Dichters in dit nummer
HUGO CLAUS. Geb. 1929, Publiceerde in 1969: Natuurgetrouwer (verhalen) en Vrijdag (toneel). In 1970 verschijnen onder meer Tand om tand en De Spaanse hoer (toneel), Van horen zeggen en Heer Everzwijn (poëzie).
CESAR VALLEJO. Geb. 1892 in Santiago de Chuco - meer dorp dan stadje in het Peruaanse bergland. Al heel jong kwam hij tijdens een verblijf op een suikerplantage in aanraking met de ‘peones’ van zijn land, die in het woekersysteem van werk op afbetaling en drank in termijnen hun schulden aan de landeigenaar sneller zien groeien dan het suikerriet op de velden die ze bewerken. Deze ervaringen en de sociale onlusten in zijn geboortestreek waar hij als student toevallig bij betrokken raakte, stempelden Vallejo al voor zijn twintigste jaar tot de man die in 1931 in de Spaanse Republiek marxisme doceert en de wereld in 1938 zijn Poemas humanos in het gezicht slingert.
In 1918 verschijnt zijn eerste gedichtenbundel Los heraldos negros, in 1922 gevolgd door Trilce, waarmee zijn naam als de ‘Walt Whitman van het Zuiden’ gevestigd werd. Na verschijning van nog twee gedichtenbundels en beëindiging van zijn studie - filosofie, letteren en rechten - vestigt Vallejo zich in Parijs, waar hij vooral door zijn artikelen voor het tijdschrift Mundial in Lima en door zijn werk als secretaris van het ‘Bureau voor de grote Spaans-Amerikaanse bladen’ bevriend raakt met mensen als Unamuno, Tristan Tzara, Marcel Aymé, Barrault, Artaud en Cassou.
Zijn bezinning op de sociale en economische problemen van wat men nu de ‘derde wereld’ noemt en waarvan hij volgens eigen zeggen min of meer vervreemd is geraakt door zijn literaire werk, leidt na een volledige geestelijke en lichamelijke ineenstorting tot de aanvaarding van het marxisme als enig zeker en fundamenteel uitgangspunt in de strijd tegen uitbuiting en onderdrukking. Drie reizen naar de Sowjet-Unie en zijn steeds nauwere contacten met de nieuwe republiek Spanje bevestigen zijn keuze. Twee toneelstukken Moskou tegen Moskou en Mampar, alsmede zijn bundels Gedichten in proza en Tegen het beroepsgeheim zijn een direct gevolg van de ideologische evolutie van Vallejo. Enkele strofen die hij in brieven aan zijn vrouw neerkrabbelde in de overweldigende uitgestrektheid van het Russische landschap werden de oorsprong voor zijn meest opzienbarende werk Poemas humanos, dat reeds voor de tweede wereldoorlog in het Frans en Engels werd vertaald en daarna in vele landen bekendheid kreeg. Deze gedichten kregen pas definitief vorm na Vallejo's ontzetting over de gebeurtenissen in Spanje en het ‘non-intervention-pact’ dat de fascistische triomf op het schiereiland in de hand werkte. Teruggekeerd van het ‘Internationale Congres van antifascistische schrijvers’, waar Vallejo het uitgebuite proletariaat van Peru vertegenwoordigde, schrijft hij binnen twee maanden de drieëntwintig gedichten van Poemas humanos, waarin de synthese tot stand komt tussen zijn ideologische opvattingen en zijn metafysisch verlangen: een wereld van de droom, ‘waarin geen dood meer is’, omdat het goede het kwade op een dag overwinnen zal. César Vallejo stierf enkele maanden na het beëindigen van Poemas humanos op 13 maart 1938 in Parijs. (Bij de Atheneum-boekhandel op het Spui in Amsterdam is in
verschillende - ook goedkope - uitgaven het werk van Vallejo verkrijgbaar.)