De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Klaas de Jonge
| |
[pagina 42]
| |
Che GuevaraGa naar voetnoot5. en Régis DebrayGa naar voetnoot6. zijn van mening dat militaire operaties door guerrillo's vooraf moeten gaan aan de politieke propaganda en agitatie onder de massa (de zogenaamde ‘focus’-theorie). Zij geloven dat er een inspirerende werking uitgaat van militaire daden, dat actie in een passieve maatschappij als voorbeeld een geweldige uitwerking heeft. Daarentegen werd in Guinée de fase van propaganda en agitatie primair geacht. Deze fase van politieke voorbereiding en het bewerken van de massa duurde in Guinée zeven jaar (van 1956 tot 1963) In 1956 werd door Cabral en zijn vrienden de nationalistische partij, de PAIGC, opgericht, die de kern is geworden van de latere guerrillabeweging. In tegenstelling tot een aantal andere Afrikaanse landen was het in Guinée totaal onmogelijk dat deze nationalistische beweging ooit op legale wijze politiek zou kunnen bedrijven. Elke poging daartoe werd door het Portugese koloniale bewind onmiddellijk de kop ingedrukt, waarbij het niet vermoedde dat deze houding een guerrillabeweging opriep die niet meer te stuiten zou zijn. De lange voorbereiding bleek noodzakelijk om de leiding - die afkomstig was uit de laag van de kleine bourgeoisie - om te vormen tot een ideologisch en militair goed geschoolde partijkern en om een middenkader te trainen dat de politisering van de bevolking op het platteland tot stand kon brengen. Het bleek een bijzonder moeilijk proces om de bevolking te activeren, omdat in Guinée - in tegenstelling tot bij voorbeeld Cuba - de boerenbevolking niet sterk gedepriveerd was. In Guinée beschikte de boerenbevolking over betrekkelijk veel eigen grond, zodat getoond moest worden dat zij door de Portugezen onderdrukt werden. De propagandisten moesten in de benadering van de plattelandsbevolking zeer direct inspelen op alledaagse grieven, en niet praten over abstracte zaken als ‘de strijd tegen het kolonialisme.’ Cabral die als landbouwingenieur de dorpen in de diverse tribale gebieden goed had leren kennen, heeft veel van het politieke kader zelf getraind. In een artikel, daterend uit 1969Ga naar voetnoot3., geeft hij een voorbeeld van zo'n benadering: ‘Waarom we gaan strijden?...Heb je je belasting al betaald? Heeft je vader al betaald? Wat hebben ze ermee gedaan? Hoeveel krijg je voor je aardnoten? Heb je er wel eens bij nagedacht hoeveel ze opleveren als je kijkt naar het werk dat je familie ervoor verricht heeft? Wie hebben er hier in de gevangenis gezeten? O, heb je er zelf in gezeten...’ Wanneer Cabral en de zijnen in 1956 onmiddellijk met een guerrillakern de strijd begonnen waren (zoals de focustheorie wil), dan was de kans groot geweest dat door gebrek aan steun van de bevolking deze gewapende opstand even catastrofaal geëindigd zou zijn als Guevara's avontuur in Bolivia. Cabral zegt over deze periodeGa naar voetnoot3.: Iedereen weet dat guerrillero's vaak de bergen als basis nemen, Guinée bestaat uit vlak land en wij moesten van ons eigen volk bergen maken om de vrijheidsstrijd in eigen land te kunnen voeren.’ Toen in 1962 de leiders meenden dat deze situatie bereikt was, gingen ze over tot het uitvoeren van kleine sabotages en riep men de bevolking op geen belasting meer te betalen. De Portugezen kondigden onmiddellijk de noodtoestand af en de onderdrukking door de geheime politie en het leger werd sterker. Ze konden echter niet verhinderen dat de legitimiteit van het Portugese gezag meer en meer werd aangetast en dat honderden vrijwilligers zich bij de bevrijdingsbeweging aansloten om militaire en politieke training te ontvangen in binnen- of buitenland (het aangrenzende Franssprekende Guinée).
Van guerrilla naar een geregelder oorlogsvoering
In januari 1963 begon in het zuiden de volgende fase: de eigenlijke guerrilla-oorlog die de Portugezen volslagen verraste. Eind 1963 waren grote delen van het platteland reeds in handen van de guerrilla's en werden Portugese militairen en burgers gedwongen zich terug te trekken in de steden en in versterkte nederzettingen. Begin 1964 komt er een groots opgezet Portugees offensief tegen het in 1963 bevrijde | |
[pagina 43]
| |
eiland Como. Ondanks ondersteuning van luchtmacht en marine slagen de Portugese troepen (drieduizend man) er in een vijfenzeventig dagen durende strijd niet in Como terug te veroveren. Deze slag versterkte het vertrouwen in de kracht van de nationalistische beweging en luidde een volgende fase in: die van de meer geregelde oorlogvoering. Deze overgang brengt gevaren met zich mee, daar de bevrijdingsbeweging zich dan veel meer bloot geeft dan tijdens de guerrillastrijd, die gekenmerkt wordt door onzichtbaarheid en mobiliteit.Ga naar voetnoot7. In 1964 gaat de partij tot de noodzakelijke reorganisatie van het militaire systeem over. Cabral zag in dat er bij de vrijwel autonoom optredende guerrillakernen het gevaar bestond dat deze zich te veel vervreemdden van de dorpsbewoners en de neiging kregen autoritair te gaan optreden. Tegen een aantal guerrillaleiders die moeite hadden zich aan te passen werden disciplinaire maatregelen genomen. Uit de vele kleine guerrillagroepen werd een aantal van de beste strijders geselecteerd, die de kern van een geregeld, maar mobiel leger moesten vormen (het revolutionaire volksleger: FARP). Ondanks het gevaar dat deze wijzigingen de ongrijpbaarheid deden verminderen en daardoor de kwetsbaarheid verhoogden, durfde men in Guinée deze stap wagen, omdat men kon rekenen op de steun van de bevolking. Daar de Portugezen, door middel van een contraguerrilla trachtten de verzetsstrijders van de bevolking te isoleren, werd in 1964 alles op alles gezet om de revolutionaire beweging nog sterker te laten integreren in de Guinese samenleving en de sociale revolutie voortgang te doen vinden. In de bevrijde gebieden kwamen meer en meer scholen, er werden ziekenhuizen ingericht en winkels geopend. Tevens werd een verbetering van de voedselproduktie ter hand genomen en een dorpsmilitie in het leven geroepen. Het voornaamste was echter de democratisering in de besluitvorming (door middel van gekozen dorpscomités) en de verdere coördinatie van de partijorganisatie op dorpsniveau.
Ondanks talrijke pogingen is de Portugese krijgsmacht er niet meer in geslaagd het initiatief in deze oorlog over te nemen en de bevolking voor zich te winnen. Versterkte militaire posten binnen het guerrillagebied worden de een na de ander opgerold (zestien in 1968) Het verzet onder de bevolking groeit nog steeds evenals de onrust in de steden, die omsingeld worden door het platteland. De Portugezen proberen als antwoord op de guerrillastrijd ook de mobiliteit van de eigen troepen op te voeren (door gebruik te maken van helikopters bij voorbeeld) Verder bombardeert men regelmatig dorpen in de bevrijde gebieden. Van de speciale commandotroepen wordt een effectief en hard optreden verwacht zoals blijkt uit Portugese circulaires2c waarin benadrukt wordt dat guerrillero's geneutraliseerd, vernietigd en gedood moeten worden daar zij gewone misdadigers en moordenaars zouden zijn. Alle middelen - aldus deze circulaires - mogen gebruikt worden om zo snel mogelijk informatie uit gevangenen los te krijgen. Als vrouwen en kinderen door het optreden van de speciale troepen mochten sterven dan ligt de verantwoordelijkheid bij de guerrillero's die zich onder hen verschuilen. Een belangrijke factor voor de mislukking van de Portugese strategie is het feit dat men gebruik moet maken van grotendeels weinig gemotiveerde dienstplichtigen. Hoe weinig blijkt wel uit de veelvuldig voorkomende deserties onder de Portugezen en het slechte moreel van de meeste legereenheden. Het eindresultaat van dit alles is dat in 1970 driekwart van Guinée onder het bestuur van de PAIGC valt. Gezien de superieure wapens (als jachtvliegtuigen, napalm, pantserwagens en helikopters) waarover onze NATO-partner Portugal kan beschikken, kan men niet verwachten dat het leger militair een nederlaag kan worden toegebracht. Wel kan Portugal genoodzaakt worden om onderhandelingen te openen. Tot nu toe blijkt ze daartoe echter weinig bereid en de laatste maanden hebben weer een opleving van terreur te zien gegeven. In plaats van een institutionaliseringGa naar voetnoot7. van het conflict waarbij de strijd minder wreed en fanatiek wordt gevoerd en waarbij mogelijkheden voor onderhande- | |
[pagina 44]
| |
lingen worden opengehouden, zien we een verabsolutering die een gevolg is van de houding van de Portugese regering (die meent een heilige opdracht te vervullen) en het optreden van de krijgsmacht (vooral luchtmacht, marine en commandotroepen). Van de zijde van de Guinese bevrijdingsbeweging zijn de wegen tot onderhandeling tot dusver steeds open gehouden. Het belangrijkste doel was immers de onafhankelijkheid en niet de militaire overwinning. Bij dit openstaan voor onderhandelingen past ook het zich houden aan bepaalde regels zoals onder andere het in de strijd ontzien van Portugese burgers en het gevangen nemen van soldaten in plaats van ze te liquideren. Als antwoord op de voortdurende bombardementen op de bevolking in de bevrijde gebieden (bombardementen op scholen met name) dreigde Cabral echter onlangs dat repressailles tegen Portugese burgers en krijgsgevangenen onvermijdelijk worden als de Portugezen zo voortgaan. Hoe bloedig en langdurig de strijd ook wordt, het koloniale bewind zal nooit meer hersteld kunnen worden. De politieke revolutie zal slagen.
Of ook de sociale revolutie zal slagen en of de bevrijding gevolgd zal worden door de opbouw van een nieuwe maatschappij en de ontplooiing van een nieuw mensentype, zal nog moeten blijken. Er zijn een paar factoren die maken dat Guinée het Cuba van Afrika zou kunnen worden en een voorbeeld voor vele grote Afrikaanse landen, waar de revolutie totaal is vastgelopen. Bij een topgroep van partij- en militaire leiders, die grotendeels uit de kleine bourgeoisie komen, bestaat een duidelijke gerichtheid op de belangen van de bevolking, die sterker is geworden door de gemeenschappelijke strijd, het veelvuldig contact met de rurale bevolking en de nadruk op de ideologie als wapen in de strijd van de bevrijdingsbeweging om een mentaliteitsverandering op gang te brengen. Een belangrijke rol speelt de figuur van Cabral, die blijk heeft gegeven van een bijzonder goede kijk op de reële situatie in zijn land. In zijn socialisme zal men bij voorbeeld tevergeefs zoeken naar generaliserende ideeën over de typisch Afrikaanse gemeenschap, die egalitair zou zijn en in de basis reeds socialistisch, zoals heel sterk bij Senghor, maar ook aanwezig bij Nkrumah, Nyerere en Fanon. Cabral is het symbool geworden voor zijn land, zoals Nyerere voor Tanzania en Fidel Castro voor Cuba. Dit alles maakt de kans groter dan elders in Tropisch Afrika dat Guinée na de revolutie gespaard zal worden voor de opkomst van een sterke bureaucratische elite (ambtenaren en militairen) die er een ‘dolce-vita’-achtige levensstijl op nahoudt. Daarbij komt dat onder het Portugese bewind - in tegenstelling tot bij voorbeeld Ghana en Nigeria - er geen grote verschillen in rijkdom tussen de verschillende bevolkingsgroepen zijn ontstaan. Verder is het veelbelovend dat een groot deel van de bevolking reeds gemobiliseerd en uit haar apathie gehaald is. Maar bij een eventuele stagnering van de economische groei die niet verbazingwekkend zou zijn voor een arm en socialistisch landbouwland als Guinée, is de kans groot dat de ontevredenheid zich na de onafhankelijkheid zal richten op de nieuwe regering. De opgewekte ontevredenheid ten aanzien van het koloniale gezag kan dan heel goed als een boemerang gaan werken, vooral als een nieuwe regering er weer toe over zou gaan belasting te eisen, die de bevolking nu niet meer betaalt. Tevens bestaat er het gevaar dat regionale, tribale en religieuze tegenstellingen, die momenteel door de gemeenschappelijke strijd tegen het Portugese bewind op de achtergrond zijn geraakt, weer op zullen laaien. Dat zelfs bij de groeperingen, die het sterkst politiek bewust zijn (zoals soldaten van het volksleger) er weerstanden bestaan om te strijden buiten de eigen streek, wijst erop dat de nationale bewustwording nog vrij gering is. De opbouw van een nieuwe maatschappij en de vorming van een nieuw mensentype is misschien wel het moeilijkste onderdeel van de revolutie. Cuba heeft de afgelopen jaren steeds meer met moeilijkheden te kampen gekregen. Het centrale probleem is de bevolking te mobiliseren voor een langdurige krachtsinspanning voor de opbouw van een socialistische maatschappij. Daarvoor is een hoog politiek bewustzijnsniveau nodig en dat kan niet opgewekt worden door louter ideologische indoctrinatie van bovenaf. In Guinée heeft de revolutionaire | |
[pagina 45]
| |
beweging van begin af aan getracht de boerenbevolking door democratische participatie in de partij een politieke bewustwording te brengen. Mensen als Cabral zijn zich bewust van de problemen. |
|