De Gids. Jaargang 132
(1969)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
W. van Maanen
| |
[pagina 77]
| |
wat niet goed is in het stuk is ook minder belangrijk. | |
2Wat bracht een Fransman, in het derde jaar van de Republiek, ertoe een imitatie te schrijven van Shakespeare's Timon van Athene? Om deze vraag te kunnen beantwoorden dienen wij wat van de persoon en het leven van Louis Sébastien Mercier te weten. Geboren te Parijs, 6 juni 1740, als zoon van niet onbemiddelde ouders - zijn vader was zwaardveger - studeerde hij aan de Ecole Nationale, waar hij blijk gaf van een bijzondere intelligentie. Al op twintigjarige leeftijd werd hij leraar aan een college te Bordeaux, maar na enkele jaren keerde hij naar Parijs terug om zich geheel aan de letterkunde en de historie te wijden. Zijn eerste toneelstukken werden slecht ontvangen, zowel door het publiek als door de acteurs. Hij wilde - zo verklaarde hij - geen komedie of tragedie schrijven zoals Racine en Molière dat gedaan hadden: die waren hem te kinderachtig! Zijn ‘drame’ zou het leven weergeven zoals het was, het zou een ‘bourgeois’-toneel zijn, dat zich afspeelt onder gewone mensen in gewone, ongezochte situaties. Daarom zou het ook in proza zijn en niet op rijm: ‘Racine a perdu la poésie’. Het is niet verwonderlijk dat een man met deze opvattingen zich aangetrokken voelde tot de Engelse letterkunde, waarin hij een grotere vrijheid, een sterker individualisme en meer werkelijkheidszin vond. Van deze voorliefde getuigen onder andere een prozavertaling van Pope's The rape of the lock (La boucle de cheveux enlevée, 1778), die hij een nieuwe vertalingGa naar eindnoot2. noemde en ‘plus que libre’, wat zij inderdaad ook is. Van dezelfde dichter vertaalde hij Eloise to Abélard, in niet zeer fraaie verzen. Ook aan de dichter Milton bewees hij zijn hommage in een Imitation du troisième chant du paradis perdu, en in een sonnet gewijd aan Miltons blindheid, Les larmes de Milton. Zijn bewondering voor Shakespeare berust wederom hoofdzakelijk op diens vrijheid, zijn afkeer van conventies, zijn vindingrijkheid. Maar hij mist in de Engelse meester een doelgerichte moraal. Het theater moet - volgens Mercier - ‘de school der burgerlijke plichten en deugden’ zijn. Hij wil een ‘drame’ schrijven waarin alle menselijkheid uitdrukking vindt, en daarin staat hij weer dichter bij Shakespeare, alsook in zijn stelling dat ‘de natuur slechts gemengde karakters maakt’. Het eerste stuk van Shakespeare waaraan hij zich waagde was Romeo and Juliet. In zijn prozabewerking daarvan, getiteld Les Tombeaux de Vérone, behandelt hij slechts de banale feiten. Over de liefde wordt uitvoerig geraisonneerd, maar van de poëtische essentie en de kwetsbaarheid daarvan blijft niets over: de ‘story of woe’ krijgt van Mercier een ‘happy ending’! Ook in zijn bewerking van King Lear, waaraan hij de prozaisch-burgerlijke titel gaf van Le Vieillard et ses trois filles (1792), vergreep Mercier zich aan zijn model. Hij vleide zich dat men in zijn stuk ‘la vraie manière de Shakespeare’ zou vinden: wij hebben daar vergeefs naar gezocht. Maar - zegt hij trots - het plan en de details zijn bijna geheel van hem. ‘J'ai mieux aimé offrir un tableau moral rapproché de nous, applicable surtout à la vie domestique. Sous les couleurs théatrales, il pourra servir de leçons aux enfants ingrats et, sous le nom, sont compris sans doute ceux qui ont méconnu, oublié, outragé leurs bienfaiteurs.’ Noch Lear, noch Shakespeare, hadden ooit kunnen denken dat zij nog eens een lesje zouden geven aan Franse kindertjes! | |
3Het derde stuk van Shakespeare waarvan Mercier een imitatie zal schrijven is Timon of Athens. Om deze ogenschijnlijk wat vreemde keuze te verklaren zal het nodig zijn iets meer te weten over zijn verdere levensloop. Na zijn geringe succes als toneelschrijver in Frankrijk (in Duitsland en HollandGa naar eindnoot3. werd hij veel gespeeld), begon hij aan het werk dat hem grote en welverdiende bekendheid zou bezorgen, Le tableau de Paris (1784). De hele achttiende eeuw - zegt zijn biograaf Léon BéclardGa naar eindnoot4. - is vervat in dit werk. Na het verschijnen van de eerste twee delen vestigde Mercier zich in Neuchâtel om daar de volgende tien delen te schrijven. Teruggekeerd in Parijs werd hij een vurig aanhanger van de Revolutie, die | |
[pagina 78]
| |
hij in zijn merkwaardige utopie L'an 2440 had voorspeld. Hij brak met de Jacobijnen en werd in september 1792 lid van de Conventie. Hij stemde tegen de doodstraf van Lodewijk XVI, werd gearresteerd maar na de val van Robespierre weer vrijgelaten. Daarna maakte hij deel uit van de Raad van Vijfhonderd, die hij in mei 1797 weer verliet. Hij werd benoemd tot professor in de geschiedenis aan de Ecole Centrale, een taak die hij schijnt te hebben kunnen verenigen met het controleurschap van de Loterij, een instelling waartegen hij zich eerder, uit moralistische overwegingen, had verzet. Intussen had zijn pen niet gerust. Een nieuw boek over Parijs, Le nouveau Paris (1797), bereikte niet het niveau van het eerste. Een merkwaardige studie is zijn Néologie ou vocabulaire de mots nouveaux (1801), waarin hij blijk gaf van een scherp inzicht in idiomatische verschijnselen en van een verfijnd gehoor; hij was trouwens een groot muziekliefhebber, een ‘gluckiste’, zoals hij zichzelf noemde. In 1802 verscheen nog een kloek historisch werk van zijn hand, Les portraits des rois de France (zes delen). Intussen was hij benoemd tot Membre de l'Institut, waarin hij zich menigmaal op felle wijze tegen medeleden uitliet. Hij vond het jammer dat de ‘fou’ van het hof gebannen was: ‘depuis il y a une multitude de fous littrés qui ne le valent pas’. Hij hield niet van de regering van Bonaparte. Zijn wens hem te zien vallen werd vervuld: hij stierf pas op 25 april 1814. Zijn eigen, ietwat uitdagende grafschrift luidde: Ci-gît Mercier, qui fut académicien, | |
4Merciers Timon d'Athènes werd geschreven in het derde jaar van de Republiek. In de gevangenis, ‘réduit à une inaction forcée’, had hij zijn toevlucht genomen tot zijn meest geliefde auteur, Shakespeare. Zijn Timon bood hem een menigte ideeën en gevoelens overeenstemmend met de zijne, en ik besloot - zo zegt hij in zijn Préface - ‘trouw aan de kunst die ik altijd heb bemind, dit stuk op het Franse toneel te laten opvoeren. Men weet hoe moeilijk het is Shakespeare aan onze toneelregels te onderwerpen en voornamelijk aan de smaak van het Parijse publiek. Toch heb ik dat geprobeerd; ik heb geen enkele vertaling gebruikt; ik heb geschreven en de dialoog gevoerd op mijn eigen manier... Timon van Athene heeft de bijnaam van “hater der mensen”. O, als iemand het afschuwelijke recht had hen te haten, dan zou hij het geweest zijn die gedurende achttien maanden in Frankrijk geleefd had te midden van zoveel tonelen van waanzin en razernij ... Hoe heeft men ooit het oor kunnen lenen aan Robespierre's doctrine? Die duistere tiran was bovendien de gepersonifieerde onwetendheid... De muren die mij omringden, de muren van mijn gevangenis, zijn mij gunstig geweest, zij hebben mij verborgen, het schouwspel ontdaan van de allergrootste euveldaden ... Men zal wel begrijpen dat, vervuld van zulke ideeën, de komischeGa naar eindnoot5. kant van mijn stuk daaronder geleden heeft. Wat kost het niet de menselijkheid te verzaken! Gelukkig is het zover niet met mij gekomen, maar ik moet wel bekennen dat er een gevaar bestaat in zo lang te lijden aan de zwakheid, de onrechtvaardigheid en de slechtheid der mensen, en dat de ellendelingen die geen enkele deugd bezitten ons blootstellen aan het gevaar uiteindelijk de onze te verliezen’. Hoezeer Mercier Shakespeare's kunst ook mag bewonderd hebben en geprobeerd haar aan te passen aan het Franse toneel, het is duidelijk dat hij met zijn Timon in de eerste plaats persoonlijke en politieke bedoelingen had. Dat hij een ‘haïsseur des hommes’ was willen wij wel aannemen, maar dan toch van een bepaald soort mensen: Robespierre en zijn trawanten. Meer nog dan met Timon zelf vereenzelvigt hij zich met de andere protagonist: Alcibiades is het die zijn leger zal inzetten tegen de corrupte senatoren en hen op de knieën zal brengen, terwijl Timon, volkomen ontgoocheld, een eenzame dood verkiest. Als enkele der senatoren Timon in zijn grot bezoeken en hem smeken hun stad tegen Alcibiades te helpen verdedigen, stuurt hij hen weg met de pathetische woorden: ‘Ik heb geen vaderland meer, ik ben voor de wereld gestorven’. En als hij weer alleen is laat Mercier hem - na vier woorden letterlijk van Shakespeare overgenomen te hebben - nog eenmaal zijn gal uitspuwen over zijn vijanden: ‘Soleil, cache tes rayons! (Sun, hide | |
[pagina 79]
| |
thy beams! - V. 1.222) ... Que je ne vois plus les moeurs cruelles des Athéniens (lees: Jacobins), la multitude des délateurs, la horde des brigands, la foule des assassins, et ces nombreux forfaits tous commis, pour comble d'horreurs, au nom sacré de la Patrie. Dieux! délivrez-moi de cette cité si froidement criminelle...’ In Shakespeare zijn: ‘Sun, hide thy beams; Timon hath done his reign’, Timons laatste woorden. Hoe hij ten slotte sterft wordt niet duidelijk: zijn graf wordt door een soldaat ontdekt. Mercier echter laat zijn Timon een vergiftige plant vinden, hem opeten en sterven. Zijn laatste woorden zijn: ‘La mort vient, je la sens ou plutôt je la savoure. Puisse mon dernier soupir être celui de tous les méchants!’ Kort voor dit welsprekend maar niet geheel duidelijk einde (wat voor een ‘soupir’ is dat?) is Alcibiades weer ten tonele verschenen. Hij herkent Timon nauwelijks en denkt dat hij gek is geworden. Zich tot zijn soldaten wendend, spreekt hij hen als volgt toe: ‘Aux armes, soldats! sonnez trompettes! que le bruit éclatant de vos sons, en se rependant sur notre route, rallie et augmente le nombre de ceux qui vont avec moi, servir ma vengeance. L'immortelle cause de la RépubliqueGa naar eindnoot6., si longtemps outragée par les plus injustes et les plus misérables des hommes... Vengeance! c'est elle qui doit nous réconcilier avec toute la Grèce (lees: la France) et l'univers!’ Ook Mercier kon schelden, zij het wat geciviliseerder dan Shakespeare. Maar dan ook wel stijllozer! | |
5Thomas Shadwell had - zoals hij tamelijk arrogant zegt in zijn opdracht aan de Hertog van Buckingham - van Shakespeare's Timon een speelbaar stuk gemaakt. Van Merciers bewerking kan dat nauwelijks gezegd worden. Behalve het dienstbaar te maken aan politieke propaganda heeft hij zich ook op andere manieren aan zijn voorbeeld vergrepen: de poëzie is eruit, de moraal is sterk aangedikt, de weinige humorGa naar eindnoot7. is weggelaten. Timon heeft van hem, evenals van Shadwell, een geliefde gekregen, van wie wij echter vrijwel niets te zien of te horen krijgen. Wij willen graag geloven dat Shakespeare Merciers ‘favori’ was: had hij hem dan niet wat eerbiediger kunnen behandelen? Hij bezat ongetwijfeld talent en originaliteit, maar misschien had die tijdgenoot toch wel gelijk die hem, met Rétif de la BretonneGa naar eindnoot8. en de Chevalier de CubièresGa naar eindnoot9., bestempelde als ‘le triumvirat du mauvais goût’.
november 1967 |
|