De Gids. Jaargang 135
(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
J. Hetterschij
| |
[pagina 46]
| |
gen en greep plagend in haar blonde haar. ‘Houd je van me?’ vroeg ze ernstig. Hij lachte: ‘Wat dacht je?’ ‘Ik dacht van wel.’ Hij omhelsde haar. ‘Wat kan dat meisje goed raden, ai, ai, ai, ai.’ Hij tolde haar de kamer rond. ‘En jij dan, houd jij soms niet van mij?’ ‘Nee’, zei ze en probeerde zijn plagende handen te ontduiken, ‘ik niet, ik houd niet van je, nee, nee, néé.’ ‘Nou, nou, nog harder’, riep hij en greep haar rechterarm om haar niet te laten ontsnappen. ‘Au!’ ‘Terg me dan niet’, zei hij half lachend, half wrevelig om de wervelende onrust, die zij in hem kon oproepen. Na het eten werd de baby bij de buren gebracht en Karin-Else en Jaap reden met de tram naar de stad om naar de avonddienst in de kerk te gaan.
De kerk was vol, zoals altijd op Kerstavond - voor vele mensen de enige keer per jaar, dat ze de weg naar de kerk nog vonden. Jaap luisterde ontspannen naar de oude, heel bekende woorden, uitgesproken door de rustige stem van de bejaarde predikant. Jaap was gewend regelmatig naar de kerk te gaan en Karin-Else had zich woordenloos geschikt, ze ging haast altijd mee. Een kerkelijk huwelijk had zij niet gewild. Na enige moeite was Jaap erachter gekomen, dat zij van huis uit Luthers was, maar dat het haar om het even bleef in welke kerk zij naar Gods woord luisterde. Na afloop van de dienst wachtten ze op Jaaps vader en Annette. Annette en Jaap wisselden een kus. Zij hadden elkaar hun leven lang gekend. Annet, de grote zus van Jaaps schoolvriendje Tom, was jarenlang de vertrouwelinge geweest van de beide jongens. Toen Jaap achttien was stierf zijn moeder na jaren van ziekte en verdriet. De vader was, ellendig in zijn smart om het verlies van de geliefde, naar het buitenland gevlucht. Het was Annette die hem dwong terug te komen ter wille van de eenzame jongen, die voor zijn eindexamen zat. Nadien was er een wonderlijke kameraadschap gebleven tussen het meisje, de jongen en zijn vader. Annet was een flinke jonge vrouw, die wist wat ze wilde. Het duurde vijf jaren voor de vader hetzelfde wilde beseffen. Hij was vijftig toen hij hertrouwde en in de nu verstreken vijf jaar was hij zichtbaar verjongd. Annette en hij vormden een harmonisch paar. De man had twintig lange jaren zijn aanbeden vrouw gekoesterd en verzorgd. Zwak en ziekelijk als ze was, kon ze hem niet meer geven dan het weinige dat ze bood. Op het laatst had vooral de angst hen verteerd, de angst om elkaar, de vrees voor het naderend afscheid. Haar dood had hij als een straf beschouwd, die hij nauwelijks wist te dragen. Liefde voor de jonge Annette was heel langzaam bewust in hem geworden. Aanvankelijk had hij noch die wetenschap noch die liefde zelf aanvaard. Maar er zijn krachten in de mens, sterker dan hij zelf. Op een leeftijd waarop een ander zijn leven wat rustiger inricht, het wat kalmer aan gaat doen, was hij van ontembare energie. Zijn traag kabbelend bestaan, gelouterd in ziekte en verdriet, had zich aan zichzelf ontworsteld in een bij deze man voor onmogelijk gehouden passie. Met jeugdig élan beminde en omringde hij zijn vrouw, die voor hem in de kracht van haar leven als een niet aflatende energiebron was.
Met z'n vieren reden ze naar huis in het Fiatje van de vader. Nadat ze de baby opgehaald hadden maakten Annet en vader het zich gemakke- | |
[pagina 47]
| |
lijk rond de kerstboom. Karin-Else voedde intussen de baby en Jaap zorgde voor een drankje. Niet lang daarna dekte Karin de tafel voor wat zij noemde ‘ene lichte soupeetje’. Annet, die haar even hielp, begon te lachen toen zij zag, dat Karin-Else voor vijf personen dekte. ‘Wil je baby ook aan tafel zetten?’ Helder als glas, maar zonder uitdrukking, was de blik van de jonge vrouw in de ogen van Annette. ‘Dat wil een oud gebruik in mijn land. Na de dienst op Kerstavond dek je een plaats meer aan tafel voor een onverwachte gast, die juist dan zou kunnen komen.’ Jaap en zijn vader lachten toegeeflijk en Annet vond het een aardig gebruik. Tijdens het soupeetje maakte Karin-Else een afwezige indruk. Zij staarde minutenlang naar de lege plaats aan tafel. Jaap keek haar bevreemd aan. Het leek hem haast toe, dat ze inderdaad iemand verwachtte. Ook naderhand was Karin-Else erg stil. Het viel Annette en de vader op en ze begrepen dat er vele herinneringen waren, die Karin-Else misschien niet met hen kon of wilde delen. Ze namen niet te laat afscheid. Op verzoek van zijn vrouw ging Jaap vast naar bed, terwijl zij de baby nog verzorgde. De volgende ochtend wachtte hem geen vrouw - noch in bed, noch aan het ontbijt. Ze had geen koffer, geen kleren, niets meegenomen, zelfs geen geld. Een briefje liet ze niet achter, wel de baby, het pand van een te kort geluk. Jaap zat in de kamer - urenlang. Annet en vader vonden hem daar, maar de vrouw vonden ze niet. Ook de politie zocht tevergeefs. - Het kind - met ogen als stralende sterren, kreeg bij Annet een veilig tehuis. In haar hart en armen was ook plaats voor de eenzame Jaap. De vader trok zich daarop bevreemd van hen terug en werd een oud man ver voor zijn tijd. |
|