Driehoeksverhouding
Ondanks het feit dat wij nooit zouden durven aanraden het experiment te wagen van het driehoekshuwelijk, behoort ondergetekende toch tot degenen die het evenmin durven te veroordelen. Indien het hier een oprechte, niet op leugen en bedrog berustende, met wederzijds goedvinden tot stand gekomen verhouding betreft, dan zie ik niet in wat ik zou mogen vonnissen. Ik kan helaas begrijpen dat de partners er blijkbaar niet gelukkiger door zijn geworden. Maar ik ben niet moralistisch hovaardig genoeg om over Wibaut ‘ethisch’ de staf te breken, noch me te mengen in de talloze verhoudingen met minnaars of vriendinnen, noch de honderden miljoenen die buiten Europa de polygamie aanvaarden in de hoek te drijven der onzedelijke mensen. Niets is zo begeerlijk als een gelukkig en bevredigend monogaam huwelijk, maar een enkeling is niet ‘de maat van alle dingen’. Men kan moeilijk 2400 miljoen medemensen op aarde voorschrijven hoe zij gelukkig moeten worden. Men heeft het recht te oordelen over de motieven, en men kan die verdelen in verheven en lage, edele en onedele, altruïstische of egoïstische. Maar waar men gewoonlijk de motieven niet kent, moet men voorzichtig zijn met dit oordeel. En veroordelen? Het is slechts met huivering, indien men dit ondanks alles wel eens doet.
(Uit Verstandig Ouderschap, april 1952)