De Gids. Jaargang 135(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] A. Roland Holst Christus en Jezus Toen elk zwoer bij de Zoon van God, bij Christus, stralend in de wereld als Triumphater, wees mijn lot mij Jezus toe die nergens meetelt waar de macht trouw zoon van een moeder in tranen om haar kind dat bloedt uit spijkers die zijn handen en voeten door wreede sporen overmoed in zijn gehamerd. Christus kreeg Kerken en zerken allerwegen, en Jezus zag het aan en zweeg Hem was daar niets meer aan gelegen, hij dwaalde naar de leege velden waar niemand heen gaat dan alleen wie voor zich uit staart, in zichzelven mompelend naar wat verdween nimmer weerkeert, soms omkijkend en dan weer verder strompelend, moe, geen onderdak, geen bed om eindelijk in uit te slapen of voorgoed in te slapen waar ook een wees is, armlastig en een ergernis voor rijke burgers, daar komt Jezus naast hem lopen en zegt: er is mijn milde moeder nog, wij gaan nu samen naar waar zij woont, haar deur laat zij altijd, ook snachts, aanstaan en zij slaapt maar licht en zeker hoort zij ons aankomen en doet open. Wees niet mismoedig en bedenk: wij moeten altijd blijven hopen Mijn moeder weet het en zij wenkt. Vorige Volgende