De Gids. Jaargang 134
(1971)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
G. van Benthem van den Bergh
| |
IIElias probeert het lange-termijnperspectief, dat de belangrijkste sociologen van de negentiende eeuw zoals Marx, Comte en Spencer gemeenschappelijk hadden, opnieuw in de hedendaagse sociale wetenschappen centraal te stellen. De sociale wetenschappen moeten het ons mogelijk maken om onszelf beter in de wereld te oriënteren. Om de wereld te kunnen verbeteren, moeten we weten hoe de wereld in feite aan het veranderen is. Diagnose of ‘de omweg via distantie’Ga naar voetnoot1. is nodig voor meer adequate en realistische vormen van therapie. Het hoofdwerk van Elias Ueber den Prozess der Zivilisation: sociogenetische und psychogenetische Untersuchungen is geschreven in de jaren die aan de tweede wereldoorlog vooraf gingen. Waarom richtte hij zijn onderzoek juist in die tijd op wat hij het civilisatieproces heeft genoemd? In zijn voorwoord schreef hij: ‘Die Fragenstellung selbst entspringt allerdings weniger der wissenschaftlichten Tradition im engeren Sinne des Wortes als den Erfahrungen, unter deren Eindruck wir alle leben, den Erfahrungen von der Krise und der Umbildung der bisherigen, abendländischen Zivilisation und | |
[pagina 90]
| |
dem einfachen Bedürfnis zu verstehen, was es eigentlich mit dieser “Zivilisation” auf sich hat.’Ga naar voetnoot2. Zijn opvatting van de relatie tussen sociologisch onderzoek en sociale of politieke actie berust op het inzicht dat die zich over een langere termijn uitstrekkende sociale veranderingsprocessen blind en ongepland verlopen, maar niettemin gestructureerd zijn. Als de sociale wetenschappen zich erop gaan richten te verklaren hoe het mogelijk is dat lange-termijnprocessen een structuur vertonen, ook al zijn ze door niemand gepland, kunnen zij ertoe bijdragen: ‘den blinden Gang der für (Menschen) oft sinnlosen, oft zerstörerischen und Leiden verursachenden Zwangslaüfigkeiten besser unter ihre Kontrolle zu bringen und ihn so zu steuern, das er weniger lebenvergeudend, weniger verlustreich und sinnzerstörend verlaüft’.Ga naar voetnoot3. De lange-termijnontwikkeling van samenlevingen verloopt ongepland en is bovendien omkeerbaar.Ga naar voetnoot4. Maar de ontwikkeling die in West-Europa heeft geleid tot het ontstaan van territoriale dynastische en later nationale staten heeft het mogelijk gemaakt dat er nu een grotere ruimte voor bewuste ‘planning’ bestaat dan ooit tevoren. Regeringen en grote ondernemingen kunnen nu veranderingsprocessen tot op zekere hoogte beheersen. Maar zelfs de regeringen van de machtigste staten van de wereld hebben onvoldoende inzicht in de gevolgen die voortvloeien uit de verwevenheid van hun eigen handelingen met die van andere regeringen. De Amerikaanse interventie in Vietnam geeft daar een duidelijk voorbeeld van. Welke socioloog of bestuurder heeft in het begin van de zestiger jaren ook maar een fractie voorzien van wat er enkele jaren later binnen en buiten Amerika zou gebeuren? De beelden van de sociale werkelijkheid, die groepen van mensen er op na houden, zijn mengelingen van fantasieën en op de werkelijkheid georiënteerde voorstellingen: ‘Die ganze Geschichte ist ja bisher im Grunde ein Friedhof menschlicher Träume. Kurzfristig finden sie oft Erfüllung; langfristig betrachtet enden sie so gut wie immer mit einer Seins- und Sinnentleerung und Zerstörung, eben weil die Ziele und Hoffnungen so stark mit Phantasien durchsetzt sind, dass der tatsächliche Gang der gesellschaftlichen Ereignisse sie mit harten Schlägen, mit einem Realitätsschock nach dem anderen immer von neuem als unreal, als Träume entlarvt.’Ga naar voetnoot5. Dit blinde verloop van veranderingsprocessen wordt onvoldoende onderkend. Omdat de natuurwetenschappen een toenemende beheersing van natuurkrachten hebben mogelijk gemaakt bestaat er een wijdverbreide neiging te denken dat het mogelijk is om dezelfde soort wetenschappelijke ‘rationaliteit’ - onafhankelijk van de staat van sociaal-wetenschappelijke kennis - toe te passen op sociale problemen. Regeringen en bureaucratieën pretenderen tegenwoordig vaak, dat zij een ‘rationeel’ beleid voeren, terwijl dat beleid in feite het resultaat is van door niets gesteunde geloofsovertuigingen, bureaucratische routine en korte termijn compromissen. De meeste beslissingen moeten worden genomen zonder voldoende kennis van de gevolgen ervan. Het is daarom zeer misleidend om bureaucratie een ‘rationele’ vorm van sociale organisatie te noemen, zoals Max Weber dat heeft gedaan. Het gedrag van besluitvormers is inderdaad rationeler geworden, als men het met voorgaande eeuwen vergelijkt. Maar de opde- | |
[pagina 91]
| |
ling van bureaucratieën in sectoren die op een strikte afbakening van bevoegdheden is gebaseerd, hun hiërarchische opbouw met aan de top oligarchieën die zelden buiten hun eigen machtsgebieden durven denken, dat alles geeft de hedendaagse bureaucratieën veel meer het karakter van een ongetoetste ‘traditionele’ organisatievorm dan dat van een ‘rationele’ organisatie, die voortdurend kan worden veranderd in overeenstemming met de eisen die zijn taakvervulling stelt. De taak van de sociale wetenschappen is daarom niet om de bureaucratieën te helpen om hun beheersingsmogelijkheden te vergroten, maar om alle mensen een werkelijkheidsadequater begrip en inzicht in de dynamiek van hun onderlinge afhankelijkheidsrelaties te geven: ‘to explore and make men understand the patterns they form together, the nature and changing configuration of all that binds them to each other’.Ga naar voetnoot6. Dat maakt het noodzakelijk dat de beoefenaar van de sociale wetenschappen voortdurend jacht maakt op mythen en ideologieën.Ga naar voetnoot7. Ook de natuurwetenschappen hebben alleen voortgang kunnen boeken in een voortdurende worsteling met ongetoetste, religieus en traditioneel bepaalde denksystemen, die door machtige groepen in de samenleving als vanzelfsprekend waar werden aangenomen. De sociale wetenschappen zullen zich op soortgelijke wijze moeten losmaken van sociale mythologieën als ze de mens behulpzaam willen zijn bij het ontwikkelen van realistischer maatstaven voor sociaal handelen, zowel binnen als tussen staten. Het bestrijden van sociale mythen en ideologieën is bovendien noodzakelijk binnen de wetenschappen zelf, omdat vaak groepen van specialisten zonder het zich bewust te zijn wetenschappelijke theorieën omzetten in egocentrische geloofssystemen.Ga naar voetnoot8. | |
IIIHoe is Elias ertoe gekomen om dynamische ‘proces’-modellen in plaats van statische ‘systeem’-modellen van samenlevingen te ontwikkelen, zoals de hoofdstroom van de sociale wetenschappen dat in de twintigste eeuw heeft gedaan? Immers, ook met behulp van systeemmodellen zou verandering verklaard kunnen worden. Alleen wordt verandering dan niet gezien als een voortdurend proces, maar als een korte periode, waarin het ene systeem in het andere wordt getransformeerd. Dat beeld van verandering als de drastische onderbreking van de continuïteit van statische sociale systemen (vergelijk de betekenis van het begrip revolutie) wijst Elias af. Hij spreekt niet van systemen, maar van configuraties, die wel een zekere duurzaamheid hebben, maar waarin immanente krachten en conflicten tussen sociale groepen niet tot ‘systeemhandhaving’ leiden maar tot voortdurende verschuivingen van machtsbalansen. Centraal staan daarbij monopoliseringsprocessen van verschillende aard en op verschillende sociale niveaus (bij voorbeeld binnen en tussen staten). Maar zijn theoretische modellen komen niet voort uit enige a priori overtuigingen of uit speculatieve redeneringen, maar uit concrete vragen over specifieke historische veranderingen. Waarom veranderden Europese samenlevingen van de gedecentraliseerde en autarkische feodale eenheden in veel meer gecentraliseerde dynastieke staten, waarin vaak één persoon, de koning of vorst, over grotere machtskansen beschikte dan enige afzonderlijke sociale groep? Waarom veranderden dynastieke staten op hun beurt in nationale staten, waarbinnen de heersende groepen door middel van politieke partijen werden gerecruteerd? Waarom heeft er, aanvankelijk in West-Europa, maar langzamerhand in samenhang met analoge staatsvormings- | |
[pagina 92]
| |
processen ook in andere delen van de wereld, een ‘civilisatie’-proces plaatsgevonden in de richting van steeds toenemende beperkingen van meer spontane uitingen van emoties en behoeften (tafelmanieren, verbergen van lichaamsfuncties, seksuele relaties, onderdrukking van agressie en geweldgebruik)? Wat is het verband tussen staatsvormings- en civilisatieprocessen? Dat zijn de vragen die Elias in zijn hoofdwerk Ueber den Prozess der Zivilisation heeft proberen te beantwoorden. In deel I wordt aan de hand van voorbeelden, die vooral aan etiquetteboekjes zijn ontleend, de loop van het civilisatieproces beschreven. In deel II analyseert Elias het proces van de staatsvorming als een monopoliseringsproces, waarbij de door een koning en later door de staat verworven monopolies op het gebruik van fysiek geweld en het heffen van belastingen centraal staan, maar waarin ook technologische verandering, voortschrijdende arbeidsverdeling, commercialisering en stedenvorming in hun onderlinge samenhang uitvoerig aan de orde komen. Deel II besluit met een schitterende samenvatting: ‘Entwurf zu einer Theorie der Zivilisation’, waarin het verband tussen monopoliserings- en civilisatieprocessen wordt uitgewerkt. Daarin komen onder meer aan de orde de toenemende sociale dwang tot zelfbeheersing; de uitbreiding van de noodzaak van het hebben van een langere-termijnperspectief (dat wil zeggen het afzien van behoeftenbevrediging in het hier en nu: investeren, sparen, scholing); het verminderen van de sociale tegenstellingen; de omvorming van de onafhankelijke krijgers tot hovelingen; psychologisering en rationalisering van het driftleven; de rol van schaamte en pijnlijkheid en de toenemende onderlinge afhankelijkheid van de hogere en lagere klassen. Helaas is dit boek nog alleen in een dure Duitse uitgave te verkrijgen. Een Engelse vertaling is in voorbereiding, maar Elias is waarschijnlijk mede als gevolg van de toenemende erkenning van de grote betekenis van zijn werk, op het ogenblik buitengewoon produktief, zodat het vermoedelijk nog enige tijd zal duren voordat deze zal verschijnen.Ga naar voetnoot9.
Waarom is dit prachtige, voortreffelijk geschreven boek, dat het werk van Marx, Freud en Weber niet alleen met elkaar in verband brengt, maar bovendien door het onderzoek van historische processen waarop het is gebaseerd veel verder brengt, zo onbekend gebleven? Dat heeft meer en ook belangrijker redenen dan het ongelukkige tijdstip waarop het voor het eerst is gepubliceerd. De belangrijkste redenen noemt Elias zelf in zijn nieuwe inleiding bij Ueber den Prozess der Zivilisation.Ga naar voetnoot10. In de twintigste eeuw hebben de sociale wetenschappen steeds meer hun belangstelling verloren voor lange-termijnprocessen. Dat hangt samen met het feit dat de sociale wetenschappen | |
[pagina 93]
| |
zich nog onvoldoende hebben weten los te maken van door heteronome criteria bepaalde probleemstellingen en waardering van resultaten. De beoefenaars van sociale wetenschappen maken zelf deel uit van de menselijke groepen die verwikkeld zijn in de strijd om machts- en levenskansen, die het object van hun onderzoekingen is. Om lange-termijnprocessen te bestuderen is het noodzakelijk om zich althans voor enige tijd los te maken van het korte-termijnperspectief van de groepen (staat, klasse, organisatie, wetenschappelijke discipline) waartoe men behoort.Ga naar voetnoot11. Hoe intenser de conflicten, hoe moeilijker het wordt om zich te distantiëren. Dit geldt zeker voor het geheel van de sociaal-wetenschappelijke professie in een bepaalde nationale staat, zoals de Verenigde Staten, waar de sociale wetenschappen zich na de tweede wereldoorlog snel ontwikkelden en zich in een groeiend aanzien en prestige konden verheugen. Daardoor fungeerden de sociale wetenschappen in de Verenigde Staten ook als model voor wie in Europa een gerespecteerd en zichzelf respecterend socioloog of politicoloog wilde worden. Het was ook juist in Amerika, waar zowel het statische systeemdenken als de al even statische cijfermatige correlatiemethoden, waarmee de sociale wetenschappen probeerden de mate van exactheid van de met een veel groter prestige beklede natuurwetenschappen te evenaren, verre de overhand kregen boven andere manieren om de sociale werkelijkheid wetenschappelijk te benaderen.Ga naar voetnoot12. Dat de sociologie is opgehouden met langetermijnprocessen van sociale ontwikkeling te bestuderen wordt vaak beschouwd als een reactie op bepaalde teleologische aspecten van de negentiende-eeuwse sociologische theorieën, waarin ontwikkeling vaak werd gelijkgesteld met min of meer automatische vooruitgang - in de richting van de eigen politieke idealen. (Of voor zover het woordvoerders van het aristocratische levensideaal betrof met de ondergang van de beschaving.) Een groot deel van de ontwikkelingstheorieën van de negentiendeeeuwse pioniers zijn niet meer in overeenstemming met de groeiende hoeveelheid empirische gegevens over samenlevingen. Maar zelfs die vroege modellen van sociale ontwikkeling, in het bijzonder die van Comte en Marx, bevatten nog veel dat zijn cognitieve waarde heeft behouden. Als de sociologie een autonome wetenschap was geweest zouden die modellen herzien en verbeterd zijn in overeenstemming met de groei van empirische kennis. Daarom is Elias tot de conclusie gekomen dat de reactie op de negentiende-eeuwse sociologie niet eenvoudig de vervanging van sociale ‘ideologie’ door sociale ‘wetenschap’ is geweest, zoals vaak wordt verkondigd, maar ‘eine Reaktion gegen das Primat bestimmter Ideale in der sociologischen Theoriebildung im Namen anderer, zum Teil entgegengesetzte Ideale’.Ga naar voetnoot13.
Wat bedoelt hij daarmee? In het negentiende-eeuwse Europa waren de twee industriële klassen allebei in specifieke worstelingen verwikkeld: de ondernemersklasse moest zich nog sterk maken tegenover de aristocratische en patricische eliten die de staatsmacht beheersten, terwijl de arbeidersklasse net begonnen was aan de strijd tegen de ondernemers. De woordvoerders van beide klassen geloofden nog in een betere toekomst, in een maatschappijvorm waarin hun eigen belangen tot heil van de gehele mensheid zouden zegevieren. De wetenschappelijke bestudering van lange-termijn sociale ontwikkelingen kon hen behulpzaam zijn om hun vertrouwen te bevestigen dat de ontwikkelingen in hun eigen tijd in een richting gingen, die overeenkwam met hun hoop op een betere toekomst. Beide klassen neigden er toe om de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling van hun eigen tijd als ‘vooruitgang’ te zien, in de zin dat deze hun eigen idealen zou helpen te verwezenlijken. Maar dat veranderde geleidelijk in de twintigste eeuw: beide industriële klassen raken steeds meer geïntegreerd in het kader van de nationale staat. De | |
[pagina 94]
| |
aandacht vernauwt zich van de ‘mensheid’ tot de eigen natie. Naarmate de levensstandaard van beide klassen toenam, hoe ongelijk ook, werd het heersende sociale ideaal het handhaven en beschermen van de eigen natie zonder nog te verlangen naar een fundamentele verandering van de vorm van sociale en politieke organisatie. Omdat Amerika een land was van emigranten, die er een betere toekomst hoopten te vinden, kregen daar de nationale idealen al eerder een grote kracht dan in Europa. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat daar nooit een specifiek op de arbeidersklasse gebaseerde, socialistische partij ontstond, zou ik daar zelf aan willen toevoegen. Maar zowel in Amerika als in Europa maakt het geloof in ‘vooruitgang’ langzamerhand plaats voor geloof in de waarde van de bestaande nationale orde, in ‘stabiliteit’, een begrip dat niet voor niets een belangrijke rol in de sociale wetenschappen ging spelen, zeker na de traumatische ervaringen van de jaren dertig en de tweede wereldoorlog. Langzamerhand wordt ook wetenschappelijke en technologische ontwikkeling niet meer gezien als ‘vooruitgang’ maar als voor de handhaving van het bestaande noodzakelijke ‘groei’. Van progressief wordt het heersende opinieklimaat, in West en Oost, conservatief. En omdat de Amerikaanse sociale wetenschappen steeds meer een leidende rol gaan vervullen, wordt het Amerikaanse ideaalbeeld van de eigen natie het model voor sociologische en politicologische theorievorming.Ga naar voetnoot14. Om de ideologische beïnvloeding van sociaalwetenschappelijke theorieën te bestuderen kan daarom niet worden volstaan met uitsluitende verwijzing naar klassenbelangen, waartoe de op Marx gebaseerde definities van ideologie leiden. Er moet evenveel aandacht aan de ontwikkeling van nationale idealen en natiecentrisch denken worden besteed. Elias geeft hier zelf een voorbeeld van door de betekenis van Parsons begrip van ‘sociaal systeem’ te analyseren. Hij laat zien hoezeer dit op het ideaalbeeld van de Amerikaanse natie is gebaseerd: ‘alle Mensche, die zu ihr gehören, folgen auf Grund der gleichen Sozialisierung der gleichen Normen, streben den gleichen Werten nach und leben dementsprechend normalerweise wohl integriert und harmonisch miteinander’.Ga naar voetnoot15. De moderne sociaalwetenschappelijke systeemtheorieën zijn daarom wel verre van ‘het einde van de ideologie’ te representeren, tenminste evenzeer een mengeling van politieke idealen en analyse van feiten als de ontwikkelingsmodellen van de negentiende eeuw. Het is duidelijk dat een zozeer op de studie van statische systemen en correlaties gerichte sociale wetenschap, die bovendien geneigd is ‘ontwikkeling’ te zien als een ‘modernisatieproces’, waarmee andere landen hoe langer hoe meer op Amerika gaan lijken, weinig belangstelling of begrip kan opbrengen voor de betekenis van het werk van Elias. Het is dan ook geen wonder dat hij ook in Engeland, waar de sociale wetenschappen zich ook aan de grote broer in Amerika probeerden op te trekken, niet bekend is geworden. Zijn in 1956 in de British Journal of Sociology gepubliceerde essay, waarin de hele discussie over het probleem van de waardenvrijheid die de laatste jaren is losgebrand, wordt geanticipeerd en op een ander plan wordt gebracht, is volledig onopgemerkt gebleven. In Duitsland zijn nu tenminste drie boeken van hem gepubliceerd, maar in een belangrijke ‘reader’ over sociale verandering als Wolfgang Zapfs Theorien des Sozialen Wandels zal Elias' naam vergeefs in de index worden gezocht.Ga naar voetnoot16. | |
IVHet in dit nummer van De Gids opgenomen essay van Elias is een goed voorbeeld van zijn werkwijze, evenals van de veelzijdigheid van zijn belangstelling, die samenhangt met de aard van de theoretische modellen die hij heeft ontwikkeld. Het laat bovendien nog een ander aspect van de grote betekenis van zijn werk zien: zijn vermogen om problemen te zien en vragen te stellen, waar anderen slechts vanzelfsprekendheden kunnen waarnemen, zodat zij meteen met hun antwoorden klaar staan. Het stellen van de juiste vragen, misschien is dat in de huidige fase van de sociale wetenschappen wel het meest belangrijk. |
|