De moord op de negerleider Martin Luther King, door een blanke doodgeschoten op 4 april, leidde in alle landen ter wereld tot rouwbeklag en roerende herdenkingen. De eenheid die bereikt was bij de huldiging van zijn nagedachtenis stemde echter tot nadenken. Wie en wat werd er betreurd? Het allermeest de dood van een man die matigend kon optreden om de negers af te houden van geweld, wiens christendom hem bewoog ook de blanken lief te hebben. Maar wat dit aangaat was King reeds geen invloedrijke figuur meer. Zijn eigen dood verzwakte de kracht van zijn ideologie: hoe kan een zwart proletariaat geweldloos blijven tegenover het geweld van de blanke meesters? De moord op King is scherp afgekeurd door lieden die geen vinger uitstaken voor integratie van de negers in hun gemeenschap, en die een stadswijk ontvluchten wanneer een neger daarin een woning betrekt.
Het zou evenwel een vervalsing zijn van de historie, in Martin Luther King een soort collaborateur te zien van de blanken. Hij was voorstander van lijdelijk verzet, maar met de nadruk op verzet. Hij steunde met demonstraties en geldinzamelingen stakingen van gekleurde proletariërs. Hij wekte onrust om in openbare vervoersmiddelen, scholen, café's en hotels de apartheid te liquideren. Hij veroorzaakte agitatie om het kiesrecht der negers wezenlijk gerespecteerd te zien. Hij zei in 1963: ‘Eens moet er een begin worden gemaakt. Je kunt de harten van een onderdrukte groep niet winnen met de belofte een wet te steunen, of door drie negers toe te laten tot een universiteit. Je moet de massa in beweging brengen, haar emoties raken. Dat hebben we bereikt. Dat is het begin, de rest volgt.’
Op 4 april 1967 zei hij op een persconferentie in New York, dat de oorlog in Vietnam een fatale onderneming was. Hij eiste het staken van bombardementen op heel Vietnam, onderhandelingen over de datum van vertrek der Amerikanen, en hij wekte dienstplichtigen op zich te beroepen op de stem van hun geweten om militaire dienst voor de oorlog in Vietnam te weigeren. Bovendien brandmerkte hij het feit dat militaire ‘adviseurs’ der Verenigde Staten ook in Latijns-Amerika het ‘systeem van onderdrukking’ in stand hielden om een stabiliteit te bevestigen die ‘gunstig voor onze geldbeleggingen en contrarevolutionair’ was.
‘Het niet-gewelddadige protest is het doeltreffendste wapen van een onderdrukt volk’, zo zei hij eens. King was tot zijn idee van niet-coöperatie en burgerlijke ongehoorzaamheid gekomen na lezing van geschriften van Henry David Thoreau, de Amerikaanse voorloper van Tolstoi, die het recht van de staat afwees om de burgers tot gehoorzame onderdanen te maken. King werd naar zijn eigen zeggen in 1944 ‘gefascineerd door de gedachte van de niet-medewerking aan het georganiseerde kwaad’. Wanneer de Amerikaanse blanken beschaafd en vrijheidlievend genoeg geweest waren, zouden zij zijn bondgenoot hebben kunnen worden in de liquidatie van onzedelijke maatschappelijke verhoudingen, terwijl een gewelddadige strijd tegen personen dan vermeden had kunnen worden. Het tegendeel is gebeurd: het geweld in Amerika correspondeerde met dat in Vietnam. Zo werd de geloofsbelijdenis van King ongeloofwaardig. Aan zijn strijdbaarheid kon men evenwel niet twijfelen. - (Co) |
|