De Gids. Jaargang 131(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Wilna Burger Zes gedichten De nacht van het paard of van een tafel vier poten en een blad warm notenhout, gedekt met flonkerend metaal en kaarsen in kristallen sterren te koud voor mensen in hun slaap zijn ze weggereden de nacht uit, god weet waarheen stamp slechts met een hoef en de dampige wei geeft het antwoord ril de paardelippen de stilte dekt ze toe wees een paard de maan staat achter het hek in de andere wei Raak het vrije veld gaat zo maar niet paddestoelen rijzen uit de grond alle voor de bijl voorzichtig met het spinrag aan het eind van de draad ligt de tijger zijn hart is half werk pas de roos in zijn hart is raak Dorst een groot gebied bleef verstoken het eerst verdwijnen de bloemen het gras en ten slotte de bruine hei [pagina 149] [p. 149] de poriën raken in verval, slikken gaat piepend stroef, stof en nog eens stof de zon geeft wat hij heeft blinkende plassen licht een spiegelende vlakte: kom varen Borst borst, linkerborst, rechterborst brutale flapuit van het vlees losbolletje, schuddertje van plezier weke troel zolang er geen kwaad bij zit chirurgen peuteren de klontjes uit het deeg of halen hun schouders op, een moeilijk vak nog niets bekend arme vleermuis onnozele boezemvriend als ze je weghalen wie zou je niet missen en nog altijd niets bekend Merel het lijkt wel sinterklaas, de merel is op m'n oor komen zitten en deelt van alles uit: zacht dringend kloppen, klotsen ruisen suizen trillen vloeien kolken spatten langzaam druppelen golven stilte brekend schuim, luchtbellen lichtbellen en voor m'n dove tante oorbellen Twaalfjarige dochter dit is een bijzondere morgen een groot aantal gezinnen is uitverkoren om de winter te zien smelten en de aarde naakt aan het ontbijt te treffen ze heeft haar schapevacht de lucht in gegooid en kijk nu: tegen de blauwe of gele of grasgroene zuidenwind twee piepjonge appelboompjes die voor het eerst knoppen dragen Vorige Volgende