De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harry Mulisch
|
LINKS | heeft meningen. |
RECHTS | heeft belangen. |
LINKS | moet meningen hebben omdat het geen belangen heeft. |
RECHTS | kan het stellen zonder meningen omdat het belangen heeft. |
LINKS | heeft zijn mening als ‘belang’. |
RECHTS | heeft zijn belang als ‘mening’. |
LINKS | is daarom te goeder trouw. |
RECHTS | is daarom te kwader trouw. |
LINKS | neemt zijn eigen meningen ernstig. |
RECHTS | neemt zijn eigen pseudo-meningen niet ernstig. |
LINKS | neemt de pseudo-meningen van Rechts evenmin ernstig. |
RECHTS | neemt alleen zijn belangen ernstig. |
LINKS | neemt ook alleen de belangen van Rechts ernstig. |
RECHTS | neemt de pseudo-belangen van Links niet ernstig. |
LINKS | neemt zijn eigen pseudo-belangen evenmin ernstig. |
RECHTS | eist van Links altijd nog meer meningen dan het al heeft: als Links tegen de daden van de U.S.A. de straat opgaat, moet het ook tegen de daden van de Vietcong de straat opgaan, - de ene mening moet door de andere mening geneutraliseerd worden, zodat de rechtse meningloosheid ontstaat. |
LINKS | heeft over de U.S.A. een andere mening dan over het Nationale Bevrijdingsfront, en het gaat niet tegen de Vietcong de straat op. |
RECHTS | ook niet, - daar heeft het huurlingen voor, in uniform, met knuppels en pistolen, helmen en schilden, wier ‘mening’ uitsluitend bestaat uit hun belang, namelijk hun salaris, en die daarmee de aard van Rechts natuurgetrouw uitbeelden. |
LINKS | ziet de U.S.A., de NATO-bondgenoot, handelen in tegenspraak tot de meningen, die Links over handelen heeft. |
RECHTS | ziet de handelingen van het vietnamese volk in tegenspraak tot de belangen, die Rechts heeft. |
LINKS | heeft een andere mening over het geweld van de onderdrukker dan over het geweld waarmee de onderdrukte zich van de onderdrukker bevrijdt. |
RECHTS | maakt een pseudo-onderscheid tussen de duitse inval in Nederland en de amerikaanse inval in Cambodja, en verwijt vervolgens Links, dat het ‘heeft vergeten wat de amerikanen in de oorlog voor ons hebben gedaan’. |
[pagina 66]
LINKS | is dit nu juist niet vergeten, maar Rechts - dat blijkt nu - heeft het nooit geweten. |
RECHTS | kan geen mening hebben over geweld, want het is geweld. |
LINKS | is niet in gesprek met Rechts. |
RECHTS | vraagt om gehoor bij Links; het eist van Links dat wij, bij alle verschillen, ‘respekt voor elkanders meningen’ moeten hebben. |
LINKS | eist dat respect niet van Rechts. |
RECHTS | vindt dat de ene mening de andere waard is, zoals het vindt dat geweld geweld is; het vindt alle meningen relatief en subjectief omdat het geen mogelijkheid heeft om onderscheid te maken, aangezien het het absolute uitsluitend bezit in de gestalte van zijn belangen. |
LINKS | bezit het absolute in het besef, dat er een waarheid is in de wereld. |
RECHTS | bezit geen waarheid; het bezit zijn belangen als ‘objektieve’ werkelijkheid. |
LINKS | heeft respekt voor de waarheid van meningen, maar niet voor de werkelijkheid van belangen. |
RECHTS | behoort daarom Links te respekteren om zijn meningen. |
LINKS | behoort daarom Rechts te verachten omdat het geen meningen heeft. |
RECHTS | oriënteert al zijn pseudo-meningen op de idee van de vrijheid. |
LINKS | oriënteert al zijn meningen op de idee van de rechtvaardigheid. |
RECHTS | plaatst zich met de idee van de vrijheid in een logisch onhoudbare positie, want de vrijheid kan nooit absoluut zijn: als A vrij is om B te wurgen, - hetzij ekonomisch, hetzij op een andere manier, - dan is B niet vrij om te blijven bestaan; maar dat de vrijheid als absolutum met zichzelf in tegenspraak is, behoort niet tot de zorgen van Rechts, aangezien het er geen meningen uit af hoeft te leiden, maar alleen pseudo-meningen, want het absolute bezit het al in de gestalte van zijn belangen. |
LINKS | acht daarom de idee van de vrijheid een pseudo-absolutum. |
RECHTS | beschuldigt vervolgens Links er van, dat het de onvrijheid voorstaat. |
LINKS | staat inderdaad de onvrijheid voor, in zo ver de vrijheid met zichzelf in tegenspraak raakt; haar gouden meter daarvoor is de rechtvaardigheid; in tegenstelling tot de vrijheid is de rechtvaardigheid een absolutum, dat nooit met zichzelf in tegenspraak kan raken. |
RECHTS | zou (wanneer het geïnteresseerd was in meningen) hiertegen de tragedie in het veld kunnen brengen: de rechtvaardigheid, die in het lot van Oedipus in tegenspraak met zichzelf raakt; - maar hij die de ene waarheid al niet kent, hoe zou die kunnen denken in termen van twee? |
LINKS | (dat ook dit nu weer meent) zet daarom de tragedie buiten spel en blijft bij de slotsom, dat de vrijheid met logische noodzakelijkheid in haar tegendeel verkeert en leidt tot haar eigen vernietiging als absolutum; dat zij in de praktijk betekent: vrijheid voor een élite, voor een groep, een klasse; vrijheid voor A, - dat wil zeggen: de ondergang van B. |
RECHTS | zal dit alleen in het uur van zijn dood toegeven. |
LINKS | verzet zich vanuit de rechtvaardigheid tegen het lot van B, dat geen lot is maar de wil van A; het zal zich radikaal en met alle middelen tegen deze vrijheid van A keren. |
RECHTS | ziet daarmee niet zo zeer zijn ‘meningen’ aangerand als wel zijn belangen; daarmee zal het gevaarlijk worden, en het zal zijn geweld uit de verborgenheid naar de oppervlakte |
[pagina 67]
laten komen: naar mate Links er in slaagt zijn RECHTVAARDIGHEID - GELIJKWAARDIGHEID - KAMERAADSCHAPPELIJKHEID te bewerkstelligen, zal Rechts zijn élite-vrijheid verdedigen door het te hulp roepen van zijn argumenten, waarover het beschikt: de politie, het leger, - de kogels zullen uit de geweren komen met de onontkoombaarheid van syllogismen; het welwillende lachje, dat altijd om de mond van Rechts zweeft, zal verdwijnen en plaatsmaken voor angst; de vrije élite zal zich snel verkleinen, en daarmee is het fascisme aangebroken. | |
LINKS | is het niet ontgaan, dat op aarde nooit een mens vrijer was dan Adolf Hitler. |
RECHTS | is voor eeuwig gekorrumpeerd door het Duizendjarige Rijk. |
LINKS | herkent in de rechtse paradox van de vrijheid de versteende karikatuur van de dialektiek van de verandering; zelf kan het zich veroorloven om zich te wijden aan de verandering en de vertijdelijking, omdat het het eeuwig onveranderlijke bezit in de rechtvaardigheid. |
RECHTS | kan het onveranderlijke uitsluitend zoeken in de vereeuwiging van zijn belangen; het zal trachten dit ‘proces’ de onontkoombaarheid van de wiskunde op te drukken, en daarmee met mathematische zekerheid verpletterd worden onder het gebouw zonder deuren, dat het heeft opgetrokken. |
LINKS | houdt in Viet-Nam zijn strijd voor de rechtvaardigheid sinds twintig jaar vol. |
RECHTS | heeft in mei '40 de strijd voor de vrijheid vier dagen volgehouden. |
LINKS | beschouwt zichzelf als Links en het beschouwt Rechts als Rechts. |
RECHTS | beschouwt het onderscheid tussen Links en Rechts als verouderd. |
LINKS | beschouwt deze pseudo-mening, deze onmacht om onderscheid te maken, als het Kaïnsteken van Rechts. |
mei 1970
- voetnoot+
- HARRY MULISCH. Geb. 1927. Publiceerde onder meer Het woord bij de daad (1968), Wenken voor de jongste dag (1967), Bericht aan de rattenkoning (1966), De zaak 40/61 (1962), Voer voor psychologen (1961), Tanchelijn (1960), Het stenen bruidsbed (1959), De versierde mens (1957), Het zwarte licht (1956), Het mirakel (1955), De diamant (1954), Chantage op het leven (1953), Archibald strohalm (1952). Oud-redacteur van Podium, oprichter van Randstad. Sinds 1965 redacteur van De Gids.