De Gids. Jaargang 131(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 301] [p. 301] J. Bernlef Vier gedichten It can kill a man onder hoogspanning levensgevaarlijk wordt alles omgezet gecodeerd en opgeslagen in mijn hoofd zodat ik slapen kan zonder dat een vlek op het behang ik had een vaste plaats aan tafel mij teistert met de smaak van havermout maar deze avond de sigaretten op geen druppel in de fles meer draai ik doelloos aan het toestel en plotseling door de wekker heen Lullaby of the leaves door het orkest van Harry James je stem zes jaar geleden ‘geef mij die krant eens aan’ lig je naast mij met tepels hard van kou of liefde ruik ik de geur van water in je haar weer dezelfde wekker tikt een trait d'union als tussen woorden het sprakeloos begin begon begonnen [pagina 302] [p. 302] Puur geluk In Fiesole een amfitheater naast een museum vol stempels en loodzware sleutels waar ik twee kaartjes haal even verbaasd als altijd over de eeuwige Engelse toerist voor zich uit starend alsof de wereld een ansicht is krijg ik een schok in Fiesole liggen de heuvels van mijn verbeelding grijsblauw van kleur en zacht glooiend verglijden zij als de glimlach waarmee jij mij ene heup uitgedraaid opwacht ik op je af struikelend over de uitgesleten treden Enige Instellingen camera zoom in op haar oor een geweldige behaarde wielerbaan van vlees sta stil voor haar nek en ik denk net het vel op de pap zowel tepels als oksel een kleffe kers een verlaten bouwput vers ligt de lillende tong tussen de ruïneuze kantelen haar prachtig gebit ook dit is een liefdesgedicht d.w.z. een gezichtspunt d.w.z. een droom zet ik mijn bril af ik loop haar voorbij bevries op mijn netvlies als een woord op papier [pagina 303] [p. 303] 5.5.1945 : 10.9.1966 fronzend kijk ik naar een roofje op mijn hoofd de radio staat aan geslof en getrippel gemompel achter muren de smaak van mijn sigaret vermengt zich met die van een speculaasje bij de buren ruik ik postelein en plotseling koekkruimels nog aan mijn vingers zijn er mensen en klim ik op een stoel aan tafel probeer het kleed te raken met mijn tenen de radio staat aan door 't open raam vermengt de geur van heesters zich met 't eten en plotseling schreeuwt mijn oom wij zijn bevrijd! een blad dat door haar nerven zakt zo zakte ik eens door de lijnen van het tapijt die ik nu volg mijn hersencellen in tot aan het begin waar geur van postelein de grijze tijd ontmoet een ogenblik als dit waarin de sigaret mijn vingers brandt ik kruimels aan mijn hand een roofje op mijn hoofd en in mijn mond de smaak van speculaas mijzelf vergeten raak Vorige Volgende