De Gids. Jaargang 131
(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
A.L. Constandse
| |
[pagina 43]
| |
de Amerikaanse burgeroorlog, konden de Verenigde Staten de eerste fase van deze politiek succesrijk afsluiten.
Maar intussen was er dan ook veel bereikt. De Russen waren uitgeschakeld doordat in 1867 de tsaar Alaska had verkocht, voor 7,2 miljoen dollar! De Britten hadden in een aantal verdragen toegezegd, af te zien van de voogdij over vroegere Spaanse koloniën. De Fransen, die in 1867 hun Mexicaanse avontuur smadelijk hadden moeten liquideren, hadden ook de plannen tot de bouw van het Panamakanaal in een financieel schandaal en een faillissement zien eindigen. Maar dit niet alleen. In de periode van 1836 tot 1845 was Texas (dat later zo'n rijk oliegebied zou blijken), en in de oorlog van 1845-1848 waren ook Nieuw-Mexico en Noord-Californië aan Mexico ontnomen. De volgende stap naar het zuiden en het westen werd planmatig voorbereid, langs de lijn die liep van Cuba door Panama naar de Filippijnen. De data wijzen het uit: in 1898 werd de reeds lang dreigende oorlog met Spanje uitgelokt. De Filippijnen werden door een sterke Amerikaanse vloot het eerst veroverd: aan de rand van het Aziatische continent kon nu een machtige basis worden gebouwd. Dan werden Cuba en Puerto Rico bezet. De schakel die hen verbond - de landengte van Panama - werd in 1903 door zogenaamde ‘nationalisten’ losgescheurd van Colombia, en werd onmiddellijk een satelliet van de Verenigde Staten, die het kanaal verder groeven (het was in 1914 gereed) en de kanaalzone in eeuwigdurende pacht als territoriaal gebied verwierven. Via Midden-Amerika begon de expansie in de Grote Oceaan. De aanvankelijk zwaarste mededinger, Rusland, werd daar uitgeschakeld door zijn nederlaag in de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905. Nu was echter Japan verschenen als ernstigste rivaal, als dreigende maritieme mogendheid. Het zou veertig jaar duren voordat zijn zeemacht vernietigd was. Maar het liet in 1945 de kracht van een leuze achter: ‘Azië voor de Aziaten’. Een leuze die een sociaal-revolutionaire inhoud kreeg en de geesten opriep die ook de Amerikanen niet goed de baas konden worden, evenmin als Engelsen, Fransen of Nederlanders dat hadden gekund. Het communistische China maakte zich in 1949 los uit de Amerikaanse invloedssfeer en in Zuid-Vietnam begon de rebellie in 1960. Het onderworpen Japanse eilandenrijk is lang niet zo betrouwbaar als Groot-Brittannië aan de andere zijde. Zo veilig als de Atlantische Oceaan is, zo bedreigd voelen de Verenigde Staten zich in de Pacific.
Wat heeft de ontwikkeling van de laatste zeventig jaar te betekenen gehad voor Latijns-Amerika? Het is aanvankelijk het belangrijkste investeringsgebied geweest voor de Noordamerikaanse ondernemingen. Men vergete niet dat tot 1914 de Verenigde Staten nog debiteuren waren van Europa. Zij waren toen echter reeds lang crediteuren van de zwakke Latijnse republieken. Deze waren arm aan kapitaal, rijk aan slechtbetaalde proleten, overheerst door parasitaire feodale kasten, die gaarne bereid waren op te treden als collaborateurs der buitenlandse kapitalisten, die mijnen exploiteerden, plantages cultiveerden, de handel en de transport- en communicatiemiddelen beheersten. De nieuwe kolonisatie was in die zin harder dan de oude, dat de ondernemingen der Verenigde Staten geen enkele verantwoordelijkheid droegen voor het lot der bevolking. Die leefde immers in zogenaamd onafhankelijke republieken, waarover landgenoten regeerden, weliswaar van het volk vervreemde autoritaire kasten, maar landgenoten. De yankis konden hun handen in onschuld wassen. Het is wel waar dat zij herhaaldelijk militair tussenbeide kwamen: van 1914 tot 1933 in vrijwel alle landen van Midden-Amerika; in 1954 in Guatemala; in 1965 in de Dominicaanse republiek. Maar steeds weer vonden zij als hun stadhouders inheemse landheren, officieren en politici. Indien er sprake was van volksverzet dan kon dit doeltreffend worden onderdrukt. De eens zo dreigende Mexicaanse revolutie (1910-1916) had wel tot verdeling van veel grootgrondbezit geleid, maar overigens tot de ontwikkeling van een kapitalistische structuur, die aansloot bij die der Verenigde Staten. Toen dezen in 1917 gingen deelnemen aan de oorlog in Europa begon er een periode van economische bloei en expansie, die tot 1929 ook in Midden- en Zuid-Amerika voelbaar was. Een nieuwe ‘boom’ volgde van 1940 tot omstreeks 1952: de twee- | |
[pagina 44]
| |
de wereldoorlog, de herstelperiode daarna, de krijg in Korea. De grootste onrust is daarna gekomen. Zij is niet verwekt door de Cubaanse revolutie, die er veeleer een gevolg van is geweest. Men herinnert zich hoe vice-president Nixon al in 1958 op zijn reis door Zuid-Amerika bekogeld en gehoond is geworden. Toen reeds ging de regering te Washington aandacht besteden aan de sterke anti-yankee-mentaliteit in Latijns-Amerika. President Eisenhower zond zijn broer erheen om rapport uit te brengen. De Cubaanse omwenteling bracht president Kennedy ertoe te pogen de (mislukte) hulpverlening aan het zuidelijke halfrond te versnellen. Maar zijn ‘Alliantie voor de vooruitgang’ van 1961 bedoelde een antwoord te zijn op een algemene uitdaging.
Er is tot nu toe weinig aandacht geschonken aan de Aziatische invloeden, die de rebellie in Latijns-Amerika hebben versterkt. Men is geneigd te vergeten dat de oorlog tussen de Verenigde Staten en Japan het hele westelijk halfrond in onmiddellijk contact heeft gebracht met de gebeurtenissen van het Verre Oosten. Het antikolonialisme daar moest geleidelijk zijn invloed doen gelden in alle landen rond de Pacific. Theorie en praktijk van de guerrilla zijn in de geest van Che Guevara en zijn geestverwanten niet gerijpt zonder kennis van de verhandelingen van Mao Tse-toeng. Revolutie en oorlog in Vietnam zijn er evenmin zonder uitwerking gebleven. Het is eenzijdig, Latijns-Amerika te beschouwen als een deel van de atlantische wereld. Deze is - bepaalde staten van Afrika uitgezonderd - tamelijk rustig. Een centrum van beroering vormt echter de Grote Oceaan; en daaraan grenzen verscheidene van de landen waarin gewapende opstandelingen actief zijn, zoals Guatemala, Colombia, Peru, terwijl Bolivia er niet ver van verwijderd is. In de plannen van de Noordamerikaanse politici zijn Latijns-Amerika en Azië altijd met elkaar verbonden geweest. Revolutionaire ideeën volgen dezelfde wegen als militairen en handelaren. De orthodoxe communisten van het westelijk halfrond zijn inderdaad het meest beïnvloed door Moskou. Maar zij vormden juist geen stuwkracht voor guerrilla's, hun doel was het met de middenklassen langs evolutionaire weg het feodalisme te liquideren en dan met hen het overwicht der Verenigde Staten te breken. Het conflict tussen Castro en Guevara enerzijds en deze reformistische communisten anderzijds was tekenend voor de situatie. Er zijn allerlei punten van overeenkomst tussen de sociale verhoudingen in de Aziatische landen die bondgenoten zijn van Washington, en de toestanden in Latijns-Amerika. Economische kolonisatie, semi-feodale structuur, corruptie der inheemse heersers, macht van parasitaire generaals kan men in beide gebieden aantreffen. Evenzo de ontstellende aanwas van de bevolking. Wat dit aangaat behoren met name de Filippijnen en Indonesië tot dezelfde sfeer als Colombia en Guatemala. Het is normaal dat de bevolking zich in zulke gebieden verdubbelt binnen dertig jaar, soms binnen zesentwintig jaar. Tegen die geboorte-explosie is geen kruid gewassen. Op 26 augustus bracht de paus een bezoek aan Bogotá, kort nadat hij in zijn encycliek Humanae Vitae vrijwel elke vorm van geboortebeperking had veroordeeld. Hij sprak zijn deernis uit met de armen en wekte op tot verhoogde liefdadigheid, kritiseerde zelfs de rijken, maar wist dat nog het grootste deel van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen, in congres verenigd, evenmin als hijzelf oog had voor de ellende van de aanbevolen vruchtbaarheid. Gaat het zo door, dan zal de bevolking van dit deel der wereld, in 1948 geschat op 150 miljoen, in het jaar 2000 verviervoudigd zijn, gestegen tot 600 miljoen. Ontstellend is het gebrek aan kapitaal, dat immers grotendeels in vreemde handen is, en slechts belegd wordt voorzover het winst geeft, die weer kan worden geëxporteerd. De toestand komt overeen met die in het ongebreidelde kapitalisme, waarin een bezittende groep (in het noorden) profijt trekt van verpauperde massa's (in het zuiden), die natuurlijk opstandig worden als zij hun fatalisme eens hebben overwonnen. ‘De tafel is miserabel gedekt’ - zo schreef een Portugese krant - ‘maar het bed is vruchtbaar’. Vruchtbaar is ook de Amerikaanse economie... voor de Noordamerikanen.
Opvallend was deze zomer het verzet der studenten in tal van Zuidamerikaanse hoofdsteden, die universiteiten bezet hielden, protesteerden tegen militaire dictators, de idee- | |
[pagina 45]
| |
en van Che Guevara verheerlijkten, democratie verlangden en drastische sociale hervormingen. In Bolivia werden de ‘verraders van het vaderland’ aangeklaagd, samen met de Verenigde Staten, en werd een volksoorlog gepropageerd tegen de heersende kliek en de Noordamerikanen. In Rio de Janeiro werd op 3 augustus de studentenleider Palmeira gearresteerd, die werd vergeleken met Cohn-Bendit en door de regering een ‘marxistische agitator’ werd genoemd. En overal werden tegelijk de ‘yankis’ aangeklaagd. Zij stellen helikopters ter beschikking van de troepen die opstanden bestrijden moeten. Zij leiden officieren op in de antiguerrilla. Zij zijn de militaire adviseurs bij het onderdrukken van onlusten. De gewezen minister van binnenlandse zaken van Bolivia, Arguedas, die een kopie van het dagboek van Che Guevara in handen speelde van de Cubaanse regering, en in La Paz werd gearresteerd, vertelde een aantal geloofwaardige bijzonderheden over de rol die de Central Intelligence Agency van de Verenigde Staten speelt in Zuid-Amerika, over de agenten die zij koopt en de wapens die zij levert om revoluties te onderdrukken. Ongewoon is het aantal pastoors en bisschoppen, die zich in Brazilië tegen economische uitbuiting en politieke tirannie hebben verzet. Zij hebben - zoals bisschop Helder Camara - de ‘staat van gewelddadigheid’ aangeklaagd, waaronder het volk leeft. Zijn collega Padim heeft het Braziliaanse regime vergeleken met dat der nazi's, en weerstand daartegen een morele plicht genoemd. Op 11 augustus hebben voorts in Santiago de Chile studenten, arbeiders en jonge priesters de kathedraal bezet. ‘Wij willen de kerk teruggeven aan het volk. We zeggen neen tegen een kerk die in slavernij is gebracht door machtsstructuren en politieke akkoorden, en gecompromitteerd is door macht en rijkdom. ... We zeggen ja tegen een moediger kerk die strijdt voor de ware bevrijding van het volk.’ Veelvuldig werd de naam genoemd van de priester Camilo Torres, die stierf als guerrillastrijder. In een adres aan de conferentie van bisschoppen in Colombia (eind augustus) heeft een aantal geestelijken gezegd dat het geweld in dienst staat van een bevoorrechte, rijke minderheid die zich handhaaft door onderdrukking en vervolging, met instandhouding van honger, analfabetisme, prostitutie en slavernij. Zeventig procent der kinderen is ondervoed, vijftig procent der mensen kan lezen noch schrijven, miljoenen wonen in krotten, zo zeggen zij. De hoogste leiders van de kerk echter zijn bondgenoten van de heersende kasten en van ‘internationale financiële machten’. Deze priesters zeggen geen voorstanders te zijn van geweld, maar het te rechtvaardigen als andere middelen ontbreken om een einde te maken aan de exploitatie en onderdrukking van het volk. ‘Indien de kerk dit bevrijdende geweld zou afwijzen, maar het geweld van tirannen verdedigt en de massa's opwekt te berusten in haar ellende, dan zal zij inderdaad opium van het volk zijn.’ Er is hier een kleine minderheid aan het woord. Maar omdat zij bestaat uit priesters moet men haar ideologische invloed - en die der studenten - niet onderschatten.
Het is niet overdreven te zeggen dat de Verenigde Staten hier worden geconfronteerd met een prerevolutionaire mentaliteit, niet ongelijk aan die welke in Azië tot grote revoluties heeft geleid. Zou de bescheiden guerrilla die nu in zeven landen de regeringen verontrust, en zouden de massale demonstraties in de steden leiden tot werkelijke omwentelingen, waarin de Noordamerikanen tussenbeide komen, dan zouden inderdaad ‘meerdere Vietnams’ ontstaan. In theorie zou het mogelijk zijn dat Washington de ontvoogding en de economische dekolonisatie van Latijns-Amerika aanvaardt en een geheel nieuw beleid gaat voeren. In de praktijk is dit helaas onwaarschijnlijk. De Verenigde Staten hebben in eerste aanleg hun expansiedrang gericht op Latijns-Amerika en het Verre Oosten: Het is daar dat zij met de ernstigste uitdagingen worden geconfronteerd. Leedvermaak over de benarde positie en de erbarmelijke fouten van de Sowjet-Unie in Europa baat hen weinig. De grote politiek wordt niet meer in ons werelddeel gemaakt. Rond de Stille Zuidzee beginnen onvoorstelbare massa's zich te roeren. |
|