[C.G.N.de Vooys]
Natuurlik zou het noodlottig zijn als een spellinghervormer zózeer met de traditie brak, dat alle vroegere geschriften voor de komende geslachten vrijwel onleesbaar werden. Van daar de gematigdheid van Kollewijn's voorstellen. Hij heeft nooit theoreties betoogd dat het woordbeeld als deel van onze woordvoorstelling niet te sterk aangetast moest worden, maar vóór 1892 nam hij - naar hij mij eens vertelde - opzettelik gezichtsproeven met op verschillende wijzen nieuw-gespelde bladzijden. Dat zal wel de reden zijn waarom hij de ei voor ij, de t voor dt niet aandurfde. Op de noodzakelike continuïteit beroepen de vereenvoudigers zich nog steeds, wanneer hun gebrek aan durf verweten wordt, of wanneer radikale hervormers nieuwe schrifttekens willen invoeren.
C.G.N.de Vooys
in De Nieuwe Taalgids (1931)