Seksuele moraal
De vreugde van het lichaam, als bron van vele genoegens, en zonder enige gedachte aan voortplanting, is nog verdacht. Ook zij die zulk een genieting zoeken om harentwille, spreken daarover vaak fluisterend, hoe talrijk zij ook geleidelijk zijn geworden. En degenen die aan deze wel in het lichaam gelokaliseerde maar diepe psychische belevenis zonder gedachte aan kinderen, niet meer de eis stellen der duurzaamheid als onafwijsbare voorwaarde, omdat hun dankbaarheid sterker is dan de eis van dienstbaarheid, zijn zeldzaam. Het is duidelijk dat met het kind ‘het sociale contract’ begint en de verplichting jegens dat nieuwe leven, een verantwoordelijkheid waaraan geen zedelijk gericht mens zich kan onttrekken. En dat daardoor ook een bijzondere verhouding ontstaat tussen moeder en vader, ook al zouden zij, bij voorbeeld door scheiding, niet samenwonen. Doch in andere omstandigheden zou de gedachte aan het maatschappelijk contract minder op de voorgrond moeten staan dan die van de spontane, belangeloze liefde. Maar hoevele bezwaren daartegen hebben zowel het systeem der maatschappij, dat de economische afhankelijkheid der vrouw nog gaarne voorop stelt, als de huidige seksuele moraal!
En toch is in het Westen nu bezig een ideaal zich baan te breken dat geenszins uniek is in de geschiedenis der mensheid, maar in onze civilisatie lang was verdrongen: het ideaal van de seksuele vreugde en de erotische kunst, de ontdekking van het menselijk lijf als zetel van eigen en wederzijdse blijdschap, los van de idee der voorplanting.
(Uit Verstandig Ouderschap, juni 1952)