruzie te maken over letters terwijl op onze jammerlijke aarde de verschrikkelijkste dingen gebeuren? Waar komt het geld, dat er voor allerbelangrijkste zaken nooit is, ineens vandaan voor de enorme hoeveelheid papier waarop we over letters zeuren?’
Voortreffelijk. Maar begin niet over de vernietiging van taal en cultuur. En begin vooral niet over het paart.
‘De spelling van de werkwoordsvormen is voor de meeste kinderen (en volwassenen) te moeilijk. Waarom zouden we iets moeilijk maken of houden als het gemakkelijker kan? Het heeft geen zin iemand iets te leren dat geen zin heeft. Wij willen een spelling waarin zoveel mogelijk mensen zo min mogelijk fouten maken. Dan is het ook afgelopen met de hoogmoed van degenen die op grond van hun feilloos gemanoeuvreer met symbolen voor dentale occlusieven zich verheffen boven hun medemensen die in veel belangrijker opzichten verre hun meerderen kunnen zijn.’
Eveneens voortreffelijk. Maar sla jezelf niet op de zuiver-wetenschappelijke borst. En begin niet over ‘eindelijk echt taalonderwijs’. Als er tijd vrijkomt, moet die maar onder de hoede van recreatie en maatschappelijk werk gesteld worden. Als het veel is, zal het ze wel een slordige cent kosten. En die is er nooit.
Wie gekozen heeft voor vereenvoudiging, is als kiezer nog niet klaar. Hem wacht nog het existentiële probleem: ‘ik word-hij word’ of ‘ik wort-hij wort’? Waarschijnlijk zal hij zich niet door een elementaire weerzin of een elementaire sympatie laten leiden, maar een beetje willen reduceren. De persoonsvorm klinkt na ‘hij’ niet anders dan na ‘ik’. In fonologisch opzicht vertonen beide voorstellen dus een vooruitgang ten opzichte van d-dt. Maar het d-voorstel houdt niet in: alle op een dentale occlusief eindigende werkwoordsvormen eindigen in geschreven vorm op een d. De dt is verdwenen, de wisseling d-t blijft. En deze zal vergissingen ten gevolge hebben, ook al zijn de regels waarop ze berust nog zo logisch. In dit opzicht ziet het t-voorstel er betrouwbaarder uit. Maar het sleept het paard mee. Wordt daardoor het aantal homografen onrustbarend veel groter?
Ik probeer: ‘bad-bat, baad-baat.’ ‘Blat-blaten, statstaten, doot-dote, oot-oote’; dit laatste is een archaïsch devriesentewinkelisme voor ‘ote’ en dit moet ontstaan zijn uit een misselijk misgespeld ‘ood’. Hè?! Nu ben ik weer bezig met de kwestie der onherroepelijkheid. Ik word moe en begin de zaken door elkaar te halen. Opnieuw: ‘bad-bat, baad-baat, bed-bet, bid-bit, bod-bot, bied-biet, boud-bout, laad-laat, pad-pat, paadje-paatje, paardpaart, paardje-paartje,’ Stop. Dit wordt niets. Daar is ei-ij nog heilig bij. Op dit ogenblik beginnen twee zielen, ach, in mijn borst te wonen. Ik gun al mijn landgenoten, van de minister van onderwijs af tot en met het tobbende schoolkind in een overvolle klas zo ontzettend graag zo min mogelijk fouten. Maar al die ten dode opgeschreven spellingdifferentiëringen kijken mij, doorgefourneerde - vóór de vernietiging van onze taal en cultuur ‘doorgefourneerden’ - homografenfoob zo klagelijk aan. Dat d-voorstel bevalt me niet. Ferm zeg ik: ‘Niets of alles.’ Maar de fermeteit verlaat me onmiddellijk daarna. Als ik consequent was, zou ik, zij het dan met nog grotere aarzeling dan bij de ei-ij, moeten zeggen: ‘Zo laten.’ Maar aan die werkwoordsvormen wordt veel meer tijd verprutst. En