De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Gerrit HuizerGa naar eindnoot*
| |
[pagina 376]
| |
schappelijk eigendom in die periode was een gevolg van de toen zo gangbare liberale politiek. Opgemerkt is dat het geleidelijk verdwijnen van het groepsverband bij de Indianen door de invoering van een systeem van individueel bezit ertoe heeft geleid dat dezen steeds minder weerstand konden bieden tegen de expansionistische neigingen van de grote haciendas. De strijd van de boeren voor het behoud van het traditionele systeem begon al in 1825 met een opstand van de Yaqui-indianen. In 1840 brak een revolte uit in Yucatán en in 1848-'49 in grote delen van de centrale vallei van Mexico. Deze laatste opstand was ook gericht tegen de ‘latifundios van de kerk’.Ga naar eindnoot2. Het ‘vernieuwingsleger’ in deze streek, dat voornamelijk bestond uit boeren die besloten hadden het recht in eigen hand te nemen, gaf in mei 1849 in Rio Verde het Plan de Sierra Gorda uit, een voorloper van de latere landhervormingswetten.Ga naar eindnoot3. I.L.O. zegt over latere ontwikkelingen: ‘In Mexico verbood de grondwet van 1857 burgerlijke en kerkelijke corporaties het bezit of beheer van onroerend goed (met uitzondering van gebouwen), met het doel op die manier een klasse van kleine, onafhankelijke grondeigenaren te kweken. Dit verbod betekende een gevaar voor het traditionele systeem van collectief bezit of gebruik van grond, aangezien de comunidades en ejidos werden beschouwd als corporaties. In 1854 bestonden er ongeveer vijfduizend collectieve landbouwgemeenschappen in Mexico, bestaande uit Indianen of mestiezen, die een totale oppervlakte van ongeveer vijfenveertigduizend vierkante mijl besloegen. In 1857 begon de desintegratie van deze gemeenschappen door vervreemding, concessies, verkoop en veiling van hun land, water en hout. Dit proces werd versneld na 1876 toen een wet werd aangenomen waarin aan particuliere ondernemingen concessies werden verleend om grote stukken grond in bepaalde delen van het land een bestemming te geven en de betreffende eigendomstitels te corrigeren en te herzien. Deze wet maakte het mogelijk eigendom zonder geregistreerde eigendomstitel te annexeren en had tot gevolg dat talloze agrarische comunidades verdwenen. Geschat wordt dat bijna 2 273 000 acres aan comunidades toebehorende grond op die wijze overging in handen van grootgrondbezitters door het bezetten en zich toeeigenen van braakliggend gebied (terrenos baldíos) en het verkrijgen van land door het doen gelden van waterrechten. Daarnaast namen de grote haciendas in aantal en oppervlakte toe, en vele boeren uit verdwenen comunidades en ejidos werden landarbeider in dienst van grootgrondbezitters. Tegen het eind van het dictatoriale regime van Porfirio Díaz bezat ongeveer één procent van de bevolking omstreeks zeventig procent van de landbouwgrond in Mexico. Gemeld wordt dat in de staat Chihuahua één enkele familie gebieden bezat die tesamen een oppervlakte besloegen van 12 000 000 acres, terwijl ook wordt gezegd dat in de staat Hidalgo vrijwel alle landbouwgrond in het bezit was van drie families. In de meeste staten was ongeveer vijfennegentig procent van de boeren niet in het bezit van grond. Het grootgrondbezit, het feit dat de landeigenaren steeds minder op hun bezittingen woonden, de toenemende concentratie van grond in handen van politiek invloedrijke families en binnen- en buitenlandse ondernemingen, maakten het land geleidelijk rijp voor landhervormingen.Ga naar eindnoot4. Simpson, die deze ontwikkeling ‘de doodsteek voor de pueblos’ heeft genoemd, zegt over de leden van de landbouwgemeenschappen (die werden gereduceerd tot arbeiders in loondienst): ‘Het ellendigste aspect van het toch al weinig fleurige bestaan van de landarbeiders in de periode voor de Revolutie was het feit dat miljoenen arbeiders in schuldslavernij werkten op de haciendas.Ga naar eindnoot5. Dit stelsel werd in stand gehouden door de zogenaamde tienda de raya, de hacienda-winkel waar de boer genoodzaakt was al zijn aankopen te doen met de speciale biljetten die hij bij wijze van loon ontving.
De inheemse bevolking reageerde op verschillende manieren op de steeds slechter wordende levensomstandigheden.Ga naar eindnoot6. Vertegenwoordigers van inheemse gemeenschappen in de staten Mexico, Hidalgo, Morelos, Michoacan, Veracruz en het Federale District beklaagden zich in 1878 bij het Nationale Congres over | |
[pagina 377]
| |
de usurpatie van hun land en de lage lonen die zij ontvingen.Ga naar eindnoot7. Zes maanden later verklaarde de Kamer van Afgevaardigden niet in staat te zijn dergelijke problemen te behandelen. Een eerste Junta del Congreso de los Pueblos Indígenas de la República, in 1879 gehouden om het behoud van de dorpsgronden te bestuderen, werd door de liberale pers unaniem afgekeurd. Gruening zegt over de moeilijkheden waar plaatselijk georganiseerde acties mee te kampen kregen: ‘De dorpen gaven zich niet altijd zonder slag of stoot gewonnen, maar ze kregen geen kans. De regering en de hacendados waren twee handen op een buik. Weerspannige dorpelingen werden veroordeeld tot dienstneming bij het leger door de plaatselijke rechter of jefe político en als onvrijwillige soldaten naar afgelegen gebieden gezonden. Vaak zagen zij hun gezinnen nooit terug. In Hidalgo werden de woordvoerders van een pueblo, toen deze een ietwat dreigende toon aansloegen, op bevel van de grootgrondbezittersdynastie Cravioto, die alle macht in handen had, gevangen genomen en tot hun nek ingegraven in de ejido die zij trachten te redden. Daarna galoppeerden de Rurales over hen heen.Ga naar eindnoot8. In andere delen van het land verzette de bevolking zich met geweld. In 1869 stonden in de streek rond Mezquital vijfhonderd boeren op om de grond waarvan zij verdreven waren te heroveren nadat legale middelen hadden gefaald. In de staat San Luis Potosi deden zich in 1878 en 1881-'82 om soortgelijke redenen opstanden van groepen Indianen voor. In 1891 brak een opstand uit onder de Indianen in Papantla, Veracruz, en in 1896 opnieuw (zeker duizend boeren) om hun land te beschermen tegen verkaveling.Ga naar eindnoot9. In 1883 spoorde Pater Mauricio Zavala, priester in Ciudad del Maíz, vanaf de kansel de boeren aan hun grond te heroveren. Toen via de plaatselijke bisschop pogingen werden ondernomen om hem te laten vervangen, nam hij de wapens op. Later moest hij vluchten naar Guatemala.Ga naar eindnoot10.
De boerengemeenschappen raakten hun grond niet alleen kwijt door de expansiedrang van de haciendas. In de Yaquivallei werd door regelrecht gewapend ingrijpen van de regering land ontnomen aan groepen Indianen die daar woonden, zogenaamd naar aanleiding van ‘rebellie’, hetgeen leidde tot wat Silva Herzog de ‘Yaqui-oorlog’ noemt.Ga naar eindnoot11. Iets dergelijks gebeurde in Yucatán. Het waren deze steeds slechter wordende levensomstandigheden van de grote massa der boeren die een gunstig klimaat schiepen voor de revolutie.Ga naar eindnoot12. De Peruviaanse socioloog Mac-Lean y Estenos merkt op dat de bloedige gebeurtenissen in de jaren 1910-1917 vermeden hadden kunnen worden als de heersende klassen in Mexico maar hadden willen luisteren naar de enkele verlichte geesten onder hen, zoals de volksvertegenwoordiger Ponciano Arriaga, die al in 1856 pleitte voor een minder egoïstische landbouwpolitiek. ‘Het vernietigen, plunderen, platbranden en verwoesten van de grote boerderijen was de vergelding die het spontane, onstuitbare volksrecht eiste voor de misdaden en het machtsmisbruik van de grootgrondbezitters. Een gruwelijke waarschuwing voor diegenen, die nog steeds een agrarisch stelsel van latifundios, vergelijkbaar met de situatie in Mexico van voor 1910, in stand houden.’Ga naar eindnoot13. Na zijn beschrijving van ‘de doodsteek voor de pueblos’ onderscheidt Simpson de volgende ‘oorzaken’ van de Revolutie: a. Mexicaanse emigranten die uit de Verenigde Staten terugkeerden brachten nieuwe ideeën over een rechtvaardige levensstandaard; b. de invloed van de hogere lonen in de industrie (die in de laatste jaren van het regime-Díaz tot ontwikkeling kwam); c. het feit dat tussen 1900 en 1910 de lonen in de industrie een zekere stijging vertoonden terwijl die in de landbouw juist dalende waren; d. prijsstijgingen (als gevolg van de industrialisatie) terwijl de lonen van de boeren gelijk bleven of daalden. Kortom: ‘de spanningen onder de bevolking bereikten een kritiek punt’. Door bovengenoemde ontwikkelingen hadden velen niets meer te verliezen, land, oogst, huis noch vee, en het wachten, zoals Simpson zegt, was nog slechts op een leider met het ‘magische woord.’Ga naar eindnoot14. De ‘wieg van de Boerenrevolutie’ in Mexico stond in de staat Morelos, niet, zoals | |
[pagina 378]
| |
Gruening zegt, omdat daar bijzondere omstandigheden golden, maar uitsluitend omdat daar ‘zich bij toeval de bijzondere leiderskwaliteiten van Zapata manifesteerden’.Ga naar eindnoot15. Gildardo Magana, een van Zapata's medewerkers, wijst er niettemin op dat de dorpsbewoners in Morelos die hun land waren kwijtgeraakt aan de grote haciendas er over het algemeen iets beter aan toe waren dan elders, omdat zij op de kapitalistisch beheerde suikerplantages en suikermolens konden werken en daar in de regel iets meer verdienden dan in de rest van het land betaald werd. Bovendien maakte de aanwezigheid van industriële installaties (er stonden veertig suikermolens in dit gebied) de hacendados daar kwetsbaarder dan elders.Ga naar eindnoot16. Het persoonlijk leiderschap van Zapata en de omstandigheden waaronder hij was opgegroeid zijn niettemin van zeer grote betekenis geweest, zodat wij hier uitvoerig op in zullen gaan.
Emiliano Zapata werd in 1877 in San Miguel Anenecuilco, dicht bij Cuautla in de staat Morelos, geboren. Zoals Sotelo Inclan met een overvloed van historisch materiaal heeft aangetoond, was de geschiedenis van Anenecuilco die van een inheems dorp dat jarenlang de ongelijke strijd om de dorpsgronden tegen de omringende haciendas volhield.Ga naar eindnoot17. Beetje bij beetje slokten de omwonende hacendados de grond van Anenecuilco op en werd het vee van de dorpsbewoners opgekocht of afgenomen, om hen zo te dwingen op de suikerrietvelden te gaan werken. In 1887 werden zelfs de straten en erven van bepaalde wijken in het dorp geannexeerd en soldaten, toentertijd guardatierras genaamd, gehuurd door de hacendados om huizen, vruchtbomen en zelfs een kapel neer te halen om op die manier land vrij te maken voor de suikerplantages.Ga naar eindnoot18. Volgens het verhaal zou de jonge Emiliano bij deze gelegenheid tegen zijn wenende, van zijn land verdreven vader hebben gezegd: ‘Als ik groot ben zal ik het terugnemen.’Ga naar eindnoot19. Sotelo Inclan heeft een aantal oudere inwoners van Anenecuilco ondervraagd. Toen hij eenmaal het vertrouwen van de plaatselijke leider Francisco Franco, die na de moord op Zapata de strijd om het land voortzette, had gewonnen, kreeg hij inzage in de historische documenten betreffende de dorpsgronden. Zo kon hij een deel van de vroegste geschiedenis van de boerenbeweging in Morelos, die in Anenecuilco was begonnen, reconstrueren. Zapata was al op zeer jonge leeftijd betrokken bij de activiteiten die de dorpsraad ontplooide om de dorpsgronden, die vele jaren gemeenschappelijk bezit waren geweest, te behouden. Een van hun pogingen bestond uit een bezoek aan president Porfirio Díaz, dat echter zonder resultaat bleef. In 1897 werd Zapata om de opstandige ideeën die hij in het openbaar verkondigde, door de politie opgepakt. Dank zij de hulp van zijn broer Eufemio wist hij te ontsnappen. Een jaar lang hield hij zich schuil. Later werd hij echter bij wijze van straf gedwongen dienst te nemen in het leger, bij het negende regiment cavalerie.Ga naar eindnoot20. Omdat hij goed met paarden om kon gaan werd hij door een hacendado uit het leger gehaald, die hem vervolgens benoemde tot oppasser en africhter, een zogenaamde ‘charro’, van zijn raspaarden. In die periode, - hij woonde toen in de stad Mexico - kreeg hij een dieper inzicht in de conflicten binnen de maatschappij waarin hij leefde. Op 12 september 1909 werd Emiliano Zapata, toen dertig jaar oud, gekozen tot voorzitter van de dorpsraad, nadat de oudere leden in de raad besloten hadden dat nu jongeren de strijd aan moesten binden om de dorpsgronden terug te krijgen.Ga naar eindnoot21. Francisco Franco werd tot secretaris gekozen. De dorpsbewoners betaalden wekelijks een kleine som geld voor de kosten die de raad maakte, zoals reiskosten naar Mexico City en dergelijke. Na een nieuw onderzoek van de oude gegevens werd besloten de hulp van een hoofdstedelijk advocaat in te roepen om de rechten van het dorp te verdedigen. Zijn honorarium moest door het dorp worden opgebracht, maar zijn pogingen bleven zonder resultaat. Enige tijd later, nadat nog meer land - juist gereedgemaakt voor het zaaien - door de aangrenzende hacienda (El Hospital) was | |
[pagina 379]
| |
geannexeerd, werd getracht de zaak langs andere wegen tot een oplossing te brengen. Schriftelijk werden aanklachten ingediend bij de gouverneur van de staat Morelos. Deze brieven werden echter voor commentaar doorgezonden naar de hacendado tegen wie de aanklachten waren gericht. Deze hacendado was zelfs niet bereid het land dat hij de dorpelingen had afgenomen weer aan hen te verpachten. Toen alle legale wegen om te komen tot een schikking, die de dorpsbewoners tenminste een oogst kon garanderen om in hun levensonderhoud te voorzien, waren doodgelopen, werd besloten dat de enige oplossing was het land te heroveren. Toen de hacendado trachtte de grond aan boeren uit Villa Ayala, een naburig dorp, te verpachten, ging Zapata met hen praten. Zijn vastberaden houding deed zowel deze boeren als de administrateur besluiten zich terug te trekken en bracht de plaatselijke burgemeester aan de kant van de bevolking van Anenecuilco. Uiteindelijk bracht het ingrijpen van president Porfirio Díaz oplossing. Intussen had Zapata in de hele streek bekendheid gekregen door zijn aandeel in de verkiezingscampagne ten gunste van de oppositiekandidaat voor het gouverneurschap van de staat. De oppositiekandidaat verloor echter.
Geïnspireerd door Zapata's leiderskwaliteiten besloten ook twee andere dorpen, Villa de Ayala en Moyotepec, zich aan te sluiten bij zijn dorpsraad ter bescherming van de landbouwgronden. Hij was de eerste die de boeren ertoe bracht met gewelddadige middelen hun land weer in bezit te nemen. Onder zijn leiding haalden de dorpelingen de hekken neer die daar door de hacienda wederrechtelijk geplaatst waren. Toen de plaatselijke burgemeester (jefe político) met tien man kwam kijken wat er aan de hand was, vond hij meer dan honderd man, constateerde dat zij geen wapens droegen en vertrok weer.Ga naar eindnoot22. Sotelo Inclan zegt dat angst voor een nationale opstand, waarvan de eerste tekenen zich op dat moment al in het noorden van Mexico voordeden, in de vorm van een opstandige beweging onder leiding van Francisco Madero, de plaatselijke autoriteiten ervan weerhield stappen tegen Zapata te ondernemen.Ga naar eindnoot23. Madero stond aan het hoofd van een beweging die zich richtte tegen de herverkiezing van Porfirio Díaz als president en die vooral gesteund werd door allerlei groepen boeren, die op die wijze hun land hoopten terug te krijgen. Het Plan de San Luis Potosi, het beginselprogramma van de oppositie tegen Porfirio Díaz, bevatte een passage die betrekking had op het verdrijven van de inheemse boerenbevolking van hun grond: ‘aan diegenen die op een dergelijke immorele wijze grond hebben verkregen zal worden verzocht deze grond aan de oorspronkelijke eigenaars terug te geven en dezen bovendien de schade die zij geleden hebben, te vergoeden’.Ga naar eindnoot24. Nadat Zapata kennis had genomen van dit revolutionaire Plan de San Luis Potosi, zond de raad een plaatselijke boerenleider, Pablo Torres Burgos, naar het noorden om contact te leggen met Madero. Toen Madero opriep tot gewapende actie om een einde te maken aan het dictatoriale regime van Porfirio Díaz, gaven Zapata, Torres Burgos en vele andere plaatselijke leiders hieraan gehoor. Tijdens het jaarlijkse festival in Cuautla, op 10 en 11 maart, stelden Torres Burgos, Emiliano Zapata en Rafael Marino drie guerrilla-eenheden samen, die in het totaal zeventig man telden. Nadat de twee andere leiders door regeringstroepen waren gedood, werd Zapata tot opperbevelhebber gekozen en benoemd tot generaal. Na een maand was de groep aangegroeid tot duizend man. In een poging Zapata om te kopen en op die manier zijn beweging lam te leggen werd hem geld geboden, maar hij weigerde hierop in te gaan.Ga naar eindnoot25. Soortgelijke uit boeren bestaande guerrillagroepen opereerden in andere delen van het land, zoals de beweging onder leiding van Pascal Orozco in Sonora. Onder druk van de verschillende revolutionaire legers verliet presisent Díaz op 26 mei 1911 het land.
De herverdeling van de landbouwgronden zoals vastgelegd in het Plan de San Luis Potosi was nog lang niet gerealiseerd. Bij zijn eerste ontmoeting met de nieuwe nationale leider Francisco Madero ontdekte Za- | |
[pagina 380]
| |
pata dat deze hem, toen hij Madero herinnerde aan de landhervormingen die in diens programma waren opgenomen, voor zijn goede diensten een fraaie hacienda aanbood. ‘Ik heb niet al mijn krachten aan de revolutie gegeven om zelf hacendado te worden’, was het antwoord van Zapata.Ga naar eindnoot26. Al spoedig werd duidelijk dat, zelfs al was Madero zelf mogelijk wel bereid het Plan de San Luis Potosi uit te voeren, dit ten aanzien van de daarin opgenomen herverdeling van de grond - het punt dat hem zoveel steun van de boeren had opgeleverd - op grote moeilijkheden zou stuiten, aangezien hij omringd was door figuren die tot het vroegere regime van Díaz en de grootgrondbezittersclan behoorden en dus alles op alles zouden zetten om een dergelijk programma te boycotten.Ga naar eindnoot27. Bij een tweede bezoek aan Mexico City besprak Zapata opnieuw de landhervormingen met Madero en kreeg te horen dat dit een uiterst gecompliceerde zaak was, die om een diepgaand onderzoek vroeg en veel tijd zou vergen. Zapata moest toen hals over kop terugkeren naar zijn eigen staat, Morelos, omdat hij ontdekte dat bepaalde figuren in de nieuwe regering het op zijn leven hadden voorzien.Ga naar eindnoot28. Toch had Zapata nog veel vertrouwen in Madero en ging ermee akkoord dat zijn boerenleger werd ontwapend om de openbare orde te herstellen. Zapata was zelf aanwezig toen een deel van zijn mannen hun wapens in ruil voor een beloning inleverden bij regeringsfunctionarissen. Toen dat gebeurd was bezetten federale troepen onder bevel van Victoriano Huerta, een vroegere generaal van Díaz, een aantal steden in Morelos. Ze waren gezonden door de waarnemend president, De la Barra, op verzoek van de hacendados, terwijl Madero nog op officiële verkiezing wachtte. Op dat moment hadden Madero en Zapata bijna overeenstemming bereikt, maar Huerta zetten zijn gewapend optreden voort, tegen de wil van Madero, die de voorkeur gaf aan vreedzame onderhandelingen en wel bereid was bepaalde concessies te doen. Zelfs een massale betoging van dertigduizend mensen bij het Chapultepec Paleis in Mexico City op 20 augustus 1911 ten gunste van Madero en Zapata en tegen Huerta en de hacendados, waarbij met name geëist werd dat Huerta zijn troepen uit Morelos zou terugtrekken, kon geen verandering brengen in het streven van de grootgrondbezittersclan de boerenbeweging met geweld te onderdrukken.Ga naar eindnoot29. Zapata achtte zijn zaak verraden. Nadat hij ontsnapt was aan de troepen van Huerta die hem gevangen trachtten te nemen, nam hij de wapens weer op en deed het hele land versteld staan van de omvang en kracht van zijn beweging, waarmee hij zelfs de hoofdstad bedreigde. Simpson citeert een van Zapata's uitspraken uit die periode: ‘Laat Señor Madero - en met hem de hele wereld - weten dat wij de wapens niet neer zullen leggen vóór ons de ejidos van onze dorpen zijn teruggeven, vóór wij het land terug hebben dat de hacendados ons ontstolen hebben tijden het regime van Porfirio Díaz, die het recht ondergeschikt maakte aan zijn eigen grillen. Wij zullen de wapens niet neerleggen vóór wij niet langer de ongelukkige schatplichtigen van de despotische magnaten en grootgrondbezitters van Morelos zijn ...’Ga naar eindnoot30. Zapata was er trots op dat ‘wij geen enkele kogel, geen enkel geweer, geen enkele peso van het buitenland hebben gevraagd; we hebben alles op de vijand veroverd.’Ga naar eindnoot31.
De wijze waarop Zapata's troepen opereerden kan worden vergeleken met de moderne guerrillatechnieken. Steeds wanneer een sterke strijdmacht de guerrillastrijders naderde verdwenen deze, hetzij door zich te verbergen, hetzij door zich onder de plaatselijke bevolking te mengen. Ze droegen geen uniformen en waren eigenlijk niet meer dan gewapende boeren, hetgeen het uiterst moeilijk maakte om ze op te sporen. Op ogenblikken dat de federale legers geen aanval verwachtten, kwamen ze plotseling te voorschijn en sloegen toe. Bij de verovering van stadskernen in het operatiegebied gooiden jongens van veertien, vijftien jaar, dynamietjongens genaamd, blikken met explosieven, die eruit zagen als speelgoed, in de barakken waarna de guerrillastrijders aanvielen.Ga naar eindnoot32. In elke stad die door de boerentroepen was veroverd werd de registratie van het grondbe- | |
[pagina 381]
| |
zit onmiddellijk en doelbewust vernietigd en vrijwel alle grond in de staat Morelos, drieënvijftig haciendas, boerderijen en ranches, werd overgedragen aan het volk. Dit verklaart de steun die Zapata's troepen overal waar zij kwamen van de bevolking kregen en tevens waarom de heersende klassen in Mexico City, die zich met Madero hadden geassocieerd, zo gekant waren tegen Zapata's beweging. De gewapende boeren verdedigden de grond die door hen was bezet als de federale troepen hen wilden verjagen. De groepen rebellen waren niet georganiseerd in een groot leger maar in verspreide eenheden, die altijd klaar stonden om, indien nodig, tot actie over te gaan, maar ondertussen het veroverde land bebouwden. Volgens Dunn sloten een aantal regeringsofficieren, die Madero aan de macht hadden geholpen, maar teleurgesteld waren dat deze zich liet omringen door ‘revolutionairen van het elfde uur’, zich aan bij Zapata's strijdmacht en begonnen de groepen boeren op een meer professionele wijze te trainen en te organiseren. Tegen die tijd had Zapata ongeveer twaalfduizend man, terwijl in het hele land honderd vijftigduizend man onder de wapenen waren, verspreid over een groot aantal onafhankelijke eenheden. Zapata's leger was waarschijnlijk de grootste militaire eenheid, maar bezat een verbazingwekkende mobiliteit door haar guerrillatactiek. Soms opereerde dit leger als geheel, zoals bij de aanval (van twaalfduizend man) op de rijke mijnen van de staat Hidalgo, en bewees daarmee de regering van Madero dat deze niet eens in staat was steden te beschermen die minder dan honderd mijl van de hoofdstad verwijderd waren. Soms opereerden zij in tweehonderd kleine groepen verspreid over verschillende staten. Deze groepen varieerden tussen dertig en tweehonderd man en stonden onder leiding van de meest capabele guerrillero. Sommige waren te voet, andere te paard.Ga naar eindnoot33. Zapata zelf verdween vaak dagenlang als hij de verschillende eenheden ging inspecteren. Soms dook hij op in Mexico City voor een geheime bijeenkomst, hoewel er een premie van vijftigduizend pesos op zijn hoofd stond.Ga naar eindnoot34. Omdat Zapata koppig vast bleef houden aan de tenuitvoerlegging van het Plan de San Luis Potosi trachtten de Mexicaanse hacendados verscheidene malen hem te vermoorden door middel van ‘bezoekende’ journalisten. Zij financierden ook een perscampagne tegen hem en zijn volgelingen, waarin deze werden afgeschilderd als een bende stelende, verkrachtende en moordende bandieten en de boerenbeweging werd beschreven als ‘bandolerismo’, roversbenden.Ga naar eindnoot35. Om zich tegen deze campagne te verweren publiceerde Zapata op 31 december 1911 een verklaring waarin hij erop wees dat de bandieten niet diegenen waren die trachten de grond die hun onrechtmatig ontnomen was terug te krijgen, doch de rijken en machtigen die de dorpsbewoners van hun grond hadden verdreven. Hij voegde hier echter aan toe dat zij, die in naam van de boerenbeweging misdaden begingen, streng gestraft zouden worden.Ga naar eindnoot36. Inderdaad zijn door Zapata's boerentroepen een groot aantal terreur- en wraakacties bedreven tegen ‘blanken’ en hun gezinnen. Maar, zoals verschillende auteurs al hebben vastgesteld, de Indiaanse boeren in Morelos, die eeuwenlang geleden hadden onder de wreedheden van de grootgrondbezitters, zijn in dit opzicht minder ver gegaan dan de federale troepen van de regering, die geacht werden de wet en de openbare orde te handhaven.Ga naar eindnoot37. Zapata en zijn medewerkers meenden dat het meest effectieve verweer tegen de beschuldiging dat zij niet meer zouden zijn dan een bende rovers en bandieten, een duidelijke uiteenzetting aan de hele wereld zou zijn van de doelstellingen van de boerenbeweging, te meer daar de regering zelf niet bereid was gebleken te voldoen aan de voorwaarde waarop de Zapatistas hun gewapend verzet hadden opgegeven, namelijk het uitvaardigen van een wet waarin de herverdeling van de grond werd geregeld volgens de in het Plan de San Luis Potosi vastgelegde normen.Ga naar eindnoot38. Dit gebeurde in Villa de Ayala. Iemand die daarbij aanwezig was vertelde dat toen het idee voor een dergelijke planmatige uiteenzetting was ontstaan, de boerengeneraals (waaronder een protestantse dominee) en de andere aanwezigen hun visie ga- | |
[pagina 382]
| |
ven op wat een dergelijk plan zou moeten behelzen. De plaatselijke onderwijzer, Otilio E. Montaño, schreef alle suggesties op in een notitieboek. Vervolgens stelden Zapata en Montaño, die zich hiertoe drie dagen in eenzaamheid terugtrokken, een op deze notities gebaseerd voorlopig plan op, dat later bekend werd als het Plan de Ayala. De uiteindelijke versie werd op 22 november 1911 in Villa de Ayala ondertekend en kort daarna geratificeerd door alle boerengeneraals in het bergkamp van de guerrilleros, Ayoxustla.Ga naar eindnoot39. De plaatselijke priester tikte op een schrijfmachine de eerste kopieën. Eén krant in Mexico City was bereid het plan te publiceren en niet dan nadat eerst om toestemming van Madero was verzocht. Het nummer was onmiddellijk uitverkocht en een tweede druk eveneens. Het Plan de Ayala stelde dat de boeren onmiddellijk bezit moesten nemen van die gronden waarvan zij wederrechtelijk verdreven waren en waarvan zij het eigendomsrecht nog konden aantonen. Diegenen die dit niet of zeer moeilijk konden, zouden land krijgen door het onteigenen, na schadeloosstelling, van één derde van alle grond toebehorend aan de haciendas. De grond van die hacendados die zich tegen deze maatregelen verzetten zou genationaliseerd worden. Hoewel al veel grond door de dorpen was bezet, vond de eerste restitutie van land, waarvan het eigendomsrecht kon worden aangetoond aan de hand van min of meer geldige schriftelijke bewijzen zoals in het Plan de Ayala was gesteld, plaats in Ixcamilpa in de staat Puebla op 30 april 1921. Deze restitutie is beschreven door Gildardo Magaña.Ga naar eindnoot40. Van de zijde der hacendados kwam hevig verzet: tijdens een bijeenkomst van de Mexicaanse Kamer van Landbouw besloten zij vrijwilligersgroepen te formeren om de rebellerende boeren te verdrijven. De regeringstroepen begonnen hele dorpen te deporteren in een poging de boerenbeweging te onderdrukken door haar middelen van bestaan en hulpbronnen af te snijden.Ga naar eindnoot41.
In de eerste maanden van 1913 braken ook in andere delen van het land weer gewapende opstanden uit omdat de gekozen president, Madero, door generaal Victoriano Huerta was afgezet en vermoord. Huerto wilde de status-quo uit vroeger dagen herstellen en had daarbij de steun van de landeigenaren. Een van de legeronderdelen die de gouverneur van Coahuila, Venustiano Carranza, steunden in zijn pogingen de grondwet tegen Huerta te verdedigen, werd geleid door generaal Lucio Blanco. Door een van Blanco's legereenheden, onder leiding van Francisco J. Mugica, werd op 1 september 1913 grond behorend tot de hacienda Las Borregas in Tamaulipas teruggegeven aan de boeren.Ga naar eindnoot42. Deze actie kreeg veel meer publiciteit dan eerdere soortgelijke acties van Zapata en de zijnen, omdat dit zich vlak bij de grens met de Verenigde Staten afspeelde en er journalisten bij aanwezig waren. Niettegenstaande positieve reacties van persoonlijkheden als Jean Jaurès, die in deze daad een werkelijke rechtvaardiging van de Mexicaanse Revolutie zag, waardeerde Carranza dit soort activiteiten allerminst en generaal Lucio Blanco werd overgeplaatst.Ga naar eindnoot43. In het noorden waren het de troepen van Pancho Villa die zich verzetten tegen Victoriano Huerta en veel aanhang onder de boerenbevolking vonden. Daar werden op enkele plaatsen door gouverneur Abraham González landhervormingen doorgevoerd en verdere maatregelen werden voorbereid door Villa, hoewel dit indruiste tegen de wensen van Carranza, de opperbevelhebber van de Constitutionalistische beweging. Hoewel Huerta erin was geslaagd de steun te verwerven van enkele vroegere revolutionairen als Pascual Orozco en Otilio Montano, weigerde Zapata in te gaan op enig voorstel tot samenwerking. Zijn vastberaden houding was, naar gezegd wordt, één van de redenen waarom president Wilson de regering van Huerta niet wilde erkennen en, op advies van Zapata, Carranza ging steunen als degene die de grondwettelijke rechten verdedigde.Ga naar eindnoot44. Tannenbaum maakt melding van een gesprek met generaal Mujica (die later een belangrijke rol zou spelen in de ontwikkelingen tussen 1917 en 1920), waarin deze over de val van de regering-Madero zegt: ‘Als Huerta de regering-Madero niet ten val had gebracht, | |
[pagina 383]
| |
hadden wij, de revolutionairen, dat moeten doen. Wij, die wezenlijk betrokken waren bij de sociale beweging, waren iedere dag minder gelukkig met het beleid van Madero en voor de Revolutie was het gunstiger dat de val van Madero teweeggebracht werd door de reactionairen dan door de revolutionairen.Ga naar eindnoot45. Met het binnentrekken in Mexico City van het leger van een van Carranza's generaals, Alvaro Obregon, een revolutionair leider uit Sonora, eindigde op 15 augustus 1915 het militaire bewind van Huerta. Het federale leger werd ontbonden.Ga naar eindnoot46.
Zapata, die Carranza's geringe belangstelling voor agrarische hervormingen wantrouwde, bleef met een sterke troepenmacht in de buurt van de hoofdstad gelegerd. Hoe minder ernst de nieuwe regering met zijn landhervormingsprogramma maakte, hoe radicaler hij werd. Nadat onderhandelingen met Carranza over een strikt doorgevoerde, rechtvaardige landbouwpolitiek op niets waren uitgelopen, begon Zapata zelf in september 1914 met grote spoed het Plan de Alyala ten uitvoer te leggen, in het bijzonder in de streek rond Cuautla. Ook Pancho Villa verklaarde zich, naar vermoed wordt in een geheim verdrag met Zapata, tegen Carranza, in plaats van zijn strijdmacht bij die van de nieuwe nationale leider te voegen. Carranza riep vervolgens in oktober 1914 een Convent van afgevaardigden van de revolutionaire legers van Villa, González, Obregon en hemzelf bijeen om een voorlopige president te kiezen. Om de medewerking van de afgevaardigden van Villa te verkrijgen moest het Convent in Aguascalientes worden gehouden. Vertegenwoordigers van de beweging van Zapata werden met opzet uitgesloten, maar met steun van de Villagroep kon een aantal Zapatistas toch deelnemen. In een opzienbarende rede verdedigde Antonio Díaz Soto y Gama, een advocaat die zich de zaak van de boeren had aangetrokken en Zapata's juridisch adviseur was, de uitgangspunten van het Plan de Ayala, die tot ongenoegen van Carranza daarna door het Convent werden aangenomen. Eulalio Gutierrez werd voorlopig benoemd tot president en Carranza moest in november 1914 Mexico City verlaten, omdat de troepen van Zapata vanuit het zuiden en die van Pancho Villa vanuit het noorden de stad binnentrokken.Ga naar eindnoot47. Zapata's soldaten trokken in de hoofdstad sterk de aandacht vanwege hun boerenkledij en hun bescheiden optreden. Ze trokken, net zoals ze dat op het platteland gewend waren, langs de huizen om om eten te vragen. Carranza en zijn troepen trokken zich terug in Veracruz, waar het Amerikaanse bezettingsleger kort tevoren was verdwenen. Tannenbaum wijst erop dat Carranza, die tevoren niet naar de adviezen van Villa en Obregon om met de grootste spoed een oplossing te vinden voor de problemen van de boeren had willen luisteren, zich toen eindelijk realiseerde dat ook deze kant van de Revolutie aan bod diende te komen: ‘...pas nadat hij uit Mexico City was verdreven en zijn regering over had moeten brengen naar Veracruz, ging Carranza zich op een bestuurlijk vlak bezighouden met deze veel meer omvattende doelstellingen van de Revolutie en vaardigde het Besluit van 12 december 1914 uit’.Ga naar eindnoot48. In dit Besluit werd een wetgeving beloofd die zou leiden tot die hervormingen die door grote groepen van de bevolking als onontbeerlijk werden beschouwd, zoals wetten die het ontstaan van kleine boerenbedrijven bevorderden, wetten ten aanzien van de herverdeling van de grond der grote haciendas en wetten betreffende de teruggave aan de dorpen van grond die hun onrechtmatig ontnomen was.
Dit Besluit werd in de eerste maanden van 1915 gevolgd door twee maatregelen. Deze hadden ten doel a. de troepen van Francisco Villa te bestrijden, hetgeen uitsluitend militaire kracht zou vergen; b. Zapata te verslaan op het enige terrein waarop hij bestreden kon worden: de agrarische hervormingen. De eerste maatregel was daarom de volgende: ‘Om de steun van de arbeiders te verwerven in zijn streven de macht van Villa te breken machtigde Carranza Obregon om in onderhandeling te treden met de vakbonden in Mexico City en tekende later een verdrag met hen. De vakbonden zonden hun leden naar het front in aparte bataljons, de zogenaamde | |
[pagina 384]
| |
“Rode Bataljons”. In ruil hiervoor kregen de vakbonden toestemming achter de linies door te dringen om de arbeiders te activeren en te organiseren in die districten die op de vijand heroverd werden.’Ga naar eindnoot49. Er kwam een overeenkomst tot stand tussen de Constitutionalistische regering (onder leiding van Carranza, niet te verwarren met de ‘conventionistische’ regering van Eulalio Gutierrez, die was voortgekomen uit het Convent van Aguascalientes) en de Casa del Obrero Mundial. Dit ‘Huis van de Arbeiders van de Wereld’ ontstond in 1912, zoals Marjorie Ruth Clark beschrijft, uit alle tegenstrijdige doelstellingen en acties van de talloze arbeidersgroeperingen, die waren ontstaan nadat Madero het startsein voor de Revolutie had gegeven: ‘De Casa was geen vakbeweging in de eigelijke zin van het woord, maar zij is van onschatbare waarde geweest voor de latere ontwikkeling van de vakbeweging in Mexico. Het was een ontmoetingsplaats waar ideeën werden uitgewisseld, vergeleken en ontwikkeld, waar propaganda werd voorbereid en naar alle delen van het land verspreid. Het was de eerste coördinerende factor in de vakbeweging en een kaderschool voor de eerste vakbondsleiders.’Ga naar eindnoot50. Ook schrijft zij: ‘De landarbeiders stonden nog buiten elke organisatie, behalve militaire bewegingen als die van Zapata.’Ga naar eindnoot51. Over het eerder genoemde verdrag wordt gezegd dat: ‘De beslissing van de Casa zeker niet unaniem werd genomen. Villa, de “Vriend der armen”, had veel volgelingen in de arbeidersorganisaties en lange tijd was het onzeker of bij een beslissing over de vraag aan wie de georganiseerde arbeiders hun steun zouden toezeggen de weegschaal ten gunste van Villa of van Carranza door zou slaan. Ook Zapata telde aanhangers onder de leiders van de Casa (met name Antonio Díaz Soto y Gama, die lange tijd actief had gestreden in de gelederen van de Zapatistas) en toen Villa en Zapata een verbond sloten verhoogden zij daarmee hun aantrekkingskracht voor de georganiseerde arbeiders. Toen ten slotte de Casa de kant van de Constitutionalisten koos, trokken vele leden zich dan ook terug en sloten zich individueel aan bij de groep Villa-Zapata.’Ga naar eindnoot52. Omdat de druk op Carranza met de dag groter werd, besloot deze uiteindelijk zoveel concessies aan de arbeiders te doen dat zij hem hun steun zouden geven. Op 10 februari 1915 werd in een geheime, historische bijeenkomst van zevenenzestig geselecteerde Casaleden besloten de Constitutionalistische zaak te steunen. De dag daarna werd dit besluit, dankzij de retorische kwaliteiten van Rafael Quintero, op een massabijeenkomst van drieduizend mensen bij acclamatie aangenomen. In maart 1915 werden zes Rode Bataljons geformeerd. De arbeiders kwamen via hun vakbonden in deze bataljons en konden hun eigen officieren kiezen. In de streken die door Carranza's troepen met steun van de Rode Bataljons werden veroverd, werden onmiddellijk plaatselijke afdelingen van de Casa opgericht. Nadat Mexico City door Obregon was heroverd kreeg de Casa de Jockey Club, ook wel Paleis van de Tegels genaamd, van Carranza ten geschenke.Ga naar eindnoot53. De tweede belangrijke stap van Carranza was het Besluit van 6 januari 1915, waarin gedecreteerd werd dat de landbouwgronden aan de dorpen teruggegeven dienden te worden en een ambtelijk apparaat, de Nationale Agrarische Commissie, in het leven werd geroepen om deze herverdeling te regelen en op de juiste uitvoering toe te zien. Dit Besluit vormde de eerste wettelijke basis voor de landhervormingen, nadat de beweging van Carranza uiteindelijk de macht in handen had gekregen. Tannenbaum schrijft: ‘Algemeen wordt erkend dat het succes van Carranza te danken was de steun die hij wist te verwerven door zijn pogingen het vertrouwen van de boerenen arbeidersgroeperingen te winnen.’Ga naar eindnoot54. In het Besluit werd voorzien in de teruggave van of vergoeding voor land als oude eigendomstitels getoond konden worden; was dat niet het geval dan kon aan de dorpen een schenking worden gedaan nadat het omringende land was onteigend. Volgens Simpson is het zwakke punt in dit Besluit het feit dat alle initiatief bij de dorpen werd gelegd: deze moesten zelf een aanvraag indienen en moesten kunnen aantonen dat zij de grond nodig hadden.Ga naar eindnoot55. De gouverneur van de staat of de militaire bevelhebber in een bepaald gebied had | |
[pagina 385]
| |
een grote beslissingsbevoegdheid in deze procedure. Het decreet gaf ook aan de hacendados het recht tot beroep op de rechter. Een van de grootste mankementen van deze wet was dat zij uitsluitend betrekking had op erkende (met categoria política betitelde) boeren- of inheemse gemeenschappen en de op de haciendas (en dus niet in de dorpen) woonachtige landarbeiders uitsloot van een eventueel verzoek om land. In de grond veranderde deze wet niets aan het stelsel waarin de hacienda het bepalende element vormde voor de agrarische structuur in Mexico.Ga naar eindnoot56. Het feit dat dit Besluit de gouverneurs en militaire bevelhebbers zeer veel macht in handen gaf, leidde tot misbruik en deed de hervormingen moeizaam en gecompliceerd verlopen. Dit verklaart dat tijdens de regering-Carranza, in de periode tussen 1915 en 1920, slechts honderd negentig dorpen werkelijk hun landbouwgronden terugkregen, waarmee in het totaal 48 000 gezinnen en 180 000 hectaren gemoeid waren.Ga naar eindnoot57. Jesús Silva Herzog merkt op dat bepaalde tekortkomingen van dit Besluit regelrecht voortvloeiden uit het doel dat ermee beoogd werd, namelijk a. de grote massa der boeren in het midden en noorden van Mexico ertoe te bewegen de strijd tegen de legers van Villa aan te binden, en b. een alternatief te bieden voor het Plan de Ayala om zo Zapata zijn monopoliepositie op het gebied van landbouwpolitiek te ontnemen. Om dit te bereiken moest Carranza met oplossingen komen die niet al te moeilijk uitvoerbaar zouden zijn.Ga naar eindnoot58.
Intussen regelde de ‘conventionistische’ regering, waarin Zapata veel invloed had, de herverdeling van de grond in die streken die in handen van Zapata's troepen waren. Het ministerie van Landbouw van deze regering benoemde elf landbouwcommissies in de staten Morelos, Guerrero en Mexico, die ieder bestonden uit zes technici en een vertegenwoordiger van het ministerie. Zowel de oude eigendomsbewijzen uit de koloniale periode als het niet geregistreerde, maar door traditie geheiligde gebruik van bepaalde landbouwgronden door bepaalde dorpen werden ontvankelijk verklaard. Díaz Soto y Gama zegt dat er zowel onder de boeren als onder de anderen die bij deze herverdeling betrokken waren een geestdriftige stemming heerste en dat Zapata soms hielp bij het vinden van een oplossing voor twijfelachtige gevallen en grensconflicten tussen dorpen onderling. Was eenmaal vastgesteld welke grond tot welk dorp behoorde dan werd snel en ietwat lukraak aan elke boer afzonderlijk een perceel toebedeeld, omdat de grond zo snel mogelijk voor bebouwing aan de dorpen diende te worden overgedragen.Ga naar eindnoot59. Veel van de technici en topografen die als vrijwilliger meewerkten aan de eigenlijke herverdeling van het land waren leerlingen van de Nationale Landbouwschool. Marte Gomez, zelf een van de eenenveertig studenten die bij deze onderneming betrokken waren, zegt dat de problemen waar zij mee te maken kregen voornamelijk de vaststelling van de grenzen tussen de dorpen betroffen. Zoals in artikel 8 van het Plan de Ayala was gesteld werd het land van die hacendados die zich tegen de landhervormingen verzetten onteigend voor herverdeling. Aangezien alle grootgrondbezitters dit gedaan hadden en waren gevlucht, was het probleem van de onteigening van één derde van de grond van de haciendas na een passende schadeloosstelling, zoals bepaald in artikel 7 van het Plan de Ayala, geheel van de baan.Ga naar eindnoot60. Enkele van de op deze wijze toegewezen ejidos werden later door de troepen van Carranza heroverd. Volgens de informatie van Palacios werd kleiner grondbezit door de Zapatistas ongemoeid gelaten.Ga naar eindnoot61. Naast de herverdeling van het land werd in 1915-'16 ook een begin gemaakt met een programma voor kredietverlening aan de boeren. Beals schrijft dat de opzet van dit programma werd ontworpen door Felipe Santibanez en was gebaseerd op het Raiffeisen-systeem: ‘In ieder dorp werden “Asociaciones de Crédito” opgericht door de boeren, die vennoten werden in de onderneming en tezamen moesten beslissen welke methode gevolgd zou worden bij het verstrekken van leningen. Deze Asociaciones verenigden zich in Sosiedades de Asociaciones de Crédito, die grotere districten beheerden en moesten voorkomen dat katastrofale misoogsten zouden plaatsvinden | |
[pagina 386]
| |
door op bedreigde plekken bij te springen met alle hun ter beschikking staande hulpmiddelen. Aan het hoofd van deze Sociedados de Asociaciones de Crédito stond de Caja Rural de Préstamos del Estado de Morelos (Boerenleenbank van de staat Morelos).’Ga naar eindnoot62. Deze bank verstrekte kredieten voor zaden en lastdieren. In elk dorp moesten de leningen worden gegarandeerd door de kredietassociatie. Boeren die als dronkaards of slechte werkers bekend stonden waren uitgesloten van de diensten. Ook beheerde de Caja de suikerrietmolens. De Caja Rural nam voorts de grote haciendas die in handen van het Bevrijdingsleger waren gevallen in beheer om het leger economisch te steunen.Ga naar eindnoot63.
In de verschillende staten en streken van het land werden door middel van regionale of plaatselijke verordeningen en ontwikkelings-programma's verschillende soorten maatregelen door de revolutionaire leiders genomen. De gouverneur van Chihuahua gaf in januari 1914 opdracht de exacte grenzen van elk dorp vast te stellen. In de staat Puebla en Tlaxcala besloot generaal Pablo González de landarbeiders op de haciendas al hun schulden kwijt te schelden. In Yucatan en Tabasco schafte de plaatselijke gouverneur het lijfeigenschap door schulden af. In Michoacan en Guerrero werden regionale kantoren gevestigd om de teruggave van grond aan de dorpen te regelen. In Sonora stelde Calles, die later president zou worden, een plan op voor de herverdeling van het land en stichtte een boerenleenbank. Generaal Obregon vaardigde een besluit uit waarin een minimumloon voor de landarbeiders werd vastgesteld in de streken die door zijn troepen werden beheerst. González Ramírez wijst erop dat veel van deze maatregelen werden genomen om de steun van en het levensonderhoud voor de verschillende partijen die met elkaar samenwerkten of wedijverden in het teweegbrengen van de Revolutie, veilig te stellen.Ga naar eindnoot64. Toen de politieke situatie in het land later weer genormaliseerd was bleef slechts een deel van deze maatregelen van kracht en kreeg een wettelijke basis. Doch in de meest chaotische periode was dit de beste manier om zich te verzekeren van de steun van grote groepen van de bevolking. In mei 1915 vaardigde generaal Francisco Villa een wet uit die ten doel had een klasse van betrekkelijk welgestelde boeren te creëren. Grootgrondbezit zou, na een schadeloosstelling, tot nut van het algemeen worden onteigend. Daarna zouden kavels van niet meer dan vijfentwintig hectare aan boeren worden gegeven, die hiervoor echter wel dienden te betalen. Silva Herzog merkt op dat het waarschijnlijk is dat, indien Villa als overwinnaar uit de strijd om de macht naar voren was gekomen, deze wet de basis zou zijn geworden van de Mexicaanse landhervormingen in plaats van het door Carranza uitgevaardigde Besluit.Ga naar eindnoot65. De verschillen tussen de wet van Villa en het plan de Ayala zijn volgens Díaz Soto y Gama toe te schrijven aan het verschil in omstandigheden tussen de noordelijke staten, waar Villa opereerde, en de centrale en zuidelijke staten van Mexico. Het meest urgente probleem in het noorden was het opdelen van de onmetelijke latifundios in kleine kavels, terwijl in de streken waar Zapata werkte de nadruk veel meer lag op het teruggeven van landbouwgronden aan de inheemse gemeenschappen.Ga naar eindnoot66. Nadat Villa vrijwel al zijn invloed had verloren door de militaire campagne van Obregon en diens ‘Constitutionalistisch’ leger was de enig overgebleven groep die het Convent van Aguascalientes nog onderschreef de beweging van Zapata. Intussen waren Zapata's troepen genoodzaakt geweest Mexico City te verlaten, maar zij stelden in Jojutla, in de staat Morelos, een programma voor sociale en politieke hervormingen op waarvan de landhervormingen een integraal onderdeel vormden. Volgens Silva Herzog is dit een van de meest uitvoerbare voorstellen geweest.Ga naar eindnoot67. Nadat Obregon enkele grote veldslagen tegen Villa had gewonnen gaf Carranza, die zijn kansen op een uiteindelijke overwinning zag stijgen, in juni 1915 een verklaring uit die was gericht aan de hele Mexicaanse bevolking en waarin hij stelde dat de Constitutionalistische regering ernaar streefde de revolutionaire doelstellingen te verwezelijken. Silva Her- | |
[pagina 387]
| |
zog wijst erop dat de toon van deze verklaring aanzienlijk gematigder was dan die van het Besluit van 6 januari 1915. Als mogelijke oorzaak van deze ‘stap terug’ noemt Silva Herzog de noodzaak voor de Constitutionalistische regering om door de Verenigde Staten erkend te worden.Ga naar eindnoot68.
Op 19 september 1916 schreef Carranza een constituerende vergadering uit die in december 1916 en januari 1917 gehouden zou moeten worden om de grondwet van 1857 te herzien en aan te passen aan de veranderde omstandigheden. In alle delen van het land werden door het volk afgevaardigden gekozen. Velen van hen waren revolutionaire leiders, boeren of mensen uit de middenklassen die een belangrijke rol in de Revolutie hadden gespeeld. Artikel 27 van de grondwet handelde over het boerenprobleem. Algemeen vond men dat Carranza's voorstellen tot wijziging van dit artikel in de grondwet van 1857 niet ver genoeg gingen en niets zouden veranderen aan de eigenlijke problemen rond het grondbezit, die tenslotte tot de Revolutie hadden geleid. Een bijzondere commissie onder leiding van Pastor Rouaix bood aan om belangrijke wijzigingen aan te brengen die voor de vergadering aanvaardbaar zouden zijn.Ga naar eindnoot69. De meerderheid in de vergadering was in handen van de soldaten, generaals, kolonels en oversten van de revolutionaire legers. Tannenbaum zegt hierover: ‘De ideeën van de constituerende vergadering en de wijze waarop ze in de vergadering ontwikkeld werden kwamen uit heel verschillende bronnen. De soldaten wilden, zoals generaal Mujica me zei, het eigendom socialiseren. Maar zij waren bang, bang voor hun eigen moed, voor hun eigen ideeën. Ze vonden alle geletterde en ontwikkelde leden van de vergadering tegenover zich. Artikel 27 was een compromis.’Ga naar eindnoot70. Hoewel de definitieve versie veel verder ging dan de gematigde voorstellen van Carranza verzette deze zich niet tegen de unanieme aanvaarding ervan op 30 januari 1917. Toen hij echter eenmaal gekozen en geïnstalleerd was als constitutioneel president toonde hij geen enkele belangstelling voor het uitvoeren van de grondbeginselen van grondbezit en arbeid zoals die in de nieuwe grondwet waren vastgelegd. Herverdeling van grond vond nauwelijks meer plaats en de activiteiten van de vakbewegingen werden op alle mogelijke manieren belemmerd.Ga naar eindnoot71. Beals schrijft: ‘De revolutionaire elementen werden één voor één uitgeschakeld en vervangen door politici en militairen zonder uitgesproken politieke bindingen. De vooruitstrevende bepalingen in de grondwet werden niet of verkeerd toegepast, weinig dorpen kregen hun ejidos terug, zelfs niet als daartoe een gerechtelijk bevel kwam; herverdeling van de grond vond niet plaats, behalve in enkele staten waar de boeren bij de eerste de beste gelegenheid de zaak zelf met geweld regelden; de vakbewegingen genoten niet alleen niet de bescherming waar zij krachtens de grondwet recht op hadden, maar werden zelfs openlijk vervolgd.’Ga naar eindnoot72. In augustus 1916 werd het Casa del Obrero Mundial gesloten en de vakbonden uit de Jockey Club verdreven. Vakbondsleiders die tot stakingen opriepen werden met de doodstraf bedreigd. Dank zij de minister van oorlog, generaal Obregon, die het beleid van Carranza in deze zaken allerminst goedkeurde, werden dergelijke straffen niet ten uitvoer gelegd. Carranza trachtte zijn drastische maatregelen te rechtvaardigen door zich te beroepen op de noodtoestand die ontstaan was door de interventie van de Verenigde Staten, die Vera Cruz hadden bezet.Ga naar eindnoot73. Tannenbaum zegt hierover: ‘Het krachtig doorvoeren van alle in de grondwet gestelde bepalingen stuitte niet alleen in het binnenland maar ook in het buitenland op verzet. Enerzijds is dit buitenlands verzet tegen de Revolutie voor Mexico van groot belang geweest. Daardoor kon een solidariteit en een nationaal gevoel ontstaan bij de bevolking dat anders misschien moeilijk had kunnen worden bereikt. Anderzijds vormde dit verzet een groot struikelblok voor de uitvoering van een sociaal programma. Zonder twijfel heeft de angst voor een Amerikaanse interventie verhinderd dat zelfs maar een poging werd ondernomen tot totale confiscatie van het grootgrondbezit. Vanuit revolutionair standpunt was dat waarschijnlijk de snelste, minst pijnlijke en goedkoopste oplossing geweest voor het boerenprobleem. Maar de | |
[pagina 388]
| |
angst voor de Verenigde Staten bracht de constituerende vergadering ertoe een legale formule te aanvaarden die de eigenaren in hun rechten leek te beschermen, maar die als enig gevolg had dat de verbittering en de conflicten bleven voortbestaan, een vrede onmogelijk werd en het bezit veiliger noch winstgevender werd.’Ga naar eindnoot74.
Zapata had weinig vertrouwen in de wetten en maatregelen van de regering Carranza ten aanzien van de problemen rond het grondbezit. Zijn enige antwoord was de eis dat ze onmiddellijk zouden worden uitgevoerd. Ook verbeterde hij zijn eigen wetgeving op dit punt door het Plan de Ayala zo te wijzigen dat het op het hele land van toepassing werd, als alternatief voor de wetten van Carranza. Niet alleen gaf hij duidelijker voorschriften omtrent de herverdeling van de landbouwgronden, maar ook stelde hij reglementen op voor de samenstelling en verkiezing van plaatselijke raden en de bestrijding van het analfabetisme.Ga naar eindnoot75. In de landhervormingswet die Zapata op 17 juli 1917 uitvaardigde waren bepalingen opgenomen betreffende de maximum hoeveelheid grond die een boer in eigendom kon hebben, afhankelijk van het klimaat en de bodemgesteldheid. Chevalier wijst erop dat deze vooruitstrevende wetten van Zapata nauwelijks bekend zijn en werden teruggevonden in Zapata's archieven, toen eigendom van generaal Octavio Magana, die Chevalier toestemming gaf hierin onderzoek te verrichten.Ga naar eindnoot76. Palacios beschrijft hoe de journalist William Gates, in de eerste maanden van 1919 officieel door de Amerikaanse regering benoemd om een onderzoek in te stellen naar de revolutionaire beweging, zeer verbaasd was gewapende boeren aan te treffen die tegelijkertijd hun grond verdedigden en deze bebouwden. Gates sprak van een ‘echte sociale revolutie’. Palacios toont met voorbeelden aan dat soortgelijke opinies over Zapata en zijn beweging geuit zijn door staatslieden als Wilson, Clemenceau, Lloyd George en Lenin.Ga naar eindnoot77. Na 1917 kreeg de beweging te kampen met tegenslagen door de drastische wijze waarop de regeringstroepen de maatregelen van Carranza doorvoerden. Hele dorpen werden uitgeroeid om de beweging haar steun te ontnemen. Chevalier zegt dat Zapata's troepen tussen 1915 en 1919 in aantal slonken van 70 000 tot 10 000.Ga naar eindnoot78.) Hierbij moet worden gezegd dat het ten alle tijde moeilijk is geweest het exacte aantal Zapatista's te schatten. TaracenaGa naar eindnoot79.) schrijft dat in 1918 Zapata's leger uit 70 000 man zou bestaan, die allen een bepaalde periode in dienst waren en vier maal per jaar naar huis terugkeerden om hun land te bebouwen of in de mijnen te werken, zodat in feite maar een betrekkelijk klein deel van dit aantal werkelijk onder de wapens was. Tannenbaum geeft de volgende korte samenvatting van Zapata's beweging: ‘In die jaren was de enige regering in Morelos, en later ook in grote delen van de staten Guerrero, Puebla, Mexico, Tlaxcala en het Federale District, die van Zapata en de zijnen. Bij tijden telde zijn leger veertigduizend man. Zij kenden de bergen, de barrancas, en ze vochten niet in een oorlog, maar streden bewust voor de Revolutie. Het was een leger zonder voedselvoorzieningsproblemen, het leefde van het land. Het was een leger zonder legerkamp: wanneer er slag geleverd moest worden verzamelden de soldaten zich na een oproep, was de slag gestreden dan gingen zij terug naar hun dorpen, verborgen hun geweren en vatten hun boerenbedrijf weer op. Een federale colonne vond geen soldaten tegenover zich, slechts ongewapende boeren die op het land hun nederige arbeid verrichtten. Als er een campagne aan de gang was, wisselden de soldaten van Zapata elke drie maanden; een deel keerde terug naar huis, nieuwe krachten kwamen de gelederen versterken. Dit ging negen jaar lang zo door. ‘De federale regeringen, onverschillig of het die van Madero, Huerta of Carranza was, bestreden Zapata alle met dezelfde verbittering en zaaiden dood en verderf onder zijn aanhangers. Het werd een uitroeiingsoorlog. Het federale leger, dat zich steeds meer realiseerde dat het tegenover de hele bevolking stond, trachtte die bevolking te vernietigen. Dorpen werden systematisch plat gebrand, vruchtbomen en oogsten vernietigd, vrouwen en kinderen samengedreven in kampen. Het was | |
[pagina 389]
| |
een oorlog zonder genade. Geschat wordt dat in die negen jaar een derde deel van de bevolking van de staat Morelos werd uitgemoord. In die periode rees er in dit door de oorlog geteisterde gebied geen verzet tegen de regering of het gezag van Zapata, hij werd als vanzelfsprekend gehoorzaamd en was geliefd bij de bevolking als een oude Aztekenkoning. Hij was een geboren leider. Al die jaren stond er een hoge premie op zijn hoofd en toch werd hij niet éénmaal door zijn eigen mensen verraden, nooit heeft iemand uit zijn omgeving getracht op die manier rijkdom en macht te verwerven. Hieruit blijkt welke eenheid een sociale beweging onder de Mexicaanse indianen kan scheppen.’Ga naar eindnoot80. Op 17 maart 1919 zond Zapata een open brief aan Carranza waarin hij deze ervan beschuldigde aan favoriete generaals hacienda's te hebben verhuurd of ten geschenke gegeven, in plaats van ze aan de verdreven boeren terug te geven - een beschuldiging die al eerder was geuit en met voorbeelden gestaafd door een van de afgevaardigden naar de constituerende vergadering in Queretaro. Er is gezegd dat het deze brief en de artikelen van Gates waren, naast de vrees dat Zapata een verbond met Obregon zou aangaan, die Carranza deden besluiten de boerenleider tot iedere prijs te liquideren.Ga naar eindnoot81. Guajardo, een officier uit het leger van Pablo González, die in Morelos de Zapatistas bestreed, kreeg de opdracht zich voor te doen als een deserteur uit het federale leger die zich bij de Zapatistas aan wilde sluiten. Nadat Guajardo zijn ‘trouw’ aan de boerenbeweging had bewezen door Jonacotepec te veroveren en meer dan vijftig plunderende soldaten te laten terechtstellen, aanvaardde Zapata een uitnodiging om op 10 april 1919 bij zijn nieuwe ‘bondgenoot’ te komen dineren. Toen Zapata de hacienda Chinameca, waar het diner zou plaatsvinden, binnenreed, werd hij met kogels doorzeefd.Ga naar eindnoot82. Guajardo werd door Carranza tot generaal bevorderd en ontving 50 000 pesos.
Zapata was een leider met sterk charismatische kwaliteiten. Hij was iemand die tussen honderden anderen onmiddellijk opviel.Ga naar eindnoot83. Volgens de plaatselijke bevolking waren de hacendados al lang voor de Revolutie uitbrak en zijn naam beroemd werd, bang voor hem en zijn broer Eufemio.Ga naar eindnoot84. Hij had een goed inzicht in mensen. Toch is zijn belangrijkste eigenschap waarschijnlijk zijn eerlijkheid geweest, een eigenschap waardoor hij zich onderscheidde van andere revolutionaire leiders.Ga naar eindnoot85. Hij ging op geen enkele poging tot omkoping in, zoals andere leiders wel deden, en maakte van geen enkele gelegenheid om zich te verrijken gebruik. Hij stierf even arm als hij altijd was geweest en de zeven kinderen waarvan bekend is dat hij de vader is geweest leefden in armoede of genoten kleine uitkeringen of studietoelagen van de staat.Ga naar eindnoot86. Zijn zoon Nicolas, die niet in de voetsporen van zijn vader trad, verweet deze, naar wordt gezegd, dat hij zo dom was geweest de rijkdommen en bezittingen die hem bij vele gelegenheden werden aangeboden te weigeren.Ga naar eindnoot87. Zapata ging evenmin in op aanbiedingen van lieden die tegen een goede beloning Carranza wilden vermoorden, maar hij strafte streng, meestal met de doodstraf, diegenen die de zaak van de boeren verraadden.Ga naar eindnoot88. In de grond respecteerde hij de wet en de openbare orde, tot hij inzag dat hiermee niets te bereiken viel voor de zaak die hij verdedigde. Uit de verschillende beginselverklaringen en Besluiten die Zapata ondertekende, waaronder het Plan de Ayala, blijkt dat ‘Vernieuwing, Vrijheid, Rechtvaardigheid en Wet’ jarenlang het motto van de Zapatista-beweging is geweest en dat pas sedert 1916 de beroemde kreet ‘Tierra y Libertad’ (Land en Vrijheid) verschijnt.Ga naar eindnoot89. Zijn aanzien bij de boeren was zo groot dat sommigen nog steeds geloven dat hij in leven is. Hij werd de ‘apostel van de boeren’ en de ‘Christus van de Amerika's’ genoemd. Zijn leer kan het best worden samengevat door de zin die een Amerikaanse onderzoeker, Tannenbaum, die Morelos vier jaar na de dood van de boerenleider bezocht, als opschrift op een post ergens in Cuernavaca zag staan, ingekerfd met een kapmes en gedateerd 11 april 1919, de dag na de moord op Zapata: ‘Rebellen uit het zuiden, het is beter om staande te sterven dan op je knieën te leven.’Ga naar eindnoot90. Toch viel de beweging van Zapata, die al | |
[pagina 390]
| |
aanzienlijk verzwakt was, na zijn dood verder uiteen. Gildardo Magaña werd als Zapatas opvolger benoemd tot opperbevelhebber van het Bevrijdingsleger. Toen de beweging een groot deel van haar militaire kracht verloren had, werd aansluiting gezocht bij en een verbond gesloten met Obregon.Ga naar eindnoot91. Deze stelde zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen in 1920, maar werd hevig tegengewerkt door Carranza. Obregon, wiens volgelingen er tijdens de constituerende vergadering in Queretaro voor hadden gezorgd dat artikel 27 van de grondwet werd aanvaard, stond bekend als een voorstander van de landhervormingen. Diaz Soto y Gama, een van Zapata's medewerkers die zijn strijd voor de zaak van de boeren voortzette, zegt dat tot zijn verbazing Obregon in mei 1920, na een rondreis door Morelos en Guerrero, zei er nu van overtuigd te zijn dat de problemen van de Indianen dringend om een oplossing vroegen.Ga naar eindnoot92. Toen Obregon later president werd begon hij aarzelend met de uitvoering van een plan tot herverdeling van de grond, dat echter vergeleken bij wat zijn voorganger Carranza had bereikt uiterst vooruitstrevend was. Tannenbaum meldt dat in 1926 nog slechts zeventien procent van de dorpen die volgens deze wet aanspraak op grond konden maken, deze grond ook inderdaad toegewezen hadden gekregen. Alleen in Morelos was de herverdeling van het land al veel verder gevorderd dan in andere staten. In 1926 was, volgens de gegevens die door de Agrarische Staatscommissie in Morelos ter beschikking van Tannenbaum werden gesteld, al meer dan de helft van de daar gelegen haciendas verdeeld onder de dorpen.Ga naar eindnoot93. Dit was waarschijnlijk te danken aan het feit dat in feite veel van deze landbouwgronden al onder het bestuur van Zapata waren herverdeeld. Hiermee lijkt het bewijs geleverd voor de noodzaak van daadwerkelijke actie van de boerenbevolking zelf.
Als enige conclusie getrokken dient te worden uit de ontwikkeling van de Zapatistabeweging, zou ik het belang van een charismatisch leiderschap dat volledig aanvaard wordt door de boerenbevolking willen onderstrepen. Een ander belangrijk punt is het feit dat pas tot gewapend optreden werd overgegaan nadat een jarenlange, goed georganiseerde strijd met wettige middelen tevergeefs was gebleken en het volk geen andere uitweg zag dan het systeem waarin hun elke medezeggenschap onthouden werd omver te werpen. De onverzoenlijke houding van de heersende klassen was waarschijnlijk de grootste stimulans voor een gezamelijk optreden van de boeren en hetzelfde geldt voor de meedogeloze onderdrukking door het leger, dat de zijde van de gevestigde orde had gekozen tegen de boeren. Ook duidelijke doelstellingen, vastgelegd in een eenvoudige beginselverklaring als het Plan de Ayala droegen bij tot het activeren van de boerenbevolking. Zij wisten waar ze voor vochten: het heroveren van hun traditionele dorpsgronden en het uitschakelen van de grootgrondbezitters, die hen van hun land verdreven hadden en hun arbeidskracht exploiteerden. Ook een betrekkelijk grote ‘verproletarisering’ van de boeren, die hun eigen zelfstandigheid of die van de gemeenschap waarin zij leefden, verloren zagen gaan of reeds verloren hadden, en genoodzaakt waren als geheel of gedeeltelijk afhankelijke landarbeiders op de haciendas te gaan werken, lijkt een omstandigheid te zijn die gunstig is voor het ontstaan van georganiseerd verzet. Er dient op gewezen te worden dat in vele streken van Latijns-Amerika nog steeds toestanden bestaan die in veel opzichten doen denken aan die in Morelos in 1910.Ga naar eindnoot94. |
|