De Gids. Jaargang 134
(1971)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
B.V.A. Röling
| |
[pagina 147]
| |
slag van legitimatie van ‘God’ naar ‘het volk’: de fictie ‘vox populi, vox Dei’) ofwel het veranderende van de vernieuwing (bij verandering van de oplossing van de familievete, van ‘macht’ naar ‘recht’: de fictie, dat die partij de waarheid in pacht had, die de meeste eedhelpers kon opbrengen - eedhelpers moesten immers gewapende mannen zijn; wie er de meeste had was ook de machtigste). De vernieuwingen in het recht konden ook vaak tot stand komen door de geleidelijke wijziging van de inhoud van de woorden. De ontwikkeling van de mensenrechten geeft daarvan een goed voorbeeld. Van meet af aan zijn de mensenrechten universeel geformuleerd, als geldend voor ieder mens. Maar in de Magna Charta van 1215 bedoelde men met ‘homo liber’ slechts de ‘Lords temporal and spiritual’. In de ‘Déclaration des droits de l'homme et du citoyen’ van 1789 viel de nadruk op de ‘citoyen’ in de betekenis van de gezeten burger, de ‘man of property’. In West-Europa voltrok zich later de emancipatie van de arbeidersklasse geleidelijk. In Rusland was een revolutie nodig, die in de ‘Verklaring van de rechten van de zwoegende en uitgebuite massa’ beoogde de bezitloze tot zijn recht te brengen. In Europa werden zo de rechten van de mens op verschillende wijze rechten van ‘ieder mens’ - in Europa. Het koloniale stelsel werd daarnaast rustig gehandhaafd. De onschendbare ‘rechten van de mens’ golden-nog niet voor de niet-blanke. Zo kon ook in Amerika de regel gelden ‘All men are born equal’. Maar tot op de dag van vandaag woedt de strijd over de erkenning dat de negers daar ook toe behoren, ook mensen zijn. Het Handvest van de Verenigde Naties ging wel uit van de rasgelijkheid, maar handhaafde voor vijfenveertig procent van de wereldbevolking het koloniale stelsel. In de praktijk van de Verenigde Naties werd dit stelsel geleidelijk afgeschaft, behoudens een paar uitzonderingen. Met de Dekolonisatie-declaratie van 1960, en de verdragen van 1966 heeft de universele erkenning van de mensenrechten ten slotte haar beslag gekregen. De regel ‘ieder het zijne’ - grondformule van de rechtsgedachte - kon uiterlijk dezelfde blijven. Maar haar inhoud veranderde met de eeuwen, doordat het mens-zijn geleidelijk aan ieder mens werd toegekend. Naar gelang ‘ieder’ werkelijk ‘iedereen’ werd, veranderde ook de inhoud van wat ‘het zijne’ genoemd kon worden. Vandaar de verandering van de inhoud van de mensenrechten: naast de politieke vrijheidsrechten en het respect voor het persoonlijke bezit (de gezeten burger was gebaat bij de erkenning van de eigendom als ‘inviolable et sacrée’) kwamen de sociale zekerheidsrechten die pasten bij de bezitloze.
Woorden krijgen hun betekenis in een maatschappelijke context. Zij wisselen daarmee van inhoud. De taal is soepel. Het woordgebruik is vanzelfsprekend ook door ‘de omstandigheden’ bepaald. Het Amerikaans idioom is zonder de bijzondere situatie van het Amerikaanse volk niet te begrijpen. Oscar Wilde zei van de Amerikaanse overdrijving: ‘it is simply an earnest attempt on the part of the language to keep pace with the enormous size of the country’, ‘the fatal influence of geography upon adjectives’.Ga naar eindnoot4. Alexis de Tocqueville gaf een politieke verklaring van de Amerikaanse neiging tot de ‘expressions très larges’, en bracht deze in verband met de democratie. De daarin gangbare veranderingen zouden de behoefte scheppen aan abstracte begrippen, waaronder veel zou kunnen vallen en waaruit veel zou kunnen wegvallen. ‘Un mot abstract est comme une boîte à double fond; on y met les idées que l'on désire, et on les en retire sans que personne le voie.’Ga naar eindnoot5. Tocqueville wijst ook op de volksgewoonte om gebruik te maken van oude bestaande woorden voor nieuwe, opkomende gedachten (II, blz. 93). In dit verband zou men kunnen wijzen op de politieke methode om handelwijzen of instituten waarvan men de algemene afkeuring wenst te bereiken, onder te brengen in een categorie die van elders reeds algemene afkeuring deelachtig is. Na de tweede wereldoorlog werden Duitsers strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld voor het misdrijf tegen de menselijkheid, de ‘crime against humanity’. Een en ander hield verband met de uitroeiing van miljoenen joden. Men had Duitsers | |
[pagina 148]
| |
wel kunnen vervolgen voor de moord op honderdduizend Nederlandse joden: dit wangedrag in Nederland leverde een flagrante schending van het bezettingsrecht op en maakte de daders alreeds des doods schuldig. Maar het oorlogsrecht betreft niet de verhouding van de overheid tot haar eigen onderdanen. Men wilde de Duitsers ook ter verantwoording roepen voor de uitroeiing van de Duitse joden. Vandaar de creatie van het volkenrechtelijk misdrijf tegen de menselijkheid: een in verband met deze origine bijzonder zwaar belast woord, volksmoord in de ergste betekenis die dit woord kan hebben. Het Verdrag van 1948 ging daarvoor de term ‘genocide’ gebruiken. Bij hun pogingen om felle afkeer van ‘apartheid’ uitdrukking te geven en ingang te doen vinden, hebben V.N.-organen de ‘apartheid’ genocide genoemd, onder de noemer van genocide ook de apartheid gebracht. Het is inderdaad een uitbreiding van het oorspronkelijk begrip genocide. Men beoogt ermee een bestaand onwaardeoordeel te enten op een nieuw verschijnsel. De emotionele geladenheid waarmede de woorden ‘misdrijf tegen de menselijkheid’ en ‘genocide’ zijn belast, wordt daardoor overgebracht op een gedragswijze die door velen nog niet zo emotioneel en fel wordt afgekeurd. Apartheid gaat als het ware schuil achter genocide, om er nog gruwelijker uit te zien dan haar werkelijkheid reeds is.
Ook het omgekeerde proces is mogelijk. Het woord kan ook dienen als masker om de weerzinwekkendheid van bepaalde dingen of daden te verhullen. Het is begrijpelijk dat daaraan vooral behoefte wordt gevoeld op het gebied van de wapens. De technische ontwikkeling leidde in onze generatie tot een onvoorstelbare kwantitatieve en kwalitatieve verandering, soms tot een miljoenvoudige vergroting van de vernietigings- en verdelgingskracht. Onder invloed van de democratie en van de industriële ontwikkeling ontstond de totale oorlog, van volk tegen volk, om als absoluut geziene waarden, met de totale inzet van onvoorwaardelijke capitulatie. Hoofse vormen uit de tijd van de ‘beschaafde naties’ gingen daarbij verloren. Het ging niet meer om het spel maar om de knikkers. Te veel stond op het spel om nog onderscheidingen in acht te nemen die vroeger algemeen werden aanvaard. Vandaar een ‘Rücksichtslosigkeit’ in de oorlogvoering van de tweede wereldoorlog, die culmineerde in de bombardering van de Duitse steden (Dresden) en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Op het einde van de tweede wereldoorlog hadden technische en industriële ontwikkeling de middelen aan de hand gedaan om effectief te verwerkelijken wat de Hitler-regering had willen doen maar niet had gekund in de strijd om Londen. De nieuwe wapens sinds 1945 gingen een bijzondere dimensie geven aan de militaire bespiegelingen, die de militaire voorbereiding moesten afstemmen op de jongste praktische ervaring en al die nieuwe theoretische vindingen. In vredestijd werd het denken over mogelijke oorlogvoering een Thinking about the unthinkable, zoals Herman Kahn zijn tweede boek over de atoomwapens noemde (Princeton 1962). Er ontstond de neiging om daarbij een taal te scheppen die dat denken minder stuitend zou maken, die de weerzinwekkendheid zou kunnen maskeren van wat gedacht werd en beraamd. Daarmee kon men twee vliegen vangen in één klap. De militaire strategen zelf werd het leven, en het denken, gemakkelijker gemaakt, want - zo nodig - konden zij voor zichzelf verheimelijken wat zij bezig waren uit te dokteren. Maar vooral de buitenwereld kon door het gekozen spraakgebruik worden verzoend met werkwijzen en doeleinden die minder gemakkelijk zouden worden aanvaard naar mate men duidelijker besefte waarover het ging. Het kwam erop aan een spraakgebruik te creëren dat vooral zou appelleren aan het hoofd maar niet aan het hart. De speciale functie van nieuwe woorden, als in Orwells ‘Newspeak’, ‘was not so much to express meanings as to destroy them’. Het ging erom woorden te kiezen die gebruikt konden worden ‘as nearly as possible independent of consciousness’.Ga naar eindnoot6. Het ging erom of wel de taal zodanig te steriliserenGa naar eindnoot7. dat de begrippen in hun antiseptische verpakking nauwelijks door zouden kunnen dringen tot het gebied van de emoties | |
[pagina 149]
| |
- ofwel woorden te vinden die zo vast verbonden waren met zeer toelaatbare emoties, van mannelijke kracht en eer en moed, dat onder deze vlag de walgelijke lading gemakkelijk kon schuil gaan. Allereerst kan men hier denken aan het tegenwoordig spraakgebruik betreffende het woord ‘strategisch’. Het is een martiaal woord, dat vroeger betrof de kunst van een veldheer om zijn leger zó te manoeuvreren dat hij in staat was de tijd, de plaats en de aard van de ontmoeting met de vijand te bepalen. In de tweede wereldoorlog werd het begrip gebruikt voor het bombarderen van het achterland ter verstoring van de economie van de vijand en om het moreel van de bevolking te breken. Kortom: het werd de aanduiding van ‘bommen op burgers’.Ga naar eindnoot8. Velerlei motivering is mogelijk bij het bombarderen van burgers. Het meest voor de hand liggend is de bedoeling om de wapenindustrie te vernietigen. Sinds de uitslag van de oorlog méér werd bepaald door de ‘bemande wapens’ dan door de ‘bewapende mannen’, is het begrijpelijk dat de arbeiders in de wapenindustrie werden beschouwd als quasi-combattanten. Hun uitschakeling werd van grote militaire betekenis, en de nieuwe kwalificatie lichtte de arbeiders in de wapenindustrie uit de door het ‘jus in bello’ beschermde groep van de buiten het gevecht staande burgerbevolking. Een tweede motivering volgt uit de poging de vrede te handhaven door afschrikking. Sinds de raketten gericht konden zijn op de wapens van de tegenstander, werd een gedeelte van de wapens onkwetsbaar gemaakt, door plaatsing in silo's onder de grond of op onderzeeërs onder water. Deze raketten zouden overblijven, zelfs na een massale aanval, en zij zouden de aanval kunnen beantwoorden met de vernietiging van de bevolkingscentra van de aanvaller. Met deze ‘second strike capability’ van beide supermachten werd de ‘balance of terror’, het evenwicht der verschrikking veilig gesteld, en daarmee gewaarborgd dat men het wel zou laten om de aanval te beginnen. Het gaat hier om een vredeshandhaving door de wederzijdse voorbereiding en bereidheid tot genocide. Het is een vredesverzekering door middel van de democratisering van het gijzelaarschap: de wederzijdse bevolkingen staan borg voor het vredelievend gedrag van hun regeringen. Al met al is het geen hartverheffende wijze van ‘vrede op aarde’. Om een en ander minder stuitend te maken spreekt men de laatste tijd dan ook liever van de ‘balance of prudence’, het ‘Gleichgewicht der Vorsicht’.Ga naar eindnoot9. Deze consequentie van de afschrikkingsgedachte - de uitvoering van de bedreiging - is niet het enige geval waar de afschrikking leidt tot ‘bommen op burgers’. ‘Deterrence’ heeft niet alleen te maken met afschrikking om de oorlog te beginnen, maar speelt ook een rol in de oorlog, als middel om - min of meer homeopathisch - de verheviging, de escalatie van de oorlog te voorkomen. Die verheviging wil men dan voorkomen door zelf tot escalatie over te gaan, zodoende het gemeenschappelijk risico te verhogen, te tonen waartoe men in staat is. Thomas C. Schelling noemt in dit verband de tactische atoomwapens in Europa. Het gebruik van deze wapens, zo schrijft hij, gaat niet zozeer om de ‘battlefield consequences’. ‘It is now a war of nuclear bargaining and demonstration.’Ga naar eindnoot10. Het gaat er niet zozeer om wat ze kunnen presteren op het slagveld. ‘Much more important is what they do to the expectation of general war...’ (blz. 111). Hun functie is een signaalfunctie - en die functie mag niet verloren gaan door andersoortig gebruik, dat tactische voordelen door atoomwapens zou beogen. Zulk gebruik van tactische A-wapens zou het gebruik als communicatiemiddel bemoeilijken. ‘They are noise that may drown the message’ (blz. 112). De signaalfunctie zou kunnen meebrengen dat de A-wapens eerder gebruikt zouden worden dan tactisch noodzakelijk zou zijn. Het gaat over het bewust overschrijden van een drempel, waardoor de tegenstander wordt geconfronteerd met de mogelijkheid van de totale thermonucleaire oorlog. ‘In warfare the dialogue between adversaries is often confined to the restrictive language of action and a dictionary of common perceptions and precedents’ (blz. 141). Vandaar het eventueel gebruik van atoomwapens, ook op burgers. De vernietiging van een middelgrote stad kan een niet mis te verstaan signaal zijn. Naast ‘bommen op burgers’ als gevolg van de gefaalde bedreiging, zijn er de | |
[pagina 150]
| |
‘bommen op burgers’ als signaal, als middel van communicatie, als middel van bedreiging.Ga naar eindnoot11.
Een vierde vorm van strategische oorlogvoering is de aanval op de burgerij, om daardoor de oorlog voor de bevolking zo pijnlijk te maken dat de regering capituleert uit compassie met haar volk, of omdat het moreel van de bevolking gebroken is en vechten daarom niet langer mogelijk is. Schelling acht deze wijze van oorlogvoering typisch voor onze tijd. Zó werden, stelt hij, de atoombommen op de Japanse steden gebruikt. Zij waren ‘weapons of terror and shock’ (blz. 17). De bedoeling was niet de vernietiging van wapenindustrieën, ‘but the pain and the shock and the promise of more’ (blz. 18). Zo was het ook met de bombardementen op Noord-Vietnam, die februari 1965 begonnen. Het ging daar om ‘the direct exercise of the power to hurt’ (blz. 17), om ‘an effort to raise the costs of warfare to North Vietnam and to make them readier to come to terms’ (blz. 170), ‘to inflict plain loss of value on the adversary until he began to behave’ (blz. 171). Dat soort oorlogvoering - dat teruggaat tot de Civil War, waar de oorlog ‘painful beyond endurance’ werd gemaakt - noemt Schelling ‘coercive warfare’. Het is de oorlog tegen de burgerbevolking. ‘In the present era noncombattants appear to be not only deliberate targets but primary targets ... We live in an era of dirty war’ (blz. 27). Dat is de oorlog waarin de overwinning gezocht wordt door de aanval op weerloze vrouwen en kinderen. En dat zit niet gemakkelijk, is niet zo goed te rijmen met de traditionele waarden, die de gruwzaamheid van de oorlog verborgen voor het gemoed: de dapperheid, de opoffering, de trouw en de ridderlijkheid. In de eerste bespiegelingen over de consequenties van ‘het lange-afstandwapen van massale vernietiging’ werd nog onvervaard de onderscheiding ingevoerd van ‘counter force strategy’ en ‘counter city strategy’. Maar dit laatste woord werd na verloop van tijd toch als storend element ervaren. Geleidelijk werd meer en meer gesproken van ‘counter value strategy’: met de nadruk op het aantasten van het moreel van de bevolking kon de bevolking zelf op de achtergrond raken. Generaal Thomas S. Power hield in zijn boek Design for survival een pleidooi voor de grondige bombardering van Noord-Vietnam, hetgeen volgens hem in enige dagen capitulatie zou meebrengen. Air Force Chief of Staff General McConnell sprak bij een dergelijke methode om door bombardementen op de burgerbevolking te dwingen tot capitulatie - hetgeen in duidelijke taal ‘blackmail by bombardment’ zou dienen genoemd te worden - van ‘strategic persuasion’.Ga naar eindnoot12. De oorlog in Vietnam munt uit door verbloemende en versluierende terminologie. Met het staken van de raids op Noord-Vietnam bleef bestaan de ‘reconnaissance’ en de ‘protective reaction’. Hanoi deelde mede dat dit in de maand oktober 1970 had meegebracht het uitwerpen van ongeveer 2000 ‘demolition bombs’ en 85 000 ‘steelpellet bombs’ - laatstgenoemde zijn splinterbommen, waarbij duizenden kleine naaldjes over een vrij grote uitgestrektheid verspreid worden. In het antiseptisch taalgebruik worden zij ‘anti-personnel weapons’ genoemd.Ga naar eindnoot13. Hoe de resultaten van actie tegen burgers uit te drukken? In de berekeningen wordt niet gespecificeerd naar vrouwen en kinderen. De term ‘population response’ kan kleurloos aangeven hoe de uitwerking geweest is of zal zijn. Bij de strategische berekeningen kunnen dan termen als ‘megadeath’ = één miljoen doden, de gegevens lichter verteerbaar maken. Ook bij termen als ‘megadeath’ is, min of meer onbewust, het proces op gang door Orwell voor 1984 geschilderd: ‘It was perceived that in thus abbreviating a name one narrowed and subtly altered its meaning, by cutting out most of the associations that would otherwise cling to it’ (blz. 233).
Het lijkt mij, dat in de bestaande militair-strategische literatuur een woordgebruik is gegroeid dat afgestemd is op het maskeren van waar het om gaat. Zoals het lange-afstandwapen - en dus het verdwijnen van de ‘eye-to-eye relation’ - tot een verschraling van de verhouding leidde, en daarmede het doden vergemakkelijkte, zo bevordert dit woordgebruik een verschraling van de verhouding tussen persoon en begrip, en daarmede een bereidheid om te aanvaarden wat anders ge- | |
[pagina 151]
| |
makkelijk op weerstand zou zijn gestuit. Dáár weet men niet meer wat men doet, hier weet men niet meer wat men denkt. Men kan dit militaire spraakgebruik zien als een wanhopige poging om onmenselijk handelen te kleden in neutrale, aanvaardbare terminologie, of om laaghartigheid van tactieken en strategieën te verbergen onder zakelijk klinkende woorden. ‘Strategic weapons’, ‘counter value strategy’, ‘population response’, ‘strategic or nuclear persuasion’, ‘second strike capability’ - het zijn slechts enkele voorbeelden van semantiek, die dient om het ‘denken over het ondenkbare’ mogelijk te maken, en om officiële praktijk en theorie in stand te houden ondanks nog levende morele en juridische normen. Het woord treedt hier op als masker om het onaanvaardbare aanvaard te krijgen en te houden. |
|