De Gids. Jaargang 134
(1971)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 489]
| |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt
| |
[pagina 490]
| |
principe dat de mens van nature goed is, en door nieuwe denkbeelden van rationale humaniteit. Naast deze op algemeen sociaal terrein gelegen arbeid, moeten ook genoemd worden de ‘oeconomische bemoeiingen’ der Maatschappij, die een niet onbelangrijke betekenis hebben gehad voor de verbetering van de materiële positie van de lagere standen.Ga naar eindnoot7. Ondanks het feit dat het Nut, hetwelk vele patriotten onder zijn aanhang telde, al spoedig na zijn ontstaan in botsing kwam met de prinsgezinde overheid, slaagde het er toch in zich binnen korte tijd over geheel het land te verspreiden mede dank zij de gekozen vorm van gedecentraliseerde organisatie in plaatselijke of regionale afdelingen, de zogenaamde departementen. Het werd spoedig een lichaam van betekenis. Dit succes werd onder andere in de hand gewerkt doordat het Nut, sterk geïnspireerd door de ideeën der Verlichting, onderlinge verdraagzaamheid propageerde en in een ondogmatische geest werkzaam was. De richting op godsdienstig gebied was neutraal-rationalistisch, aansluitend op een toentertijd zeer verbreide levenshouding, die koerste op het kompas der ratio en een ‘redelijk’ christendom voorstond dat boven alle dogmatische geschilpunten zou staan.Ga naar eindnoot8. Het Nut vond ten gevolge hiervan zijn sympathisanten in wijde kring. Met name dissenters en ook katholieken werden tot het lidmaatschap van deze vereniging aangetrokken door de ruimte van opzet, de tolerante houding en de liberale denkwijze.Ga naar eindnoot9.
Een van de figuren van het eerste uur in de kringen van het Nut was Bernardus Bosch. Deze vrijzinnige en tegenover andersdenkenden zeer tolerante dominee uit de Hervormde Kerk behoorde tot de kleine kring van personen die zich in 1784 zeer had ingezet om het nieuwe genootschap van de grond te helpen.Ga naar eindnoot10. Hoewel hij aanvankelijk, naar hij later erkende, weinig vertrouwen had in de gunstige uitslag, lieten hij en zijn Amsterdamse letterkundige vriend G. Brender à Brandis zich toch, na herhaald aandringen door ‘de braave Nieuwenhuyzen’, overhalen hun medewerking aan die onderneming te verlenen. Al vlug waren zij enthousiaste propagandisten voor het Nut en beijverden zich nieuwe leden te winnen. Bosch zag zich reeds spoedig met de taak belast de op de uitgeschreven prijsvragen ingekomen antwoorden mede te beoordelen.Ga naar eindnoot11. In 1785 behoorde hij tot degenen die, gezien de uitbreiding van de Maatschappij, gekozen werden als medebesturende leden, buiten Edam woonachtig.Ga naar eindnoot12. Op de algemene vergadering van 23 augustus in dat jaar hield Bosch voor de Nutsleden een aanspraak in dichtvorm.Ga naar eindnoot13. Na de reorganisatie van de vereniging in 1787 maakte hij deel uit van het hoofdbestuur van het Nut.Ga naar eindnoot14. Toen Bosch in januari 1791 naar Bergen op Zoom verhuisde, achtte hij zich door de grote afstand van Amsterdam niet meer in staat zijn taak in het hoofdbestuur naar behoren te vervullen. Voor elk bestuursberaad een verre reis te moeten ondernemen leek hem een te zware last. Daarom nam hij uit deze functie ontslag, hetgeen het bestuur betreurde als een verlies van ‘een nuttig lid.’Ga naar eindnoot15. Dominee Bosch was een schilderachtig figuur. Wegens zijn felle anti-orangistische pamfletten in de patriottentijd was hij gedwongen geweest zijn standplaats Diemen bij de komst der Pruisen in 1787 te verlaten. In de jaren daarna, toen de reactie hoogtij vierde, gelukte het hem niet - door zijn uitgesproken patriottische opvattingen - een aanstelling als predikant te verwerven, hoewel hij toch de naam had een uitstekend kanselredenaar te zijn. In Diemen en ook in andere gemeenten was de kerk te klein geweest om de grote toeloop van volk dat naar zijn preken kwam luisteren, te bevatten. De leerredenen die Bosch hield, werden gesierd door een bloemrijke zegswijze welke duidelijk geïnspireerd was op de zogenaamde Herveyaanse welsprekendheid. De invloed van de Engelse predikant en geleerde J. Hervey op de kanselstijl is in de achttiende eeuw niet onbelangrijk geweest; velen, ook in het buitenland, volgden toentertijd diens stijlmethode na. Bosch trachtte zijn toehoorders te boeien door in zijn preken en voordrachten het esthetische en pathetische met elkaar te verbinden, hetgeen bij de tijdgenoten zeer in de smaak viel.Ga naar eindnoot16. Aanvankelijk vestigde Bosch zich in Amsterdam, mede omdat hij kort tevoren gekozen was tot | |
[pagina 491]
| |
lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, welke functie hij gedurende vijf jaren bekleedde.Ga naar eindnoot17. Om in zijn levensonderhoud te voorzien begon hij in 1788 samen met zijn vriend M. Nieuwenhuyzen, de secretaris van het hoofdbestuur van het Nut, aan de uitgave van het spectatoriale geschrift De Menschenvriend, welk blad spoedig veel lezers had, vooral in patriottische kring, en tot in 1796 bestond. Tegelijkertijd trad hij op als redacteur van het maandblad De Vaderlandsche Bibliotheek. Inmiddels verhuisde hij in 1788, ‘uit hoofde van zijne aankleeving aan het patriotisme’ uit Amsterdam verbannen, naar het dorpje Durgerdam, waar hij in samenwerking met prof. Y. van Hamelsveld een nieuwe onderneming opzette, namelijk de wekelijkse uitgave van het blad De Godsdienstvriend.Ga naar eindnoot18. Deze Utrechtse hoogleraar was in 1787 wegens zijn patriottische overtuiging uit zijn functie ontslagen en had, vervallen verklaard van zijn burgerrechten, Utrecht moeten verlaten. Toen hij zich in Amsterdam wilde vestigen, werd hem ook daar een woonverbod opgelegd, waarna hij in Durgerdam een gastvrijer toevluchtsoord vond.Ga naar eindnoot19. Geen wonder dat hij en Bosch, twee zwaar beproefde patriotten, als verwante zielen spoedig contact met elkaar hadden.
In 1789 woonde de rusteloze Bosch weer elders, nu te Buiksloot, omdat hij vandaaruit gemakkelijker de hoofdbestuursvergaderingen van het Nut kon bijwonen en tevens omdat hij in verband met zijn omvangrijke publicistische arbeid de drukproeven uit Amsterdam hier vlotter kon ontvangen en retourneren. In dit rustieke plaatsje uitte zijn scheppingsdrang zich wederom in het aanvangen met een nieuw blad onder de naam van De Leerzame Praatal, waarvan het eerste nummer begin 1790 te Amsterdam uitkwam. In zijn autobiografie constateert hij: ‘Ik was nu schrijver van drie weekbladen’, voor welke hij keer op keer de kopij moest verzorgen.Ga naar eindnoot20. Toen vond Bosch, onvermoeibaar, als hij was, in deze druk bezette jaren nog tijd voor de oprichting in 1789 van een departement Waterland van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De geboorte van de nieuwe afdeling vond plaats op 25 maart van genoemd jaar.Ga naar eindnoot21. Helaas is van het oud-archief van dit departement vrijwel niets bewaard gebleven. Het kasboek uit de begintijd is er nog we. Uit de inhoud daarvan valt op te maken dat Bosch hier de functie vervulde van voorzitter.Ga naar eindnoot22. Verscheidene mensen in de tot de departementale regio behorende dorpen bracht Bosch tot lezen en leergierig onderzoek. Zijn activiteit in deze kring was slechts van beperkte duur wegens zijn vertrek in juli 1790 naar het Zeeuwse dorp Poortvliet, waar hij tot predikant was beroepen. De verdiensten van Bosch voor Waterland werden duidelijk erkend, zodat hem ‘een gevoelig afscheid’ ten deel viel. Kort nadat de bevestiging in zijn nieuwe ambt zou plaatsvinden, kwam echter het bericht van Gecomitteerde Raden van het gewest Zeeland, dat hem geen approbatie werd verleend. Dit verbod vond zijn grond in het auteurschap van Bosch van het patriottisch dichtstuk Eigenbaat, dat begin 1785 verschenen was en waarin hij de op eigen profijt gerichte handelwijze van het regentendom in ons land fel gehekeld had. Bij resolutie van 20 december 1790 deden de Staten van Zeeland er nog een schepje bovenop door betreffende Bosch te verklaren, dat zijn ‘manier van denken en handelen, en in 't bijzonder zijn personeel character’, voldoende motieven opleverden om te concluderen dat hij ‘tot den predikdienst binnen de provincie van Zeeland niet geschikt was.Ga naar eindnoot23. Deze argumentatie moet misschien verklaard worden uit het feit dat de levendige en beeldrijke wijze van prediken door de temperamentvolle Bosch sterk afweek van de veelal dorre preektrant, die velen als de enige orthodoxe manier van geloofsverkondiging beschouwden. Ook in ander opzicht viel Bosch uit de toon; zo stuitte de benoeming van hem tot predikant te Hoorn naar eigen zeggen af op de overweging van een aantal ouderlingen dat hij ‘te vrolijk van uitzigt was.’Ga naar eindnoot24. In januari 1791 vertrok Bosch met vrouw en zoon naar Bergen op Zoom, waar hij spoedig een huis kon huren. Dat hij nu juist hierheen verhuisde, is wellicht te verklaren uit de omstandigheid dat hij reeds eerder, namelijk in 1790, relaties had aangeknoopt met drukkerij Van Riemsdijk en Van Bronkhorst in verband met het drukken en uitge- | |
[pagina 492]
| |
ven van een brochure, getiteld Kerkelijke en politicqe stukken over het beroep van Bernardus Bosch te Poortvliet. Het contact dat gelegd was, bleek beide partijen te voldoen, zodat Bosch bij de keuze van Bergen op Zoom als nieuwe woonplaats zich waarschijnlijk heeft laten leiden door de overweging via genoemde drukkersfirma publikaties op de boekenmarkt te kunnen brengen. Als ambteloos burger vond Bosch in Bergen op Zoom gedurende enkele jaren rust. Door letterkundige arbeid voorzag hij ook hier in zijn levensonderhoud. Zo zette hij zich onder andere aan de voorbereiding van een ‘nieuwe keurig uitgevoerde en zeer goedkope uitgaaf’ van Alle de werken van Joost van Vondel in een grote serie van vijftien à zestien delen tegen een verkoopprijs van f 1,70 per stuk. De drijfveer bij hem tot deze onderneming was het verlangen de aanschaf van ‘de werken van den vader der Nederlandsche dichtkunde’ ook mogelijk te maken voor degenen die niet over ruime financiële middelen konden beschikken. Eind 1792 verscheen bij de Bergse drukkersfirma Van Riemsdijk en Van Bronkhorst in samenwerking met drukkerij De Leeuw en Krap te Dordrecht het eerste deelGa naar eindnoot25.; begin 1794 kwam het vierde ‘zindelijk en naauwkeurig gedrukt’ van de pers.Ga naar eindnoot26. Het volgende deel liet jaren op zich wachten; na het verschijnen van dit vijfde is de verdere uitgave stop gezet.Ga naar eindnoot27. Een andere letterkundige activiteit in de tijd dat Bosch te Bergen op Zoom vertoefde, was het schrijven van een pedagogisch werkje Gesprekken over de bestemming van den mensch, ten nutte van het algemeen, doch byzonder voor de jeugd. Dit geschrift verscheen bij de hiervoor vermelde Bergse drukkerij voor de prijs van twintig centen. Het bevatte vijf leerzame gesprekken tussen vader en zoon, gevolgd door drie liederen. De auteur had aldus de uitgever ‘tot berijking van zijn oogmerk dit gewigtig onderwerp zo kort, klaar en aangenaam behandeld, dat het boekjen met veel nut door de jeugd kan gebruikt worden.’Ga naar eindnoot28. Een studie van zijn hand, welke in deze jaren eveneens door de firma Van Riemsdijk en Van Bronkhorst uitgegeven werd, droeg de titel Opdragt voor 't uitgelezenste van Lavaters werken.Ga naar eindnoot29. Dominee J.K. Lavater, levend in de tweede helft der achttiende eeuw en derhalve een tijdgenoot van Bosch, was een Zwitsers wijsgerig denker, die vooral bekend is geworden door zijn publikatie Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und Menschenliebe, vier delen (1775-78). Hij was een gevoelsmens, dichterlijk, fantasierijk, weinig rationeel, zeer verdraagzaam en open voor nieuwe denkbeelden. Deze grote figuur moet Bosch, die in karakter en opvattingen dichtbij hem stond, zeer aangesproken hebben.
Bosch wijdde zijn tijd niet alleen aan de vele studies die hij het licht deed zien, maar als echte patriot had hij ook een grote praktische sociale belangstelling. Het moest in de nogal starre Bergse samenleving deze homo novus zijn, die het initiatief nam tot de oprichting van een Nutsdepartement, daarmee trachtend ‘de inwooneren bijzonder nuttig te zijn.’ Voor Bosch, die van zich zelf zeide dat hij als patriot alleen leefde om goed te doen, was dit het tweede departement van welk hij het ontstaan bewerkstelligde.Ga naar eindnoot30. Op 16 juli 1791 vond de oprichtingsvergadering plaats van het departement Bergen op Zoom van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.Ga naar eindnoot31. Hiermee was deze stad de eerste in Staats-Brabant waar een afdeling gevestigd werd.Ga naar eindnoot32. Enkele dagen na de oprichting werd reeds een brief van Martinus Nieuwenhuyzen ontvangen, waarin deze als algemeen secretaris van het hoofdbestuur der Maatschappij zijn gelukwensen overbracht. In dit schrijven van 21 juli verzocht Nieuwenhuyzen speciaal zijn bijzondere complimenten over te brengen aan zijn vriend Bosch.Ga naar eindnoot33. B. Bosch kon over het succes van het door hem gelanceerde plan, een aantal mensen samen te brengen in een op speciaalpedagogische arbeid gerichte vereniging, tevreden zijn; tijdens de oprichtingsvergadering traden tweeëntwintig personen als lid toe. Dezen voelden zich aangetrokken door ‘het heerlijk doel der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’, waaronder zij verstonden het doen van ‘menschlievende pogingen tot voortplanting van kennis, waarheid en deugd.’Ga naar eindnoot34. Tot voorzitter van het departementsbestuur werd Bosch | |
[pagina 493]
| |
gekozen. In de vergadering van 6 september 1791 hield deze ‘ter inwijding van het Bergenopzoomsche Departement’ een plechtige redevoering, getiteld Onze verplichting om tot nut van 't algemeen te werken.Ga naar eindnoot35. Hij ving zijn voordracht aan met te stellen, dat ‘een volk te verlichten, te verbeteren en daardoor deszelfs waar geluk te bevorderen voorzeker onze edelste bezigheid op deze benedenwereld is.’Ga naar eindnoot36. Als poëtischvoelend mens, - talloos zijn de verzen die hij geschreven heeft: men zie slechts de drie bundels Gedichten die hij op het eind van zijn leven deed verschijnen -Ga naar eindnoot37. had de auteur het niet kunnen nalaten zijn speech grotendeels in dichtvorm op te zetten. In enkele honderden versregels van een gezwollen stijl hield hij de toegetreden leden voor:
Die schoone Maatschappij, vereenigd van Bataven,
Nam ons - nam Bergenaars tot haare leden aan.
Zo moogt ge u in den kring van Neêrlands Braaven vinden,
Zo hebt ge u aan de deugd tot 's naasten nut verpand,
Zo treft ge uw wordingsdoel, zo zijt gij menschenvrinden.
Het resultaat, dat Bosch van de door het departement te ontplooien activiteiten en van het individueel streven ‘rustig en lustig voor Neêrlands heil te werken’ verwachtte, verwoordde hij in de volgende twee versregels:
Zo doet gij kunst, fabriek en koopmanschap herbloeien,
Zo zorgt gij voor het heil van uw natuurgenoot.Ga naar eindnoot38.
Deze voordracht werd in 1791 te Bergen op Zoom uitgegeven door de reeds meerdere malen genoemde drukkerij Van Riemsdijk. De belangstelling voor dit geschrift was groter dan verwacht was, zodat nog in hetzelfde jaar een tweede druk verscheen. Hoewel Bosch slechts gedurende een jaar als voorzitter van het bestuur is opgetreden en reeds in oktober 1792 het departement Bergen op Zoom verliet wegens vertrek naar ZaandamGa naar eindnoot39., zijn toch het enthousiasme en de ijver van deze visionaire persoon van groot belang geweest voor het tot levensvatbaarheid brengen van de jonge vereniging. Bosch nam van het departement afscheid met het voordragen van een door hem voor deze gelegenheid gemaakt gedicht, dat ter blijvende herinnering door de firma Van Riemsdijk en Van Bronkhorst, met welke hij zoveel relaties had onderhouden, in druk werd uitgegeven. In dit VaarwelGa naar eindnoot40. schetste hij, hoe hij ‘na wreeden tegenspoed’ in Bergen op Zoom rust had gezocht en hoe hij gepoogd had ‘hier lust en vlijt te wekken.’ Hij spoorde de leden aan van het departemant ‘een leerschool voor de deugd’ te maken en gaf als parool mee: ‘Beschermt de onnoozele jeugd, geeft zwoegende armoe brood; doet nijvre vlijt met lauweren pronken.’ Wanneer iedereen zich inspande een actief lid te zijn ‘aan 't gemeen belang verknocht’, dan zou naar zijn mening het ijveren van het genootschap goede vruchten voortbrengen en zou het ideaal bereikt worden, dat ‘de volksverlichting gloort tot in de rietenhut en 't woest vooroordeel zwicht voor 't uitgebreidste nut.’
Uit het hiervoor genoemd dichtstuk valt op te maken, dat er bepaalde moeilijkheden geweest zijn die tot het vertrek van Bosch aanleiding hebben gegeven. Regels als: ‘een hart dat helschen laster tart’ en verder: ‘terwijl de valschheid in wraakzuchtige oogen gluipt’ wijzen erop, dat ‘het venijn der lasterzucht’ een voor hem onhoudbaar effect heeft gehad. Aangezien in de notulen van de departementsvergaderingen nergens iets te vinden is dat op spanningen omtrent zijn persoon wijst, moet de oorzaak buiten de kring van het Nut gezocht worden. De kwestie die Bosch in opspraak heeft gebracht, was waarschijnlijk de meer dan platonische verhouding welke tussen hem en juffrouw Petronella Moens bestond. Deze begaafde vrouw, die ten gevolge van een ziekte reeds vanaf haar vierde levensjaar blind was, had zich ondanks die handicap toch op letterkundige arbeid toegelegd en verwierf daarmee een grote bekendheid. Zij was met de denkwereld van de inspirators van het Nut geheel vertrouwd, aangezien haar vader Petrus Moens, predikant van de | |
[pagina 494]
| |
Nederduits Gereformeerde Kerk in het Zeeuws-Vlaamse stadje Aardenburg, veelvuldig contact had gehad met zijn ter plaatse tot 1771 werkzame doopsgezinde ambtgenoot Jan Nieuwenhuyzen en naar het schijnt zijn collega inspireerde tot het stichten van de later verwezenlijkte Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Een andere contactlijn was die via Nieuwenhuyzens zoon Martinus, de latere algemene secretaris van het Nut, die in genoemde Zeeuwse gemeente haar schoolmakker was geweest. Opgegroeid in een milieu waar het nieuwe genootschap zijn incubatietijd vond, is het verre van bevreemdend Petronella Moens zich na verloop van tijd te zien ontwikkelen tot een vurig sympathisante met de doelstellingen van het Nut. Buiten Bosch had zij eveneens veel contact met de Bergse dichteres Adriana van Overstraten, met wie zij bij diverse publikaties samenwerkte.Ga naar eindnoot41. De toen dertig jaar oude blinde dichteres Petronella Moens, later erelid van het Bergse departemantGa naar eindnoot42. verbleef destijds samen met haar zuster Maria ten huize van de schrijver-dichter Bosch. Tussen beide poëtische zielen die de patriottische gedachte geheel waren toegedaan, had zich een diepgaand literair-artistiek contact ontwikkeld. Dat komt onder andere hierin tot uitting, dat de eerste zijn Vondeluitgave opdroeg ‘aan Neerlands grootste dichteres mejongvrouwe Petronella Moens’Ga naar eindnoot43. en dat zij aan het slot van een publikatie ‘van mijn besten vriend Bernardus Bosch, die glory der Bataaven’, een gedicht van haar hand liet toevoegen.Ga naar eindnoot44. De zielsverwantschap tussen deze twee mensen blijkt duidelijk bij het door hen samen schrijven van de teksten voor een aantal liederen op bekende melodieën, uitgegeven als zangbundel Liederen voor het vaderland, en vervolgens in de gezamenlijke uitgave van twee dichtstukken onder de titel De nieuwe constitutie van Frankrijk, welke publikaties in 1792 verschenen.Ga naar eindnoot45. In eerstgenoemd werk, dat door de beide auteurs ‘onzen landgenooten ter stichting en vermaak wordt aangeboden’ en dat later in de negentiende eeuw misprijzend is afgekeurd als een ‘ultravrijheidsgezinds’ produkt,Ga naar eindnoot46. treft men enkele liefdesliederen aan, waarin zich een zekere Vrijhart richt tot zijn beminde. Aangezien deze naam, naar wij uit andere bron weten, een pseudoniem blijkt te zijn voor Bernardus BoschGa naar eindnoot47., rijst de gedachte, dat de hier bezongen ‘hart- en zielsvriendin’ en het minnen door Vrijhart van zijn ‘vaderlandsch meisjen’ juffrouw Moens betreft. Dit vermoeden wordt nog versterkt door het feit dat haar vader in juli 1792 verwoede pogingen in het werk stelde om zijn twee ongehuwde dochters weer onder het ouderlijk gezag te brengen en terug te doen keren naar Aardenburg. Ook de recalcitrante houding van Bosch, die zelfs weigerde een bemiddelaar, gezonden door de stedelijke magistraat, in zijn huis te ontvangen en met de dames Moens te laten spreken, geeft te denken.Ga naar eindnoot48. De roddelpraatjes welke in Bergen op Zoom de ronde deden, en het nogal onverwachte vertrek van de betrokken persoon zijn eveneens indicaties voor het bestaan hebben van een pijnlijke affaire. Bij zijn afscheid werd Bosch het erelidmaatschap van het departement aangeboden en schonk hij op zijn beurt een portret van zichzelf. Besloten werd dit te laten inlijsten en op te hangen in de vergaderzaal ‘ten gedenke aan de oprichter van dit departement.’Ga naar eindnoot49. Petronella Moens maakte op hem een lofdicht; in schone letters werd dit dichtstuk op papier gezet en ter veelvuldige herinnering aan deze man onder aan het portret bevestigd.Ga naar eindnoot50. Aan het zeer bewogen leven van Bosch kwam met zijn vertrek uit Bergen op Zoom geen einde.
Zoals reeds gesteld vertrok Bosch in oktober 1792 naar Zaandam, waar hij zich al spoedig liet horen. In februari 1793 kwam in de kring van het departement Zaandam van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen het voorstel aan de orde Bernardus Bosch als lid aan te nemen.Ga naar eindnoot51. In een vergadering van enkele maanden later bleek hij al geheel ingevoerd te zijn en las hij een gedicht voor over de schepping van het heelal, terwijl hij enige tijd daarna de aanwezigen vergastte op een poëtisch verhaal ‘van eene wandeling des Dichters met eenen Maanbewooner.’Ga naar eindnoot52. Spoedig representeerde Bosch deze vereniging ook naar buiten. Als afgevaardigde van de Zaanse afdeling ging hij meerdere malen naar de algemene vergadering van het Nut te Amsterdam. Als lid van de commissie tot | |
[pagina 495]
| |
verspreiding van door het Nut uitgegeven schoolboekjes slaagde hij erin verscheidene onderwijzers te Zaandam ertoe te brengen deze in aanzienlijke mate op hun scholen te gebruiken.Ga naar eindnoot53. In de bijeenkomst van 8 januari 1794 die Bosch opende met een rede over de plicht tot nut van het algemeen te werken en over de voordelen die daaruit voor de maatschappij in het algemeen en voor ieder lid in het bijzonder voortvloeiden, werd hij gekozen als lid van het bestuur. Voorafgaande aan deze verkiezing had dominee P. Beets een verklaring afgelegd waarin hij wees op het groot aantal Doopsgezinden onder de zittende bestuursleden, hetgeen naar buiten de indruk van eenzijdigheid kon maken. Om de verscheidenheid in godsdienstige denkwijze tot uitdrukking te brengen achtte hij het gewenst iemand van een andere gezindte in het bestuur te kiezen. Met deze argumentatie van Beets, die zelf doopsgezind was, bleek de vergadering geheel in te stemmen, zodat Bosch naar voren kwam.Ga naar eindnoot54. Ook in de nieuwe functie ging hij door met het voordragen van gedichten en het houden van lezingen. In de periode juli-september 1794 en januarimaart 1795 fungeerde hij als voorzitter van het departement Zaandam. In februari 1795 beijverde hij zich om tot oprichting van een leesbibliotheek te komen. Toen in juni van dat jaar bleek dat Bosch naar Amsterdam was verhuisd, achtte men het een ondoenlijke zaak dat hij als ‘directeur’ zou blijven fungeren. Hem werd de vraag voorgelegd hoe hij zich de vervulling van zijn functie voorstelde nu zijn leefsituatie veranderd was. Zijn reactie hierop was, dat hij door zijn vertrek niet anders kon dan bedanken voor het lidmaatschap van het departement.Ga naar eindnoot55. Het departement Zaandam, opgericht 16 december 1789, telde bij de komst van Bosch ruim zestig leden, die beantwoordden aan de reglementaire eis tot de christelijke godsdienst te behoren en vijftien jaar of ouder te zijn. Alle predikanten en pastoors van Oost- en West-Zaandam waren kort na de oprichting van deze afdeling door het bestuur bezocht met het verzoek lid te worden. Een dominee en een pastoor accepteerden ‘gulhartig’ het lidmaatschap, terwijl de overige geestelijken dit nog in beraad hielden maar na korte tijd grotendeels de uitnodiging aanvaardden. Van hen zijn het met name de dominees P. Beets, H. van Gelder, T. de Hoop, F. Hoekstra, J. Martinet Kuiper en later B. Bosch geweest die een niet onbelangrijke rol binnen het departement in zijn beginjaren hebben gespeeld. Het meest opvallende initiatief in het departement destijds was de oprichting van een Franse en Latijnse school, waartoe in februari 1793 de schoolhouder P. Fortuyn uit Heusden werd aangesteld tegen een jaarsalaris van driehonderd gulden en vrij wonen. Dit instituut tevens kostschool werd geheel gefinancierd door het Nutsdepartement. Door ‘het voortreffelijk onderwijs en de verstandige opvoeding’ van de rector was er een grote toevloed van leerlingen.Ga naar eindnoot56.
Vanaf 1795 sedert ‘de gelukkige omwenteling van de tegenwoordige zaaken’ verlegde burger Bosch het accent van zijn activiteiten meer in politieke richting.Ga naar eindnoot57. Zijn eerste stappen op dit gebied lagen nog in het lokale vlak. In de vergadering van de magistraat van West-Zaandam van 31 januari 1795 waartoe Bosch toegang had gevraagd, drong hij er met veel klem op aan, dat de overheidsfunctionarissen die zich tijdens het vroegere bewind hadden verrijkt ten koste van de algemene kas, ter verantwoording zouden worden geroepen.Ga naar eindnoot58. Verder zien wij hem optreden als voorzitter van het college van gecommitteerden uit de kiezersvergadering, toen de burgers van Westzaandam opgeroepen werden een municipaliteit te kiezen. Nadat de verschillende stemprocedures hadden plaatsgevonden, ontsloeg Bosch uit hoofde van zijn functie het zittend plaatselijk bestuur en installeerde daarna ‘in naam van het volk’ de nieuwe municipaliteitsleden.Ga naar eindnoot59. Ook op publicistisch terrein heeft Bosch zich in de periode 1793 tot midden 1795 niet onbetuigd gelaten. Naast de reeds eerder genoemde publikaties valt te wijzen op zijn redacteurschap van De Menschenvriend, welk blad vooral in de nadagen van de oude Republiek veel invloed uitoefende in de kring van de patriottische leesgezelschappen. In januari 1793 nam hij het initiatief tot de oprichting van De Vaderlandsche Praatal, maar verder | |
[pagina 496]
| |
dan één nummer kwam het niet. Een jaar later deed hij De Wereldbeschouwer verschijnen, welk blad tot in 1795 bestond.Ga naar eindnoot60. Na de omwenteling van 1795 openden zich voor de felle patriot Bosch nieuwe mogelijkheden tot activiteit, aangezien hij nu weer een geheel vrij man was die kon deelnemen aan het publieke leven. Het was vooral op het politieke vlak dat hij zich ging bewegen. Amsterdam was daartoe een meer geschikte woonplaats dan Zaandam. Na zich daar eerst met het redigeren van diverse bladen te hebben beziggehouden en zich te hebben laten horen in politieke clubs, kwam hij al spoedig in Den Haag terecht. Hier speelde een belangrijke rol de zogenaamde ‘centrale vergadering’ van figuren die de vruchten van de revolutie op korte termijn wensten te plukken. Ongeduldig geworden door het lange uitblijven van de beslissing tot bijeenroepen van een Nationale Vergadering met constituerende bevoegdheid, vonden afgevaardigden van vele van de nu opnieuw bloeiende democratische burgerclubs en sociëteiten uit de meeste gewesten elkaar in deze centrale vergadering. Door bundeling van krachten wilden zij de oude Staten-Generaal dwingen haast te maken met de eigen liquidatie.Ga naar eindnoot61. Via De Politieke Opmerker, verschijnend in de jaren 1795 en 1796, waarin Bosch veelvuldig publiceerde, oefende hij een grote invloed uit op de politieke meningsvorming binnen de Centrale Vergadering in Den Haag.Ga naar eindnoot62. Een jaar later zien wij dat hij in opdracht van de Haagse sociëteit ‘Voor eenheid en orde’ waarin felle democraten als Bosch een leidende rol speelden, een weekblad De Telegraaph uitgaf.Ga naar eindnoot63. Naast de genoemde publicistische werkzaamheden van Bosch in de eerste periode na de Bataafse omwenteling, was hij tevens werkzaam op het terrein van de actieve politiek. In 1796 werd hij gekozen tot representant van het Bataafse Volk. Als ‘een man, beroemd zo door zijne kundige patriottische schriften en werkzaamheden bij de revolutie als door zijn cordaat en vaderlandsch gedrag in de Nationale Vergadering’, beleefde Bosch in die tijd het hoogtepunt van zijn maatschappelijke carrière.Ga naar eindnoot64. Ook in de tweede Nationale Vergadering sinds 1797 was hij, aangewezen door het kiesdistrict Medemblik, als volksvertegenwoordiger aanwezig. Hij behoorde in dit college van parlementariërs tot de ‘revolutionaire partij’, de zogenaamde unitarissen, die naar Frans model onder andere een strakke bestuurscentralisatie voorstonden en door een staatsgreep in januari 1798 een overwinning behaalden op de tegengesteld gerichte politieke groepering, bekend onder de naam van federalisten. Op 16 gebruari 1798 werd Bosch, die tot de triomferende partij behoorde, zelfs gekozen tot de president van de Constituerende Vergadering. Deze functie vervulde hij slechts gedurende korte tijd. Ingevolge de nieuwe grondwet, de bekende staatsregeling van april 1798, werd de Constituerende Vergadering reeds in mei omgezet in een Vertegenwoordigend Lichaam, bestaande uit twee kamers en belast met de wetgevende macht. Bosch viel de eer te beurt in de Tweede Kamer de voorzittershamer te hanteren.Ga naar eindnoot65. Het landsbestuur bleek echter weinig berekend voor zijn taak, zodat zijn aanzien spoedig volkomen verdwenen was. Om een krachtiger regering aan het bewind te brengen vond onder meer met steun van generaal Daendels op 12 juni een staatsgreep plaats.Ga naar eindnoot66. Bosch behoorde tot degenen die in hechtenis werden genomen, en hij werd tot eind augustus geïnterneerd op Huis ten Bosch.Ga naar eindnoot67.
Na zijn vrijlating, beroofd van functie en salaris, moest hij zich een nieuw bestaan zien op te bouwen. Voortaan leefde hij zonder vaste inkomsten. In samenwerking met een Haagse uitgever begon hij met het doen verschijnen van een Staatscourant. Van dit experimant, dat hem weinig geld opleverde, trok Bosch zich al spoedig terug. ‘Werkeloos en dagelijks armer wordend’ nam hij met beide handen de uitnodiging van enkele boekverkopers aan een nieuw blad De Delfsche Courant te redigeren; ook dit werd een fiasco, aangezien deze courant ‘niet aan den man wilde.’ Met de politieke weekbladen De Burger Politieke Blixem, De Heer Politieke Blixem en De Heer Janus Janus-Zoon, die in de jaren 1800-1802 het licht zagen en welke hij geheel alleen vol schreef, had hij meer succes. Deze bladen vonden veel aftrek; er werd | |
[pagina 497]
| |
met de uitgave hiervan winst gemaakt, zodat Bosch nu weer wat inkomen had.Ga naar eindnoot68. In genoemde politieke geschriften ageerde hij tegen een aantal verschijnselen in de samenleving van die dagen, welke naar zijn mening erop wezen, dat ondanks de revolutie ongewenste toestanden en verhoudingen uit de tijd van voor 1795 geleidelijk aan weer terugkeerden.Ga naar eindnoot69. Het levenseinde van deze fel levende man was bepaald triest. Eenzaam en in armoede stierf hij op zevenenvijftigjarige leeftijd op 22 november 1803 te Scheveningen in een optrekje behorend tot het buitenverblijf ‘Zeldenrust’, waar de heer Van Oosthuyse hem edelmoedig huisvesting had verleend.Ga naar eindnoot70. Het waren de Haagse vrijmetselaars, die hem de laatste eer bewezen en zorgden voor een begrafenis in de Nieuwe Kerk.Ga naar eindnoot71. Hoewel Bernardus Bosch zich op vele manieren in het maatschappelijk leven heeft bewogen en daarbij een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld, vindt men in de geschiedkundige literatuur die betrekking heeft op de twee laatste decennia van de achttiende eeuw en op het begrip van de negentiende eeuw, niets of slechts uitermate weinig over hem. Betreffende deze boeiende figuur tot een eerste proeve van biografie te komen leek ons een zinnige taak. Het hoofdaccent viel daarbij op zijn werk binnen de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het blijft nog een aparte opgave een analyse te geven van zijn denkbeelden ten aanzien van vele onderwerpen, zoals hij die heeft geformuleerd in zijn talloze geschriften. Dit kan slechts in een zeer uitvoerige studie geschieden. Dat zijn rol in de Centrale Vergadering en later in de Nationale Vergadering slechts beperkt behandeld is, vindt zijn verklaring in het feit dat twee auteurs in een ver gevorderd stadium zijn met de voorbereiding van een publikatie over deze onderwerpen. |
|