De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Herinneringen aan Theo StibbeMark BrusseGa naar voetnoot+Parijs, Cité des Arts, mei 1970Beste Klaas,
Nu al een paar dagen ben ik meer dan anders bezig met Theo, ze hebben namelijk gevraagd of Malsen en ik misschien iets over hem wilden doen voor een speciaal Gidsnummer. Het ellendige is alleen dat, als ik Theo wèrkelijk zo goed had gekend als men veronderstelt, ik zo'n stukje natuurlijk nooit zou hebben hoeven schrijven. Ik weet precies waar je aan zit te denken als je deze brief leest: die warme zomermiddag dat we van het Waterlooplein kwamen en een borrel bij Theo gingen drinken: jouw onbehaaglijkheid in dat sombere appartement met de gesloten gordijnen die alleen één streep Cubaanse zon doorlieten, maar dat Cubaanse kan ook wel die grote foto van Che geweest zijn; Theo die opeens onder het gesprek naar de antieke kast liep en er een enorme revolver uithaalde, een prachtig zwaar ding, waar hij even, midden in de kamer, precies in die streep zon, nonchalant mee stond te spelen, en toen hij hem weer opborg ons ook nog even het pakketje oliepapier waar de kogels in zaten liet zien. Tevreden met onze verwarde reactie, schonk hij ons nog een borrel in en maakte voor zichzelf een Alka-selzer klaar. Je was totaal ontdaan, en pas in de lift naar beneden mompelde je iets van ‘godbewaarme, dat was wel het laatste wat ik achter die jongen gezocht had’. Ik weet ook waar Denise nu aan zou denken: De avond voor jullie me in Rotterdam op de boot naar New York zetten, was ik met haar bij Theo; hij liep toen ook weer naar de kast, trok de la open, maar deze keer haalde hij er iets uit in cadeauverpakking. Hij gaf de verbouwereerde Denise een onhandige zoen en zei: ‘tiens, c'est pour toi.’ In het roze papier zat een parelmoeren poederdoosje. Ik zag dat er in die la zeker wel dertig van die cadeautjes lagen.
Acht jaar geleden zat ik je ook te schrijven en vertelde ik dat er in het hotel ‘Beauséjour’ waar ik toen woonde nog een Hollander moest zitten omdat iedere week De Groene Amsterdammer op de trap lag. Zeker een jaar lang heb ik nooit méér van die Hollander geweten dan dat hij Theo Stibbe heette omdat dat nu eenmaal op die krant stond, en dat hij er vast erg onopvallend uit moest zien, anders had ik hem wel eens opgemerkt. Op een morgen toen ik de krant weer netjes in z'n wikkel terug op de trap legde, hoorde ik iemand achter me zeggen: ‘O, bent u het die altijd de krant leest vóór mij.’ Er moet in die acht jaar wel heel erg veel gebeurd zijn met Theo. Drie maanden geleden, de één na laatste keer dat ik bij hem op bezoek kwam, deed hij me open in zijn pyjama en schoot toen weer in bed, het was een uur of vijf 's middags, De Groene lag nog op de mat met een stel brieven. ‘Moet ik de post voor je meebrengen?’ vroeg ik. ‘Nee, leg maar bij de rest.’ Op de hutkoffer in de gang lag 'n berg van weken post, ik zag dat alleen de handgeschreven brieven open waren gemaakt. Misschien had Theo wat meer handgeschreven brieven moeten krijgen. | |
[pagina 39]
| |
P.S. Ondanks de grote Vietnam-manifestatie ga ik vanavond met Malsen toch maar bij ‘Goldenberg’ eten, met het risico natuurlijk dat ze daar zullen vragen: ‘Et monsieur Theo, il va bien?’ | |
Willem van Malsen
| |
Juliette Minces
| |
[pagina 40]
| |
mor. Voor diegenen onder ons die het voorrecht hebben gehad met hem samen te werken was hij een goede, begrijpende kameraad op wie men steeds kon rekenen. In de loop der jaren zijn mede door zijn toedoen vriendschapsbanden ontstaan tussen Parijs en Amsterdam die zijn dood niet kan verbreken.
|
|