De Gids. Jaargang 132(1969)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Rein Bloem Twee studentenliederen voor carien Golllard Een enorme trap tegen de tijd en verdomd - het loopt weer, er zit gang in ons hoofd. We vertalen als gekken - dwergen op de schouders van reuzen - schnabbelen wijsheid, doen er weer aan. Wat overkomt ons: een straatlied zingen over 's mans liefde: hij schreef het en leerde ons denken. Zijn handen stonden niet naar graven, hij keerde terug in zijn vak: de dienstplicht van de taal. Zo is het en niet, vaders van een dood gezag - in deze eeuw worden wij opnieuw geboren. [pagina 63] [p. 63] Arnold van Brescia Ik maakte het dus mee, van Abelard en Heloyse, leerde veel en hield van hen. Toen het kapot ging, hij ontmand in het klooster, zij in het klooster, zonder man. Hij voorgoed genezen was, een boek schreef, ervoor instond, dat verboden werd. Een ander klooster in, de monniken vervloekte, bijna vergiftigd werd. Onmenselijke brieven schreef, waar zij maar nauwelijks in geloofde: om antwoord smeekte, het vergeten kon; hymnen, predikaties van zijn hand en die voor lief zou nemen - Weer een boek schreef dat verboden en verbrand werd, het eindelijk opgaf, stierf. Toen ik voor arme klerken sprak. het niet zo goed meer wist, opnieuw begon en beter werd. Naar Rome ging, op straat de republiek verkondigde, verbannen en gehangen werd. Toen mijn nabestaanden, Aernoutsbroeders, clerici vagantes, door Europa zwierven, en schreeuwden. Vorige Volgende