De Gids. Jaargang 134(1971)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 287] [p. 287] Walter Haesaert Vier gedichten Koudbloedig De mistklok van oktober raakt mijn zoon. Hij wordt bedroefd, het krijt tussen de vingers schrijft een wolk en veel te schuine bomen. Een blad dat valt, vraagt hij, is dat een moord? Ellendig lang duurt het verdriet om regen, koude vloeistof die de stappen veegt. De eeuwen die terloops als sterren sneeuwen zijn eindeloos, en slechts met vuur te breken. Veel verder dan oktober dragen behoedzaam trieste koeien hun uier naar de slachtbank. Ze komen buiten op de rug van duistere profeten, spuwend de resten van hun zijn. Uit het vel snijdt men wellicht nog schoenen, het lillend vlees zegt as, de beenderen gedenk. En uit het bloed perst men de dromen, trage adem, vlek waar niets nog eens opnieuw begint. Langs oktober kruipen de dagen, niet wetend waar naartoe in diepe kuilen, huilend omdat het feestmaal van de zomer niets dan onteerde borden achterlaat. [pagina 288] [p. 288] En de man draagt in een glazen stolp De avond die soms verrassend openbreekt, een vingerafdruk van wat morgen dood kon zijn, knoopt traag de buidel van beweging dicht. De huizen worden lijn, de jacht op licht is open. Tussen onmenselijk oude bomen trippelt verdriet, te vroeg geboren kind dat niet kan spreken, maar dat de dingen zoveel beter ziet: de stem van water, het netvlies van muziek. In het bed van droge veren plegen de geliefden de misdaad, alleen al omdat het zo moet. Het bloed wordt uit water geboren, hurkt neer tussen de struiken van licht en sterft af. En dan spelen de kinderen van oorlog tot oorlog, het laatste verdrag sluiten ze niet. In de tuin van hun lichaam bloeien de rozen erg rood, de vrucht is een schaduw van niets. En de man draagt in een glazen stolp het ongehinderde verdriet, de lieve smaak van rotte vruchten, de zachte geur van dode vissen met hun loden oog. [pagina 289] [p. 289] Doorborend de waarheid In mijn handen ontstaat de eerste phase van een droom, d.i. ontspoorde elementen schikken, oude beenderen verzamelen, of op een autokerkhof losse stukken kopen. En dan de nachtrust geven. Plots gaat het lichaam beven, een zenuw wordt gespannen naar het zogezegde leven. Fluwelen huid spant om de beenderen en koortsig smeekt de motor brandstof. Tot nog toe werd niet gesproken. Het alfabet krijgt nieuwe woorden. Ik lach van droefheid, en ween met stukjes confetti in mijn baard. De ingang naar de zaal met niets dan licht is vrij. Mensen rusten op een lampion, maar tafels met levend geworden glazen zweven dreigend als dolfijnen, doorboren de waarheid grond. Ik vraag de kortste weg naar waar ik ben, mijn lippen klemmen zich opeen en groeien dicht. [pagina 290] [p. 290] Als een brug van ijs en ijzer Het water gaat met wildvreemde sneeuw naar bed, zwemmen voor de vissen wordt anders, op weg naar het sombere huis van de bodem, stotend hun reusachtig hoofd aan ijs, vergeefse kramp van oeroud water. Terwijl de vogels in een cirkel lopen, zoekend het zeer vroege begin, ontmantelen de bomen werkelijk en worden mensen. Vroeg op de dag eten zij zuivere aarde, vermoeden niet dat dit hun moeder is, ademen de droge adem tweedehands en in hun woorden blijft de samenhang volledig zoek. Op het voorziene uur ontstaat het middagmaal, lachend drinkt de man een lang gesprek, en in een hoestbui zegt hij: sneeuw is oud en wit geboren. En 's avonds proeven zij de angst als nietsontziende netels, vinden een bedding met zeer groot verval. Hun duister lichaam ligt gespannen als een brug van ijs en ijzer. Vorige Volgende