De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Rudolf Geel
| |
[pagina 34]
| |
of een grote kijkdichtheid garandeert. Je hoeft alleen maar eens De Telegraaf te lezen of te kijken naar een ontmoetingsprogramma van Willem Duys: een onafzienbare stoet mensen die zich jaar in jaar uit uitleven in treurige hobby's en fatamorgana's van een fantastische technologische wereld waar alles vanzelf gaat. In die kringen heeft een man als de hoogleraar in de toekomst (!) Fred Polak natuurlijk groot succes: hobbyisme gelardeerd met sociale en morele sausjes. Escapisme: ik zal nooit dat vrouwtje vergeten dat uitsluitend achterstevoren wilde spreken (raaw thce = echt waar). Om te huilen, maar de toeschouwers zijn vol bewondering en gaan het thuis gauw ook proberen.
Wanneer het leven je te hoog gaat, kun je je verschuilen in een schijnwereld. En wanneer je je best tevreden voelt binnen jouw eigen bestaan, doe je of je neus bloedt wanneer zo'n vuile nikker naar je kijkt (wegjagen is onbeleefd). Angst en onveiligheid moet je buiten de deur houden en dus niet tegemoet treden. Een geestelijk keurslijf blijkt daarbij een uitstekende reddingsboei te zijn. De verdedigers van het ‘eigene’ (of dat nou hun gezin is of het volkseigene, de Hollandse Nieuwe of de voetbalclub aan wie zij hun gehele liefde geven) treden de wereld volgens kant-en-klaar modellen tegemoet. De wereld verandert, de modellen niet. Met modellen zijn ze ook zelf altijd geconfronteerd, dus niemand kan hen iets kwalijk nemen, ze weten niet beter. Denk eens aan de tekenles op school: je moest kiezen uit een map met voorbeelden en als jouw creatie niet van het model kon worden onderscheiden, kreeg je een tien. En niet te vergeten de taalles met de invuloefeningen: ‘zo sterk als een ...’. Ja, dan moest je er wel voor zorgen dat je ‘beer’ invulde, want ‘komkommer’ was natuurlijk fout, ook al kon jij door de logica binnen de context van jouw vergelijking bewijzen dat je gelijk had, dat wil zeggen ook gelijk. ‘De appel valt niet ver van de stam’, ‘zo vader zo zoon’, ‘Zoals het klokje thuis tikt...’ spreekwoorden, clichés, de waarheden en modellen van de toekomstige gelijkhebbers. Een minderheid probeerde natuurlijk op school wel eens zijn eigen tekening te maken, bouwde later op grond van eigen waarneming en onderzoek een beeld op van de wereld waarin hij leefde. Wat meer zegt: probeerde dat beeld naar eigen inzicht te veranderen. In het licht van de conflicten tussen universitaire machthebbers en studenten, is het niet zo opmerkelijk dat een man als Belinfante, de rector magnificus van de Amsterdamse universiteit, in zijn brieven aan alle studenten en medewerkers de ‘cultuuroverdracht’ voorop stelt. De onderwijzer met zijn map modellen is hier het hoofd van de senaat van Nederlands grootste universiteit. Een aanzienlijke promotie. De leerlingen mogen natuurlijk ook een stapje verder gaan dan vroeger: onder deskundige leiding kunnen kleine veranderingen aan de landschappen worden aangebracht, maar pas op voor een nieuw landschap, niet meer geschilderd met de hand zoals de traditie voorschrijft, maar met een ‘alternatief’ lichaamsdeel bij voorbeeld, aangepast aan de tekening. Dat kan wel eens betekenen dat je de tekening driedimensionaal moet zien te maken, opdat er mensen in kunnen leven. Degenen die nieuwe ideeën aanbrengen hebben het dubbel moeilijk. Enerzijds moeten zij de anderen proberen te overtuigen van hun gelijk, daarnaast moeten ze hun idee verdedigen tegen aanvallen van mensen die er op z'n gunstigst vluchtig kennis van hebben genomen. Dat vereist veel optimisme en veel flexibiliteit. Hier en daar hebben studentenacties in Nederland enig succes opgeleverd. Eerst is er de idee, daarna volgt blijmoedig de actie en als daar resultaat uitkomt, volgt de periode van moeizaam uitbouwen van het bereikte. Houd dan de revolutionaire vaart en het enthousiasme er maar eens in, bij voorbeeld wanneer een aantal betrokkenen toch maar liever werkeloos en weinig belangstellend blijft toekijken. Onverschilligheid is een doeltreffend wapen in de handen van de zwijgende meerderheid. Onverschilligheid en wachten op het eerste foutje om daarna onvervaard en met alle smerige middelen ten strijde te trekken. Het is kortom veel gemakkelijker op te houden met denken en creëren (of daar nooit aan te beginnen, ook als je er de kans toe krijgt) en met stenen te gooien naar alles dat je niet bevalt, dan om te proberen die stenen te gebrui- | |
[pagina 35]
| |
ken voor het bouwen van een fabriek of een cultureel centrum. Ik heb hier tot nu toe geschreven over verbeelding en anti-verbeelding. Kunnen die twee samengaan, zonder dat de een de ander opeet? Ik zal het hier verder hebben over de strip Krazy Kat, waar dat inderdaad het geval is. In Krazy Kat komt de verbeelding in velerlei vormen tot uiting. Het is een verbeelding die wordt op gang gebracht door destructie, maar de liefhebbers daarvan zullen weinig aardigheid beleven aan deze strip. In Krazy Kat viert de verbeelding hoogtij. De maker, George Herriman, voert ons via die destructie een bizarre, verrassend beweeglijke wereld binnen. Dat is een unicum, eenmalig, onvergetelijk.
Een muis gooit met kracht een baksteen naar de kop van een kat (die misschien, of ook, een kater is). De steen treft feilloos doel. Wat doet de kat, nadat zij door de kracht van de inslag tegen de grond is geslagen? Neemt zij de steen en gooit zij die terug? Of raakt zij in discussie met de muis? Eet zij de muis wellicht op? Probeert zij de muis te bekeren? Niets van dit alles. De kat staat op en is vervuld van liefde voor de muis. De daad van de slechte muis heeft op de kat uitsluitend een haar liefde vergrotende invloed. De kat is op deze manier een ontkenning van de noodzakelijk uit geweld voortkomende pijn. Zelfs meer dan dat: de kat is de absolute ontkenning van gekwetstheid. Hoe komt dat? Is het doordat het geslacht van de kat zo onduidelijk blijft dat een mannelijke ontkenning van pijn kan gepaard gaan aan vrouwelijke tederheid (ik bedoel dit natuurlijk andersom)? Misschien geeft de naam van de kat nog de meest duidelijke aanwijzing voor de richting waarin wij moeten zoeken: Krazy Kat. En nu de muis, deze sinistere verwekker van liefde. De muis heeft maar één doel: de kat overladen met bakstenen. De muis is zich bewust wat steeninslag bij een levend wezen vermag uit te richten. Hij is zich alleen niet bewust van Krazy's onkwetsbaarheid. Het geweld van de muis is voor zijn doelstellingen nog zinlozer dan welk ander geweld ook, maar voor de ontvanger is het zeer heilzaam. Omdat Ignatz, de muis, denkt dat pijn het resultaat is van zijn gegooi, vervolgt hij deze geld verslindende destructieve daad tot in het oneindige. De muis haat de kat en is tegelijk onafscheidelijk van haar. Misschien wil Ignatz in de in vele opzichten bovennatuurlijke wereld van Coconino, waar het verhaal zich afspeelt, wraak nemen op de natuur die dicteert dat de kleine wordt vermorzeld door de grotere. In ieder geval kan hij nooit meer bevrediging uit zijn daad halen dan gelegen is in de daad van het gooien. (Op zichzelf hoeft dat niet gering te zijn: voor een muis staat een baksteen gelijk aan de Amersfoortse kei voor een mens.) Weet de kat van de muizenhaat? Nee. Krazy houdt zich uitsluitend bezig met haar liefde. De dagelijkse steen is voor haar een bewijs van Ignatz’ affectie. De kat mist het instinct van haar soortgenoten. Maar op haar manier is zij een evengrote geboren triomfator. In Coconino, waar zon en maan elkaar spoorslags afwisselen (dat wil zeggen dat het binnen één strip donker en licht wordt in een luttel tijdsbestek) staat de samenleving in haar teken. Krazy is niet alleen vanzelfsprekend het middelpunt van Coconino, er wordt ook voor gezorgd dat zij dit kan blijven. Krazy heeft een noodlot. En dat noodlot is de wet die dubbel (dat wil zeggen als politieman en rechter) wordt gerepresenteerd door | |
[pagina 36]
| |
‘Offissa’ Pupp. Deze politiehond zorgt ervoor dat Krazy niet ongestoord kan genieten van het bombardement. Als enige wetsdienaar in Coconino beperkt hij zijn taak tot het waken over wat niet Krazy's belang is. Hij doet dat niet alleen uit plichtsbetrachting. Pupps noodlot is dat hij Krazy bemint. Pupp wil de steen tegenhouden en ook daarom is hij onafscheidelijk van Krazy en dus van Ignatz. Omdat die laatste het kwaad invoerde in Coconino, heeft de politieman gezorgd voor de vergelding, in de vorm van de bak, nor, bajes. (Zoals meestal blijft de handelaar in de verboden waar buiten schot. Kolin Kelly heet hij, steenbakker.) Weet Krazy van Pupps liefde? Natuurlijk niet. Krazy heeft het te druk met haar eigen gevoelens tegenover Ignatz. Spijt en melancholie blijven haar bespaard. In een wereld waar, bij voorbeeld bij het onherroepelijke vallen van de bladen of bij het mijmeren over ‘the good old days’, melancholie de personages overspoelt, is Krazy het middelpunt waar liefde vandaan gaat en weer terugkomt, samen met de haat. Coconino, een baaierd van surrealistische grappen en onverhoedse manoeuvres, heeft geen idyllisch landschap. Het is kaal en rotsachtig. Een land voor stenengooiers.
De tekenaar George Joseph Herriman begon in 1908 met Krazy Kat, als aanhangsel bij zijn strip The Dingbat family. De kat bezit al onmiddellijk haar bijzondere affectie voor de muis en de muis blijkt de kat evenmin te kunnen vergeten, zoals een titel bij een aflevering al aangeeft: ‘Mr. Mouse Is Back with a Brick’. Zo is het gebleven. In 1916 werd Krazy Kat als strip zelfstandig. Herriman ging ermee door tot zijn dood in 1944. Zonder twijfel (dat mag hopelijk voor deze ene keer) is Krazy Kat de meest persoonlijke en verrassende strip die ooit is gemaakt. Herriman is de James Joyce van de striptekenaars, zijn werk zit vol subtiele en verborgen grappen die altijd een bijzonder hoog niveau hebben. Kort geleden verscheen een fraai uitgevoerde bloemlezing uit Krazy Kat, waarin onder meer enkele prachtige gekleurde afleveringen zijn herdrukt. Het boek is voorzien van twee inleidingen. Allereerst een herdruk van het stuk dat E.E. Cummings schreef ter gelegenheid van de eerste (en hiervoor enige) bundeling van Krazy Kat-strips in 1944. De helderheid van de strips tekent zich scherp af vergeleken met de inleiding van Cummings. Voorafgaand aan zijn parafrase schrijft Barbara Gellman in een zeer feitelijke inleiding dat iedereen zijn eigen interpretatie zal hebben van Krazy Kat. ‘For all the allegorical, philosophical, political, meanings attributed to it by devoted readers, it was, and remains, primarily an experience, one to be had at first hand.’ Krazy Kat kijken en lezen betekent een ontdekkingsreis maken door dat kale land Coconino met zijn nationaal produkt: de baksteen die overal vandaan kan komen: uit een broodrooster maar evenzogoed vanonder een sombrero vandaan. Wanneer het haar uitkomt beschrijft deze steen curven waaraan de gooier geen deel heeft. Coconino is een getekende wereld, daarop maakt Herriman de leeskijker hier en daar nadrukkelijk opmerkzaam. Wanneer bij voorbeeld Pupp om familieleden van Ignatz op te bergen nieuwe raampjes nodig heeft in zijn gevangenis, dan tekent hij die erbij. Ook de steen wordt soms eerst door een van de spelers | |
[pagina 37]
| |
getekend, om daarna zijn werk te verrichten. Maar de suggestie is sterk genoeg. De steen is verbazingwekkend substantieel. De maatschappij van Coconino is, Krazy's liefde buiten beschouwing gelaten, verwant aan onze eigen wereld. In Peanuts leveren neurotische kleuters maatschappijkritiek door zich te gedragen als hun ouders. Zij zijn voor een niet onbelangrijk deel karikaturen. In Coconino hebben de figuren een niet-karikaturale identiteit. Hun bewegingen stellen ons voortdurend voor verrassingen, in het bijzonder het doen en laten van Krazy zelf. Herrimans thema is beperkt, maar zijn vermogen tot variëren is vrijwel onbegrensd. Hij belicht zijn model van een wereld waarin steeds andere dingen gebeuren op één basisthema, van een groot aantal kanten. Daarom blijft hij boeien. Hij loopt niet vast in een stramien. Zoals gezegd bevat Herrimans werk een behoorlijke portie melancholie. In een aantal strips handelt het over de goeie ouwe tijd. Alleen jij en ik waren daar toen, zegt Ignatz tegen Krazy. Jij en ik en de steen. Toen kwam Pupp met zijn gevangenis. Ignatz wil van de vergelding voor zijn daad af. Dat is onmogelijk: in dat geval zou hij de
De baksteen houdt de spelers bij elkaar. Ik ken geen strip waarin de hoofdrolspelers zo onmisbaar voor elkaar zijn als in Krazy Kat. Als kinderen leerden wij uit onze sprookjes hoe doden uit hun slaap werden wakker gekust. De ene keer stond er een prins en de andere de stichter van een godsdienst. Leven en liefde stonden in het teken van tederheid. Van dit soort tederheid is in Krazy Kat geen sprake. Als Sneeuwwitje een steen tegen haar hoofd had gekregen (door het glas van de kist heen), dan was zij zonder twijfel dood gebleven. Lijkenschennis was dat geweest. De dood is niet gevoelig voor een baksteen. Liefde kennelijk wel. Maar bij de herhaling van de steeninslag gaat de gedachte aan het bereikte effect, en vooral aan de feitelijke onmogelijkheid daarvan, verloren. Wat dan overblijft is het lachen om de situaties en toespelingen als onze reactie op verstarring die altijd weer uitloopt op vernietiging van wat dierbaar is voor een ander. Die vernietiging vindt in Ignatz een perfect en blindelings aan zijn oerinstinct gehoorzamende vertegenwoordiger. |
|