De Gids. Jaargang 132(1969)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] J.C. van Schagen Voorhof I Schemeren vage aanwezigheden - je vermoedt gedaanten in duisternis van iets oerstils er moet een deur wezen ergens, ver verholen, was licht het zou kunnen kasten - gordijnen die iets verbergen toegangen misschien? of bergen ze alleen maar wat of wachten enkel maar - wachten staat rondom, dat is het wel alleen: het heeft de tijd - er is nog niets dat haast misschien ook komt het helemaal niet of er is geen tijd meer toch lijkt er iets te komen - eigenlijk onmerkbaar - naderend toch wel ééns misschien? - of is dat toch iets anders? er moet een boodschap zijn - toch nog niet helemaal vergeten als je kijkt staat alles onbeweeglijk als je even niet hebt opgelet, is er iets verschoven en dan opeens is er overal doening gaande eigenlijk was het er altijd al, maar je hebt het niet gezien om dat andere, dat niet verroert een oneindig veinzen omgeeft je, waarom? waarom durft het niet? het wil je iets betekenen, het geeft iets dóór, een waarschuwing, een voorspelling? een leugen waarschijnlijk die je heel voorzichtig ingegeven wordt in donkere vouwen van een droom het heeft iets ìn, maar tegelijk is het zo onbeschrijflijk onbenullig verachtelijk van lulligheid - of is het spot? het komt in wazen, sluiers en ze zwellen, zinken, zweven wijd uiteen en dan plotseling zijn ze verdwenen spinsels die wat waaien maar tentakels? - och neen, het vraagt misschien wel even soms het wil je bezig houden, maar het laat ook dadelijk weer af het hoeft niets, doet geen kwaad, het gaat wat uit in vage verkeringen maar het is te ijl om iets te zoeken, het is zo moedeloos, zo zwak ringen krimpen om ringen die krimpende ringen omkrimpen, schulpen gaan langzaam open en weer dicht wijde verwezenheden schijnen te tasten soms, maar dan lost het weer op er is heus niets - en plotseling dwarsdóór dan komt een hele vlucht van miniaturen zeer compact en competent snel en beweeglijk als een vlucht rappe kleine vogeltjes [pagina 223] [p. 223] neergestreken en direct weer wèg, dit kon op roof uit zijn maar dan verloopt het weer in dwaasheid zonder slot of zin dit heeft geen spoor van hersens - het zijn maar leegten die zich wervelend vervelen zonder wil soms lijkt het wel retinapuin in kolken stof een vortex van bêtise om je heen maar die je schuwt omdat ze bang is van je omdat ik nu wel ben één woedende kolom van haat Maar terzijde blijft de hoge, rossige schijning aldoor waakzaam staan hij wéét de beul, hij is me heel wat liever dan dat zinloos onbenul de Opziener - O, het hoeft nog helemaal niet, weet ik wel, maar hij laat niet af hij is alleen maar dáár - just in case alleengelaten word je niet - denk dàt maar niet maar ze doen je niets - wéten ze wel íets meer dan dat éne: wachten - zolang ik op mijn hoede ben? er moet toch een consigne zijn dat hem daar houdt - misschien is hij het wel vergeten? loop er niet ìn! en toch - het kan ook wel niet méér zijn dan het consigne van een korstmos op een boom, van wieren op een steen van een doelloze symbiose een fatum dat alleen maar langs je heen vergaat en dat zich niet om je bekommert omdat het ander doel is opgelegd of misschien wel helemaal geen doel? Doelloos, ja dat is het wel zinloos en dat heet jij dan kosmos jij ongelooflijke idioot! toch is er ergens iets verdrietigs er beweegt een gordijn II Verwoesting wezen en dan verwoesting zó volstrekt en zo krankzinnig dwaas dat je - de polsen trillend - neerligt en nu voortaan wéét, voorgoed, het honen dat je begeleidt dat je vergeefs vergeten zal, steeds weer opnieuw maar dat niet aflaat - geen moment dat vuile honen in het bloed dat je veracht - jou marionet en al, wat liefde en goed was voor je, dood-spot met een souvereine haat die daar van oerbegin moet zijn geweest [pagina 224] [p. 224] III Luister - Luister hoe de baaierd ruisend is miljoenen suizingen die het oor bereiken - elk moment en het houdt niet op en het heeft geen zin zie - zie hoe de baaierd het oog aangaat miljoenen firmamenten zwerven langs - elk moment en het krioelen houdt niet op en het heeft geen zin dan dit krankzinnig fijn gespitst vernemen zelf en wat het is en wat het moet? het is alleen maar het krankzinnig fijn vernemen van wat er wegzinkt - elk moment weer in de baaierd van het blinde zwijgen terug waar alle naam verstomt en dat geen bodem heeft het is alleen maar dat onnoemlijk fijn verdeeld vernemen van dat komen dat een gaan dat gaan dat komen is en dat zich dóórzet - elk moment en wat voor zin? van die ontbinding die het beeld versteent van dat verstenen dat het beeld ontbindt en dat het beeld nu eindelijk waarneembaar werd de lange nachten de lange dagen dat je vreemde wordt aan alle dingen vreemde, lang al vóór de drempel Vorige Volgende