De Gids. Jaargang 131(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] Bea Vianen Drie gedichten Enorme handen Enorme handen zou ik willen bezitten en langs mijn eigen lichaam klauteren ver boven de hoogste toren schrijven van vrolijke zingende dingen. Maar ik heb geen handen, ik kan slechts omhelzen wat ik heb verloren de verliezen van iedereen. Tegen grote waterspiegels in de savannen zou ik mijn ogen willen ruilen, gulzig drinken citroenenlicht, licht vangen in het donker, vinden wat ik verloren heb. Maar ik heb gewone ogen, kan geen liefde onderscheiden met het donker tussenbeide. Positie Wat ik al niet heb kunnen krijgen! - verstoten afgeweerd. Gemaakt en gebroken heb ik gedaan wat ik zelf wou; niemand is aansprakelijk, aan niemand gaf ik het recht zich in te laten met mijn daden die dieper raken dan mijn huid. Heel lang geleden bestond zij, de liefde: een tabbetje, een rif, een atòl, ver van de praatjes en de leugens ging zij, een korjaal, méé met de stroom. Toen op een morgen werd ik wakker de stilte gehaakt in mijn keel; starende kamers in starend verbazen en uit dat staren ontstond een steen. Te zijn... Te zijn een vleugje zoet van sinaasappelbloesems heel even maar echt genoeg om in je wakker te maken een vogelconcert zo luid alsof het orkest de toetsen de stokken en de halzen uit de zalven boven de stammen komt. Te zijn dansend oranje in een wijde cirkel van strookjes een rinkelende hand een vragende hand mijzelf te beheren met de glimlach van een eigenaar die loopt over vreemde terreinen. Vorige Volgende