Ironie der historie
In 1927 hielden buitenlandse troepen een deel van Sjanghai (de ‘buitenlandse nederzetting’) bezet. In het mei-manifest van de Tweede (sociaal-democratische) Internationale, waartoe in verscheidene landen ministers, burgemeesters, wethouders enzovoort behoorden, werd opgeroepen tot steun aan de Chinese anti-imperialistische patriotten tegen buitenlandse inmenging.
(Het Volk, 12 april)
‘Daarom demonstreren wij op 1 mei opnieuw voor de onmiddellijke terugroeping der vreemde troepen en oorlogsschepen uit China!’
In de Vrije Socialist van 16 maart had de antimilitarist A.L. Constandse hetzelfde geeist, in verband met het feit dat de Nederlandse regering aan de interventie deelnam door het zenden van het oorlogsschip Sumatra. Hij had echter een beroep gedaan op ‘directe actie’. ‘We zien voor onze ogen voltrekken, hoe Nederland in de oorlog in Azië wordt betrokken. Zullen de arbeiders dit dulden? Wekt de mariniers op tot muiterij, de arbeiders tot staking, alle mensen tot verzet. Oorlog tegen de oorlog!’
Deswege werd Constandse aangeklaagd wegens ‘opruiing tot opzettelijke ongehoorzaamheid en tot muiterij’. Eis van de officier van justitie: vier maanden gevangenisstraf. Uitspraak: twee maanden. Op 9 augustus 1927 werd aan Constandse door een commissie onder voorzitterschap van prof. J.J. Salverda de Grave de akte Frans-M.O.-A. uitgereikt. De dag daarna zat hij in een cel in de gevangenis van Scheveningen, in 1941 door Nederlandse patriotten verheven tot ‘Oranjehotel’. Toen zat Constandse weer in Buchenwald... (Gegevens over 1927 in Opstand, tweede jaargang nrs. 1-2.)